Christelyke gezangen
(1713)–Hendrik Uilenbroek– AuteursrechtvrijToon: Gezwinde Bode van de Min, enz.
VRienden ! op dit Bruilofts-Feest,
Zingt eens vrolijk uit.
Hier past nu geen droeve geest,
Die de vreugde stuyt.
Stelt u Toon, maakt accoordt,
Heft u stem: dat men 't hoort, zeer luidt,
| |
[pagina 162]
| |
Voor de Brui de gom en Bruidt !
Waar de oogen gaan,
Zien wy voor ons staan,
Stoffe van de vreugd',
Die het hert, en ziel verheugt.
2.
't Cierzel van de Bruylofts-Zaal,
Loovers, Palm, en Kroon;
Pralen met haar glans, en straal,
Alle even schoon.
Wat men hoort, wat men ziet,
Vreugde geeft, vreugde biedt met een,
Aan de Gasten in 't gemeen.
De verscheyden spijs,
Noodt de smaak om prijs;
Ook de eêle Wijn,
Roepen al tot vrolijk zijn.
3.
Maar de geest in vrolijkheit
Rijze boven 't stof.
Geeft de hooghste Majesteit,
Den ge-eysten lof,
| |
[pagina 163]
| |
Voor zijn gunst, voor het goet,
Dat hy ons, rijklijk doet, om niet;
Ja ons noch veel beters biedt !
't Is maar ydelheit,
Waar ons oog na weidt:
't Aerdze moet vergaan;
Maar het beste deel blijft staan.
4.
Ziet nu dit gewenste Paar !
In de Echtebant;
Trouwe minne straalt in haar
Herte, ziel, en handt;
Van te vooren in tween,
Zijn gevlochten in een ! wel vast.
Door de liefde t'zaam gepast.
Waar de minne rust,
Wordtze noyt geblust,
Tot dat zy geniet,
Waar zy hare stralen schiet.
5.
Wenscht den Bruydegom, en Bruidt.
d'Algenoegzaam Godt !
Dieze in de Echt besluit
Zy haar deel, en lot.
Zy haar schilt, en haar loon.
Zy het heil, en de Kroon, van beid.
Hy neemt haar in zijn geleidt.
Als haar leven endt,
Hy zy daar omtrent:
Neemt haar beider geest,
In het Hemels Bruylofts-Feest.
|
|