Christelyke gezangen
(1713)–Hendrik Uilenbroek– Auteursrechtvrij
[pagina 326]
| |
Toon: Psalm 91.'t EN staat niet in des menschen macht,
Te Richten zijne wegen.
Door ons beleidt, beraadt, of wacht,
Wordt doch geen heil verkregen.
Geen ongelukken, rampen, quaan,
Geen prikkel, noch elende,
Kan niemant door zijn zorg ontgaan,
Noch door zijn wijsheit wenden.
| |
[pagina 327]
| |
2.
Zo niet de hoogste Majesteit,
By, en met ons, zal wezen,
Op onzen weg, met zyn beleidt,
Wat moeten wy al vrezen?
Al waar wy zyn, op zee, of landt,
Wie? of wat, zal ons schaden?
Is Godt met ons? zijn sterke handt,
Weert van ons alle quaden.
3.
Hy doe zijn vaderlijke oog,
Op ons steeds nederstralen.
Hy doe zyn Eng'len van om hoog,
Tot onze hulpe dalen !
Datz' ons zorgvuldig gade slaan,
Geleyden en bewaren.
En vaardig ons ten dienste staan,
In allerley gevaren.
4.
O Godt, uw vriend'lijk aangezicht,
Verlichte onze wegen.
Dat wy volvoeren onze plicht,
Door u beleidt en zegen.
U geest, en woordt, stuur ons gemoedt.
In alle onze zaken:
Doet die na moeit' en tegenspoedt;
Ter goeder uitkomst raken.
5.
Ons leven is een wandeling,
Een loopbaan die wy loopen.
Een vreemd'lingschap. Is 's werelts-kring
En is geen rust te hoopen,
Wy gaan na 't Hemels-vaderlandt,
Na d'eeuwige Paleyzen;
Daar wy verwachten zaal'ger standt,
Op 't eind' van onze Reyzen;
| |
[pagina 328]
| |
6.
Dat Jezus onze Leidsman zy,
Op dat wy niet en dwalen.
Ter rechter, of ter slinker zy,
Dat hy ons wederhale,
Zo wy van 's Hemels-weg afslaan,
Tot 's werelts breede paden,
Den zatan, of ons vleesch nagaan,
En loopen zo ten quaden.
7.
Terwijl wy zwerven hier beneen
In al het aards gewemel,
De ziel moet door al 't woelen heen,
En wand'len in den Hemel:
Daar zy behoort, en Borger is,
Daar Jezus haar zal geven:
De zaligheit, ter erffenis.
Daar zy met Godt zal leven.
Quero Spero.
EYNDE. |
|