Inzicht en uitzicht
(1978)–Joop den Uyl– Auteursrechtelijk beschermdOpstellen over economie en politiek
[pagina 107]
| |
Complexe wereld, complexe plannenHet Plan van de Arbeid, dat in 1935 verscheen, is een historisch document, maar het is allerminst van actuele betekenis ontbloot. Deze actuele betekenis kan op verschillende manieren worden benaderd. Zij ligt in de doorwerking van de bijdrage die het plan heeft geleverd aan het proces van politieke bewustwording, dat in de dertiger jaren in ons land op gang is gekomen en heeft geresulteerd in de doorbraak en de vorming van de Partij van de Arbeid. Een gistingsproces dat gelukkig nog altijd niet tot rust is gekomen. Zij is gelegen in de maatschappelijke structuurwijzigingen die na de oorlog in ons land tot stand zijn gekomen en waarbij de gedachten en voorstellen uit het Plan van de Arbeid van grote betekenis zijn geweest en ten dele nog zijn. Zij is ten slotte gelegen in de vernieuwende werking die van het plandenken op de socialistische beweging is uitgegaan. Zij heeft nationaal en internationaal in een miserabele tijd de socialisten samen gebonden in de strijd voor een concreet doel. De bezieling daardoor gewekt, mag in het trieste landschap van de dertiger jaren niet tot krachtige nieuwe stromingen hebben geleid - de oogst aan invloed en gewonnen gezag is na 1945 ruimschoots binnengehaald. Het is tegen deze achtergrond niet verwonderlijk dat socialisten hier en elders soms met een zeker heimwee terugdenken aan die periode, waarin de doelstellingen van maatschappelijke en politieke actie zo duidelijk en scherp omschreven leken. De vraag die zich hierbij opdringt, is of de rol die de plannen van de Arbeid in het Westeuropese socialisme hebben gespeeld, zich laten repeteren. Zij waren meer dan alleen projecten voor crisisbestrijding. ‘Mede tegen deze achtergrond van een steeds sterkere verstrengeling van staat en maatschappij, moet men de plannen van de arbeid zien, die in buiten- en binnenland de laatste jaren worden ontworpen. Zij zijn niet enkel een antwoord op de gruwelijke werkloosheidscijfers; zij gaan ook uit van een geheel andere geest.’Ga naar eind1 Die nieuwe geest was een sterk geloof in de bestuurbaarheid van de samenleving in een periode, waarin het laisser faire tot een vloedgolf van maatschappelijk defaitisme had geleid en de desperado′s vrij spel kregen. Het was de overtuiging vóór de historische afrekening met het negentiende-eeuwse liberalisme te staan. Zeker, het beeld dat de Socialistische Internationale in die jaren vertoonde, was allerminst verheffend. De Engelse Labour Party was wanhopig verstrikt in het pro en contra van de bewapening tegen Hitler. De Zweedse partij, die het eerst met succes een Plan van de Arbeid in praktijk bracht, stond in het naar zijn hoogtepunt gaande wereldconflict weinig minder neutralistisch opgesteld dan vandaag. | |
[pagina 108]
| |
Maar hoeveel zwakke plekken de politieke wapenrusting van het socialisme ook vertoonde - voor de economische kwaal van een vastgelopen westerse wereld wees het onvervaard een nieuwe en juiste weg. Is de idee der planmatigheid nog voldoende geladen om als sleutelbegrip dienst te doen bij een oplossing uit maatschappelijke en politieke moeilijkheden een kwart eeuw later? Aan dit thema zijn de hierna volgende beschouwingen gewijd, tegen de achtergrond van bedoeling en realisatie van het Plan van de Arbeid. | |
Realisaties van het planWie het Plan van de Arbeid nog eens doorneemt, kan niet anders dan onder de indruk komen van de helderheid en de scherpzinnigheid, waarmee partij gekozen werd in een mistroostige economische situatie. Het voorstel om tot bestrijding der massale werkloosheid over te gaan tot uitvoering van openbare werken op grote schaal was, ook wanneer men het beschouwt tegen de achtergrond van het moderne economische inzicht, gezond en trefzeker. Men kan allerlei kanttekeningen plaatsen bij de wellicht wat naïef geformuleerde onderconsumptietheorie, die aan de conjunctuurbeschouwingen ten grondslag ligt, men kan de opmerking plaatsen dat geldschepping door de overheid eerder dan leningen voor de financiering van de openbare werken in aanmerking had moeten komen, maar dat is wijsheid achteraf. Het is nauwelijks meer voor discussie vatbaar dat de in het Plan aanwezige positieve crisispolitiek de enige mogelijkheid vormde om in de gegeven omstandigheden tot een effectieve bestrijding van de werkloosheid te komen. De plannen verschenen nog vóór de publikatie van Keynes′ grote werk, dat een nieuw tijdperk in het economisch denken zou inluiden. Het financieren van het overheidsbudget met tekorten in een periode van depressie, de cyclische begrotingspolitiek, het afremmen en stimuleren van particuliere investeringen, het zijn gezichtspunten die later verfijnd en ten dele gecorrigeerd zijn. Maar de aanzetten ertoe zijn duidelijk en logisch geformuleerd in het Plan van de Arbeid te vinden. Het was bovendien geen louter studeerkamerwerk, dat werd gepresenteerd. Als men de lijst van werken die voor uitvoering en versnelde uitvoering in aanmerking komen (bijlage I van het plan) bekijkt, dan treft het dat vrijwel alle van de daar genoemde zeventien projecten thans zijn uitgevoerd of in uitvoering zijn (zelfs de IJtunnel in de bijlage als punt 10 genoemd, lijkt nu over de brug te komen). Het bewijst dat de projecten met gevoel voor prioriteiten en voor de betekenis van wat wij tegenwoordig de infrastructuur noemen, zijn gekozen. In het kader van de ordening werd een groot aantal maatregelen gevraagd, die na de oorlog tot stand zijn gebracht. De Nederlandsche Bank is genationaliseerd, er is een wet gekomen voor het toezicht op het kredietwezen, een maatschappij tot financiering van het nationaal herstel en een herstelbank, | |
[pagina 109]
| |
een huurwet en een nieuwe pachtwet. De vestiging van middenstandsbedrijven is gebonden aan een vergunningenstelsel in de vestigingswet bedrijven. De bedrijfsuitoefening in het vervoerwezen is aan een vergunningenstelsel gebonden in de wet autovervoer goederen en de wet autovervoer personen. Het prijsbeleid in de landbouw is komen te rusten op een garantiebeleid voor een aantal essentiële produkten, in vele opzichten overeenkomend met hetgeen in het plan werd bepleit. In de industriële sector zijn in alle provincies economisch technologische instituten tot stand gekomen, zoals door het plan gevraagd. Betere statistische waarnemingen en inventarisatie van de verschillende sectoren van onze economie, waarop in het plan werd aangedrongen, zij zijn in verheugende mate beschikbaar gekomen. De uitvoering van in het plan gepropageerde denkbeelden heeft soms minutieus de weg gevolgd die was voorgesteld. Een bepaald deel van de uitgaven voor openbare werken moet ter beschikking komen van de beeldende kunstenaar. ‘Dit is produktieve werkverschaffing in de allerbeste zin van het woord. Onvergankelijke waarden kunnen door beeldende kunstenaars worden geschapen. Wij stellen ons voor, dat van de 200 miljoen gulden per jaar een flink bedrag voor opdrachten aan beeldende kunstenaars: schilders, beeldhouwers, enz. ter beschikking zal worden gesteld.’ (p. 44.) De 2 pct.-regeling voor opdrachten bij de uitvoering van bouwwerken heeft na de oorlog ingang gevonden. Deze enkele voorbeelden mogen een beeld geven van het constructieve karakter van het plan en de omvang waarin de gedane voorstellen in het naoorlogse bestel veelal door socialisten gestimuleerd, zijn verwerkelijkt. Ten aanzien van allerlei andere punten geldt dat ze in de naoorlogse verhoudingen tot stand zijn gebracht met variaties die soms terug te voeren zijn op een andere feitelijke ontwikkeling dan in het plan werd voorzien, soms eenvoudig het produkt zijn van een compromis tussen socialistische en niet-socialistische opvattingen. Dit spreekt in het bijzonder waar het de orgaanvorming betreft. De publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie, zoals deze na de oorlog gestalte kreeg, kent minder gemeenschapsinvloed dan in het plan werd voorzien. Bovendien werd zij in de belangrijkste industriële sectoren tot dusverre niet verwerkelijkt, zodat de belangrijke taken in het plan toegedacht aan b.v. het textielschap, het bouwschap en het vervoerschap, tot dusverre ten dele bleven rusten. De Algemene Economische Raad, die het Plan wilde, kwam Sociaal-Economische Raad te heten, het Centraal Conjunctuur Bureau werd het Centraal Plan Bureau. Er kwam geen centraal economisch technologisch instituut maar wel een directoraat Industrialisatie bij het ministerie van Economische Zaken. | |
Gebleven actualiteit en maatschappelijke veranderingenVoor een aantal gedachtengangen in het Plan ontwikkeld, geldt dat zij nog altijd aan de orde zijn en op realisering wachten. Dat slaat bij voorbeeld op de | |
[pagina 110]
| |
ordening in het bouwbedrijf, waar nog steeds een beschamende versnippering bestaat gepaard gaande met een gebrek aan openbare controle. Het geldt voor punten als het toezicht op de emissies op de kapitaalmarkt, voor de kapitaalverschaffing tegen redelijke rente ten behoeve van de woningbouw, voor een afdoende wettelijke bescherming van de huurders van bedrijfspanden. De gedachten daarover in het Plan ontwikkeld, zijn vandaag nog even actueel als toen ze vijfentwintig jaar geleden op schrift werden gesteld. Er is ook een aantal desiderata in het Plan waar het socialisme de klemtoon anders is gaan leggen. Ik denk daarbij aan de betogen voor fysieke investeringscontrole en het diepgaande ingrijpen in het bedrijfsleven, dat wordt gevraagd om werkloosheid als gevolg van rationalisatie te voorkomen. Het geldt ook voor de handelspolitieke beschouwingen die de onbruikbaarheid van vrijhandel en de noodzaak van een geordende ruil betogen. Deze beschouwingen zijn principieel niet onjuist geworden maar zij hebben, ten gevolge van de maatschappelijke ontwikkeling, aan actualiteit verloren of zijn door nieuw opgekomen desiderata in de schaduw gesteld. Onder de ontwikkelingen die in het Plan niet werden voorzien en niet konden worden voorzien, moet in de eerste plaats worden gewezen op de aanvaarding en toepassing van een politiek van volledige werkgelegenheid, zoals deze onder invloed van nieuwe economische inzichten na de oorlog in de meeste westerse democratieën is gevoerd. De uitwerking van een politiek, waarin het overheidsbeleid consequent en systematisch wordt afgestemd op een hoog peil van werkgelegenheid en een redelijke inkomensverdeling heeft zich in alle sectoren van de samenleving doen gevoelen. Het inhalen van de oorlogsschade en het streven naar economische expansie heeft de internationale markt een geheel ander aanzien gegeven. Het zijn vooral de veranderingen in geestesgesteldheid en politiek inzicht die de omtrekken van de maatschappij, waarin een economische politiek als in het Plan ontwikkeld tot uitvoering moet komen, hebben veranderd. De periode tussen de beide wereldoorlogen was een tijdperk van stagnatie en defaitisme op vrijwel elk gebied van de maatschappelijke ontwikkeling. De geboortencijfers vertoonden in alle moderne industriestaten een scherp dalende tendens. Er was in de sociologische literatuur een heftige discussie over de vraag of door de dalende geboortencijfers in de grote steden van het Westen niet voor een absolute teruggang van de bevolking moest worden gevreesd. Overal heerste een neiging tot afsluiting en autarkie. De technische ontwikkeling werd eerder gevreesd dan verwelkomd. Het Westen was bevangen van een collectieve vrees voor de toekomst. Dat patroon is door en na de oorlog grondig doorbroken. De geboortencijfers zijn overal gaan stijgen om later weer iets te dalen maar in de belangrijkste landen toch te blijven boven het niveau van de dertiger jaren. De afsluiting heeft plaats gemaakt voor politieke integratieprocessen. Het dekolonisatieproces heeft economisch tot kortsluitingen geleid, maar op veel groter schaal nieuwe perspectieven geopend. Het niveau van de wereldhandel is met sprongen omhoog gegaan. De technische vooruitgang is opnieuw bond- | |
[pagina 111]
| |
genoot in plaats van vijand geworden (ondanks de atoombom). Er is niettegenstaande vele zwakke plekken meer vertrouwen in de bestuurbaarheid van de samenleving dan vóór 1940 bestond. Het veranderde internationale klimaat en met name de veranderingen op het gebied van de economische integratie, hebben de beheersing van de economische expansie binnen de nationale grenzen in een ander licht gesteld en de beheersing van de expansie is thans meer een Europees en Atlantisch vraagstuk dan een nationaal probleem. De betekenis van de in- en uitvoer ten opzichte van het nationale produkt en daarmede de internationale afhankelijkheid van ons land is sterk vergroot in vergelijking met voor de oorlog. De mogelijkheid tot handhaving van een hoge graad van werkgelegenheid in het kader van een internationale expansieve economie heeft de behoefte aan correcties en ingrepen in het prijsmechanisme verminderd. Dat verklaart waarom veel wat in het Plan wordt gesteld over gedetailleerde methoden voor beheersing van de expansie en controle op de rationalisatie thans als overbodig aandoet. Dit betekent niet, dat de globale methoden van economische politiek, zoals zij na de oorlog in ons land met vallen en opstaan worden toegepast, toereikend zijn. Het blijkt met name dat binnen deze globale methoden handhaving van het economisch evenwicht en redelijke inkomensverdeling voortdurend botsen. Het zwaartepunt bij de toetsing van het economisch stelsel in socialistische kring is na de oorlog komen te liggen op de geschiktheid van dit stelsel voor het bereiken van fundamentele doelstellingen. | |
Planning en maatschappelijke structuurhervormingHet Plan stelde nadrukkelijk dat bij uitvoering van de voorgestelde maatregelen nog geen socialisme zou worden bereikt: ‘Uitvoering van het Plan brengt echter nog niet opheffing van het arbeidsloos inkomen uit kapitaalbezit en van de klassentegenstellingen.’ ‘Door de maatregelen van het Plan wordt wel de beschikkingsmacht van de bezitters der produktiemiddelen ingeperkt.’ (p. 18) Naarmate in de na-oorlogse welvaartsstaat bestaanszekerheid bij een redelijk welvaartspeil werkelijkheid werd is het socialisme meer aandacht gaan geven aan de middelen om de klassentegenstellingen op te heffen en de grote inkomensverschillen te verminderen. De Weg naar Vrijheid (1951) is daarvan een illustratie. Het werd gelanceerd als een planboek, niet als een plan. Het leunde zwaar op de planninggedachte en verdedigde de planmatigheid bij de ontwikkeling van verschillende sectoren van het maatschappelijk leven, maar het werd welbewust niet als ‘plan’ gebracht. Kracht of zwakheid? De naoorlogse wereld heeft een overstelpende veelheid van plannen geproduceerd. Niet alleen in het economische vlak, maar evenzeer in de sociale sector, voor onderwijs en cultuur. Het samenbundelen van te nemen maatregelen tot een organisch geheel met een detaillering van de uitvoering in omvang en tijd op grond van prognoses is welhaast routinewerk geworden. | |
[pagina 112]
| |
Wat het socialisme daarbij onderscheidt van andere maatschappelijke stromingen is het streven naar een integrale aanpak van het geheel van de maatschappelijke ontwikkeling. Een coördinatie van deelplannen afgestemd op fundamentele doelstellingen. Maar het begrip plan in deze zin is sterk gecompromitteerd door het gebruik dat de communisten van de plangedachte hebben gemaakt. Planning vooronderstelt maatschappelijke bewustheid en de bereidheid aan de realisering van de gestelde doeleinden mee te werken. Planning moet niet alleen ruimte laten aan de eigen beslissingen van de burgers, ze moet op een vergroting van de mogelijkheid tot het doen van eigen keuze zijn gericht. Planning voor vrijheid betekent decentralisatie, niet alleen in de uitvoering, maar evenzeer in de besluitvorming. Het Plan van de Arbeid, hoezeer beperkt tot de economische sector van de samenleving, had weet van de gevaren van centralistische planning en koos bewust voor gedecentraliseerde vormen. ‘De ordening worde niet gedacht als streng centralistisch. Integendeel, wat zonder nadeel voor de gemeenschap door het bedrijf zelf kan worden geregeld, moet door het bedrijf worden geregeld. Wat binnen de bedrijfstak op het gebied van commercieel en technisch beheer kan worden overgelaten aan de leider der onderneming, aan boer of aan middenstander, moet aan dezen worden overgelaten. Elke regeling heeft zijn grenzen, daar waar het nut van de verdere regeling wordt teniet gedaan door het nadeel van de geringere zelfwerkzaamheid der betrokkenen. Waar het gemeenschapsbelang het eist, moet echter de individuele bedrijfsvrijheid wijken.’ (p.140) Het Plan bouwde voort op het rapport Nieuwe Organen, beklemtoonde de betekenis van de nieuw te vormen bedrijfsschappen en besteedde voor de periode, waarin het werd opgesteld merkwaardig weinig aandacht aan verdergaande socialisatie. Voor De Weg naar Vrijheid waarin alle terreinen van maatschappelijke ontwikkeling aan de orde kwamen, gold deze gerichtheid op decentralisatie des te sterker. Ik vind het dus geen achteruitgang, dat het naoorlogse socialisme wel met deelplannen werkt, maar geen poging doet zijn gedachten over het geheel der maatschappelijke ontwikkeling als ‘plan’ te presenteren. Essentieel is of de verbindende gedachte aanwezig is en leeft onder de aanhang. Op dit punt kan een zekere verwarring in de vijftiger jaren niet worden ontkend. De aanzet wordt verschillend gekozen. Er is heimwee naar de zekerheid in doeleinden van vóór de welfare state. Er is een behoefte om de veranderingen, die plaatsvonden te minimaliseren en de tegenwoordige verhoudingen volgens de overgeleverde begrippen te benaderen. Door herziening van hun beginselprograms hebben vrijwel alle socialistische partijen de afgelopen jaren getracht hun positie tegenover de veranderde maatschappij opnieuw scherp te stellen. De programherzieningen hebben soms veel verzet (Engeland) en in het algemeen weinig enthousiasme gewekt. Sommigen distilleren daaruit dat deze herzieningen overbodig en voortijdig waren, dan wel getuigden van ‘bijgeloof in woorden’ (Barents ‘Socialisme en Democratie’, dec. 1960). Natuurlijk zijn programherzieningen op zichzelf niet meer dan rituele handelingen, maar de ideeënconcentratie, waartoe ze een poging vormen, is | |
[pagina 113]
| |
eerder te laat dan te vroeg gekomen. De tijd van ‘bezinning’ en ‘oriëntatie’ heeft al rijkelijk lang geduurd. Wil het socialisme mee blijven spreken, dan is rechttrekken van de lijnen urgent. Het kán ook, gelet op de grote mate van overeenstemming in denken, die in de socialistische partijen naar voren komt. Als men naast elkaar legt het nieuwe program van de Zweedse partij met de toelichting van Erlander daarop, een geschrift als The Labour Case van Roy Jenkins (1960) en het Hannover Appell van de Duitse socialistische partij, dan frappeert vooral de overeenstemming in doelstellingen en methoden, uitmondend in vrijwel gelijke formuleringen van taken voor het socialisme. | |
Uitgangspunten van socialistische planning nuUitgangspunt van de positiebepaling van socialistische partijen in de zestiger jaren zijn de fundamentele tekorten van de welvaartsstaat. De klassentegenstellingen hebben door de gestegen welvaart en de groei van de middengroepen weliswaar een andere vorm aangenomen maar ze zijn allerminst verdwenen. Nieuwe machtsgroepen zijn geëvolueerd, de tendens tot afsluiting en geheimhouding is weinig minder sterk dan in de periode van het ongebreidelde ondernemerskapitalisme. De machtsstructuur van de welvaartsstaat is weinig doorzichtig en kent vele groepen die nauwelijks aan bod komen. Kenmerkend is het gevoel van velen buitenspel te staan. Tussen de botsende belangengroepen leidt de parlementaire democratie een moeizaam gevecht om het algemeen belang tot uitdrukking te brengen. De producenten zijn beter georganiseerd dan de consumenten en het verbruikersbelang is de sluitpost van het nationaal budget. De bevoorrechting van oude machtsgroepen duurt voort als gevolg van ongelijke bezitsverhoudingen. De inkomensverdeling is gelijkmatiger geworden, de vermogensverdeling nauwelijks. Erfrecht en kapitaalwinsten bepalen tot op grote hoogte de maatschappelijke ontwikkelingsmogelijkheid en daarmee veel van de vrijheid van de mensen. De inkomensverhoudingen zijn verbeterd maar er is een groep van deels arbeidsloze topinkomens die het beeld van protserige verspilling, typerend voor het historisch kapitalisme, continueert. Daartegenover staat een groep van ongeveer 20 pct. van de bevolking (ongeschoolde arbeiders, bejaarden, door calamiteiten als langdurige ziekte, scheiding, gerechtelijke straffen en ontwrichting getroffen gezinnen) die op de grens van het bestaansminimum leven en voortdurend met materiële nood te kampen hebben. Gelijke kansen om de innerlijke vermogens tot ontwikkeling te brengen worden belemmerd door tekort schietende onderwijsvoorzieningen, die een belangrijk deel van de bevolking niet in de gelegenheid stellen om de minimale vereisten voor een volwaardig staatsburgerschap te verwerven. De in de welvaartsstaat getroffen voorzieningen komen tot dusver voornamelijk ten goede aan de meest begaafden. De minder begaafden krijgen in plaats van compenserende voorzieningen (bijv. langere vakanties voor bedrijfs- dan voor schooljeugd) extra weerstanden te verwerken. | |
[pagina 114]
| |
De publieke, voor allen toegankelijke voorzieningen blijven sterk ten achter bij de groei van de particuliere welvaart. In de reeds klassiek geworden formulering van Galbraith wordt de na-oorlogse samenleving gekenmerkt door private opulence amidst public squalor. Het is een aan de veranderde omstandigheden aangepaste formulering van het merkteken van het historische kapitalisme, poverty amidst plenty. Vrijwel alle voorzieningen waarvoor de overheid de eerste verantwoordelijkheid draagt (woningen, verkeer, recreatie, rechtspraak, politie, bejaardenzorg, sociale bijstand) blijven in omvang en kwaliteit ten achter bij de voorzieningsgraad van particuliere gebruiksgoederen wat betreft overdadige variëteit en luxe. De vrije wereld vertoont in de strijd voor behoud en uitbreiding van democratische waarden in de wereld over de gehele linie een tekort aan initiatieven en daadkracht. Dat uit zich in de aarzelingen ten opzichte van de verdediging van het westen, het moeizaam verloop van de noodzakelijke economische en politieke integratie, het te langzaam op dreef komen van de hulpverlening aan onderontwikkelde gebieden, en schadelijke achterhoedegevechten tegen de voortgaande dekolonisatie. | |
Fundamentele doelstellingen en complexe plannenTegenover dit beeld van een aarzelende, naar steunpunten zoekende samenleving, die de kwalen van gisteren nog onvoldoende overwonnen heeft om de problemen van vandaag aan te kunnen, stelt het socialisme de eis van voortgaande structuurhervorming. Tegenover de machtsusurpatie van het particuliere bedrijfsleven vraagt het om hervorming van de structuur van de onderneming, om nationaal en internationaal te geraken tot een onderordening van het ondernemingsbelang aan het algemeen belang. Tegenover de overmachtspositie van de grote apparaten vraagt het om verdergaande scholing en weerbaarmaking van de burger enerzijds, doeltreffender controlemiddelen (ombudsman, administratieve rechtspraak) anderzijds. Organisatie en invloed van de verbruiker dient te worden versterkt en in de organen van het bedrijfsleven tot uitdrukking te komen. Tegenover de bevoorrechting, voortvloeiende uit de opeenhoping van bezit bij weinigen, stelt het de consequente doorvoering van vermogensspreiding zowel individueel als in collectieve vormen. Verhoging van successierechten en belasting op vermogenswinsten kunnen de gelijkheid van kansen vergroten. Het is juist op het terrein, waar gestreden wordt om de voorrang van particuliere- en gemeenschapsbestedingen, dat de planninggedachte thans haar grootste actualiteit heeft. Wanneer men zich beperkt tot de doelstelling van het Plan van de Arbeid: bestaanszekerheid bij een behoorlijk bestaanspeil, zou althans binnen het nationale kader van een verminderde behoefte aan planning kunnen worden gesproken vergeleken met de situatie in de dertiger jaren. Onze economische structuur is oneindig gezonder dan toen. | |
[pagina 115]
| |
De weerloosheid van grote groepen der bevolking (werklozen, boeren, middenstanders, bejaarden) is in belangrijke mate opgeheven. In het zicht van deze veranderingen komt de opvatting naar voren dat het planmatig ingrijpen naar de achtergrond kan worden gedrongen. Na de hoogconjunctuur van Keynes en de theoretische economie komt thans, ook bij degenen die in beginsel geen tegenstanders van planning zijn, de mening tot uiting dat de tijd voor eerherstel van het klassieke denkschema waarin het prijsmechanisme een centrale plaats innam, is aangebroken. Prof. Schouten heeft deze gedachtengang onlangs oppervlakkig maar symptomatisch geformuleerd. ‘Het ideaal tot uitdrukking gebracht in de slagzin “het moet, het kan, op voor het plan”, spreekt uiteraard des te meer aan, naarmate gebrek aan werkgelegenheid en welvaart als nood wordt aangevoeld. De onderontwikkelde landen, welke kennis hebben gemaakt met de welvaart in de hoogontwikkelde landen zijn dan ook over het algemeen uitgesproken voorstanders van een planeconomie. In elk geval heeft het socialistische en vaak ook het communistische ideaal daar een rijke voedingsbodem.’ In onze gedachtengang ligt geen uniform, allesomvattend plan opgesloten, wel een integrale aanpak. In het socialistisch denken menen velen die aanpak elders te moeten zoeken. Zij wijzen op de rationalistische inslag, de ‘rekenachtigheid’, die de welvaartsstaat van het kapitalisme zou hebben overgenomen; op het calculatieprincipe in de moderne onderneming en de daarbij passende bevelstructuur; op de commercialisering van de samenleving onder invloed van de in alle schuilhoeken van het bestaan indringende reclame; op de zelfvervreemding van de mens die zich als onmachtig enkeling geplaatst voelt tegenover ongrijpbare, massale apparaten, op de tot agressiviteit opwekkende rol van de concurrentie; op de vereenzaming in een periode waarin zoveel oude gemeenschapsbindingen opdrogen en de zakagenda het bestaan terroriseert. Ik ontken niet de waarde van elk van deze benaderingswijzen van maatschappelijke en menselijke nood. Ze zijn op het vlak van psychologie en sociologie van essentiële betekenis. In de politiek, dus in het proces van machtsvorming dienen zij echter vertaald te worden in termen van omvorming van maatschappelijke instellingen en van bestuurlijke ordening om ter zake te zijn. Het Plan van de Arbeid kreeg zijn unieke betekenis voor het socialisme in ons land omdat daarin sentiment en politiek program samenvielen. Een complexe wereld vraagt complexe plannen. Het is niet verwonderlijk dat daarin sentiment, of wil men ervaring van menselijke nood en politiek program langs elkaar heenlopen. Het slagen van een planmatige socialistische politiek in deze tijd vraagt vooral bewustwording van de nood waarin ze haar uitgangspunt vindt. |