Christelyke gezangen
(1713)–Hendrik Uilenbroek– AuteursrechtvrijToon den 89. Psalm.1.
Vers 1. Een Liedt Hammaaloth van David. Ziet hoe goet en hoe lieflijk is 't, dat ook Broeders zamen woonen.
O Christen ! die uw lust in Zions welstant vindt,
Die Jezu Koninkrijk verr' boven 't aardtsch bemindt;
Wat kan u in de ziel doch grooter blyschap geven,
Dan Christi Schaar te zien in vrede zamen leven;
Dat liefde daar gebied', en alle twisten wijken.
Dat eendracht, liefde-dienst,
| |
[pagina 70]
| |
by Broed'ren klaarlijk blijken,
2.
Wat is zoo lieffelijk ! zoo aangenaam en goet?
Dan door 't geloof in Jezus, eens zijn van gemoet:
Als Broeders, door een geest, zoo vast aan een te kleven,
Tot stichting van Gods huis, te zamen aangedreven;
Dat d'een des and'ren nut, in liefde gaat betrachten,
Goetwillig met verstandt, en aller zielen krachten.
3.
Vers 2. Het is gelijk de kost'lijke olie op 't hooft, nederdalende op den Baart, den Baart Aarons, die nederdaalt tot op den zoom zijner kleederen.
Wanneer de vrede Gods, en liefd' haar kracht betoont;
Als Zions Burgerschap zoo lieflijk zamen woont;
Dat is als 't Balsemvocht op Aarons hooft gegoten;
't Welk met zijn eed'le geur quam nederwaarts gevloten,
| |
[pagina 71]
| |
Op 't Priesterlijk gewaad: ja tot den zoom gezegen,
't Heeft al door 't kostlijk vocht, een heilzaam reuk gekregen.
4.
Als Jezus 't heerlijk hooft, ten hemel was verhoogt,
Van daar als Koning heerst, heeft hy zijn Kerk ontvoogd'
Van meesterlijk gezag: doe heeft hy hemels-stroomen
Van zijnen Geest, op 't dor en dorstig landt, doen komen:
En d'Olie der vreugd', gestort op zijne leden,
Die zamen zijn verknocht door Eendracht, Liefd', en Vrede.
5.
Vers 3. Het is gelijk den dauw Hermons, en die nederdaalt op de Bergen Zions.
Die lieve Vreed' is, als wanneer den hemel dauwt,
En 't Aard'-gewas verquikt, door hitt' en droogt' verflauwt,
Ja als dauw op Hermons en Zions Berg met zegen:
Zeer rijk'lijk nederviel, en als een milde regen;
Die zoo met kracht doordringt, dat dorre zielen groejen,
Dat vruchten van den Geest ! zich na volmaking spoejen.
| |
[pagina 72]
| |
6.
Ach wies dan Zions volk, in waarheit (met verstandt)
En liefd', in Jezus 't hooft ! en dat zy handt aan handt,
In Vree haar plichten deen: dan vlood de Nijdt in 't duister,
Na d'afgrondt met haar vrucht, dan kreeg de Kerk haar luister.
Daar Waarheit, Liefd', Geloof, in held'ren glans verschijnen,
Moet leugen, veinzery, en boos gedrogt verdwijnen.
7.
Wel aan, wiens ziele is, met Jezu liefd' doorgrieft,
Herboren van Gods Geest, die toone Broeder-liefd'
En gaa met hem tot Godt. 't Werk, zy van 't hert getuige,
Dat eigen zin en drift, en hoogmoedt nederbuigen,
| |
[pagina 73]
| |
d'Een helpe 's anders last, na Christi voorbeeldt dragen,
En zoek door al dat sticht', den naasten te behagen.
8.
Want wy Gods huisgezind, van Jezu vleesch en bloedt,
En leden van zijn lijf, te zamen opgevoedt,
Die van een Vader zijn, en eener Moeder zonen
In eene erffenis, die eeuwig zamen woonen,
Hoe past daar bitt're nijdt, of haat en Broedertwisten?
De liefd' is de Banier van den oprechten Christen !
9.
Komt nu, ô Vrede-Vorst ! bindt de verbroken band,
Stort waat'ren van uw Geest, op Doorn- en Dist'lig-Landt,
Die 't schaad'lijk vuur van twist, met Broed'ren weder blussen,
Dat Waarheit, Vrede, Trouw, en 't Recht malkand'ren kussen.
Dat Moises, Aron zaam, in 't huis van Godt als Broeders;
Betoonen zorg, en wacht, als Kerk- en Burger-hoeders.
10.
Vers 3. Want de Heer gebiedt aldaar den zegen en het leven tot in der eeuwigheidt.
O dan gelukkig volk ! dat zulken Goedt geniet,
Daar woont Jehova by, die daar zijn zegen biedt;
Daar rust de Vrede Gods; daar wil Godt heil en leven,
| |
[pagina 74]
| |
Tot in der eeuwigheit, zijn lievelingen geven.
Dan leeft men 't leven Gods, dan leeft men, heilig zamen:
Dan roept men eens in Geest, Halleluja. Ja Amen !
|
|