Christelyke gezangen
(1713)–Hendrik Uilenbroek– AuteursrechtvrijToon: Psalm 65.
JEHOVA ! uwe gunst en zegen
Bestraald' uw Volk en Land;
Uw goedheit het ons noit verlegen,
In onzen droeven stand.
Jacobs gevank'nis deed gy wen-
| |
[pagina 96]
| |
den;
Van Vyanden gequelt,
Hebt gy ons uit al die elenden,
In vryheit weer herstelt.
2.
Wanneer de misdaan en de zonden
Van ons uw eigen volk,
In menigt', voor uw oogen stonden:
(Gelijk een duistre wolk
Zig over 't Zon-gestraal komt strekken,
Zo keerden glans en ligt.)
Gy quaamt die in genaa bedekken,
En wegdoen uit 't gezigt.
3.
Gy hebt ook van ons weg genomen
Al uw verbolgentheit;
En hitt' des Toorns, (op ons gekomen)
Ja uit den kuil geleid.
Gy had verzoeninge gevonden
In Jezu eigen bloed:
Die, voor de schuld en straf der zonden
Uw regt en wet voldoet.
4.
Uw zegen die is weer geweken,
Breng ons dog weder, HEER,
En Zions muuren schier bezweken,
Bevestigt meer en meer.
O onze Heil-god, van genade !
Doet uwe Toorn te niet;
Bevrijd uw Erfdeel van de quade
Op uw Gezalfde ziet.
| |
[pagina 97]
| |
5.
Want zoud' uw Volk tot alle tijden,
Geslagte, aan geslagt,
Uw strenge straffen moeten lijden
't Welk van uw Heil verwagt?
Zy nu dus lang zoo veel geleden,
Gaan quijnen in die nood:
Geboeid, en in het stof vertreden,
En voor de wereld dood.
6.
Zult gy dan niet, Almagtig Heere,
Die 's levens volheit heeft,
Tot ons, als dooden, wederkeeren,
Op dat uw Volk herleeft,
En uwen Naam met lof verbrijden,
O zegenrijke God !
Dat wy na druk, ons weer verblijden
In uw ons deel en lot.
7.
Toont aan ons, die op u vertrouwen,
Uw goedertierenheit.
Doet ons uw werk van HEYL aanschouwen;
Zoo lange toegezeid.
JEHOVA ! tot genaa genegen,
Die ook behouden kond,
In Jezus geeft genaa en zegen;
Na 't eeuwig HEYL-VERBOND.
| |
[pagina 98]
| |
8.
De Ziel in 't duistre, reikt haar ooren,
Zy luistert wat de HEER,
Aan haar ten goede, wil doen hooren,
Zy wagt en mijmert zeer.
By na van ramp en zugt bezweken.
Totze in Geloov' besluit;
God zal tot my van vrede spreken.
Zy roept ten Hemel-uit.
9.
Spreekt Vrede met uw Gunstgenooten,
Van den Genaden-Throon;
Na 't Vree-verbond zo vast besloten,
In 't bloed van uwen Zoon.
O Vrede, tusschen God en mensche,
Waar in de ruste leid,
O Vreed' der vromen zugt en wensche,
Vol op van Zaligheit.
10.
Voorwaar als 't schijnt geheel verloren,
Komt ons Gods heil naby.
Zy die de vreeze Gods verkoren,
Maakt hy van plagen vry:
Op dat in onze landen woone,
Gods Volk, in vree en eer,
Dat zigh uw HEERLYKHEYT vertoone,
En blinke meer en meer.
| |
[pagina 99]
| |
11.
Dan zullen lieflijk zig ontmoeten
De Goedertierenheit,
De Waarheit zal de Trouw begroeten,
Tot alle deugd bereit;
Om nijd en valsheit uit te blussen:
Ook zal Geregtigheit,
En lieve Vree malkandren kussen
Door regt en deugd geleid.
12.
De Waarheit zal uit d'aarde spruiten:
En 't Goddelijke regt,
Zal zig weer van den Hemel uiten,
Dat al den wrevel slegt:
Dan krijgt de aard een ander leven:
Door deze Hemels' rey,
Zal 't land zijn Edle vrugten geven,
Van deugden meen'gerley.
13.
Dan zal Geregtigheit ten leven,
Voor Jezus aanzigt gaan:
Om aan de zondaren te geven,
't Regt, van voor God te staan.
Hy zal haar in zijn voet-staps wegen.
Gaan zetten altijt voort,
En haar doen erven 's HEEREN zegen,
Naar 't vaste Waarheits woord.
| |
[pagina 100]
| |
14.
O God ! dit is de zugt der vromen:
Nu 't regt van verre staat,
En nauwlijks voor den dag mag komen:
Nu Waarheit op de straat
Begint te struik'len, te bezwijken:
Nu zuivre Liefd en Vree,
Zo verre van de menschen wijken,
Vervult met moeit' en wee.
15.
Dat door uw Waarheits heldre stralen,
't Gantsche Aardrijk zy verligt.
Doet duisternis ten afgrond dalen:
En al wie, leugens stigt.
Laat trouwe Waarheit, Regt en Vrede,
Zijn Zuilen van uw Rijk:
Den Nijd, en Leugen, gansch vertreden
Op dat uw Eere blijk.
EINDE. |
|