Christelyke gezangen
(1713)–Hendrik Uilenbroek– AuteursrechtvrijToon: Nadien de Godlykheit.
DEs Heeren heerlykheit,
Verzelt met goedigheit,
Blykt in alle zyn werken,
Gy moet, ô traage ziel !
Aandachtelyk merken,
Wat voor uw oogen viel.
| |
[pagina 97]
| |
2.
Gy ziet den Hemel aan,
Daar Zon, en Maane gaan,
In haar bepaalde kringen;
Zy loopen in haar perk;
Gelijk alle dingen,
Doenz' haar bestemde werk.
3.
Daar boven is Godts Stad !
Daar is myn hoogste schat,
Daar zijn de heerlykheden,
Daar is mijn Bruydegom !
Die voor al zijn leden,
Bereidt een Koning-dom.
4.
Daar is der zielen Rust !
Vrede en herten lust,
Daar is al myn verlangen
Daar is mijn eeuwig deel
Dat zal ik ontfangen,
En my vernoegt geheel.
5.
Daar heeft de zond een end,
Vryheit van all' elend,
Zal daar ook eeuwig wezen,
Daar is geen stryd, noch val,
En geen quaat te vrezen,
Godt is daar al in al !
6.
Der wolken schaduw breed,
Dekt ons als met een kleedt !
Voor heete Zonne-stralen,
Dan komt een regenplas,
Uit de wolken dalen,
Op 't groeyend veldt-gewas.
| |
[pagina 98]
| |
7.
Zoo is beschermings wolk,
Van Godt, steeds op zyn volk,
Dat schuilt onder zyn vlerken.
Ook straalt Godts goedigheit,
Binnen zijne Kerk
Daar hy zyn kind'ren weidt.
8.
Gy ziet dat boom, en kruidt,
Groejen ter aerden uit.
Tot nut voor Beest en' Menschen.
O wat een goedigheit !
Heeft Godt boven wenschen !
Voor ons onwaerd' bereidt ?
9.
Wat is de mensch, ô Heer !
Dat hem uw' gunst zoo zeer,
En rijklijk komt beschenken,
Met allen overvloet,
Wie kan 't al bedenken,
't Goedt dat gy aan hem doet ?
| |
[pagina 99]
| |
10.
Gy geeft hem met uw Zoon,
Een Hemels Troon, en Kroon !
Genade, ô Genade !
Wat zullen wy dan Heer,
Voor die groote weldaden,
Vergelden tot uw eer?
11.
Wy zijn geheel verplicht,
Heyligh voor uw aanzicht
Te leven, na uw rechten.
Maakt ons, ô Godt ! bequaam,
Om te zijn uw knechten;
Dan eeren wy uw Naam !
|
|