dy ontfangen heeft, op dat by dien oock mijn consciencie haer gheestelicke ruste hebbe. Ende op dat door te veel slapens het vleesch tot sonden niet verwect worde, wilt my bystaen met dynen heyligen Gheest, dat ick tegen alle listen des Duyuels, so na den gheest als na den lichame onbeuleckt blijue, op dat mijn slapen selfs gheschie tot dyner eere. Ende om dies wil dat desen dach niet voorby is, sonder teghen dy grootelicx ghesondicht te hebben, ghelijck het nu al bedeckt is, met de duysternissen, die du nu op der Aerden seyndst, wil oock (door dyne barmherticheyt) bedecken alle mijn sonden, op dat ick daerdoor van dijn aenschijn niet verureemt worde, door onsen Heere Iesum Christum. Amen.