Christelyke gezangen
(1713)–Hendrik Uilenbroek– Auteursrechtvrij
[pagina 56]
| |
Toon: Psalm 35.1.
't WAs nu in 't Rechthuis uytgepleit,
Den Rechter van het Recht verleidt,
Dien hy rechtveerdig heeft geprezen,
Wierd noch van hem ten kruis verwezen.
Doch gy mijn ziel ! keert uw gezicht
Wat hooger, ziet Godt in 't Gericht?
Die vonnis geeft van zijnen Troon.
De doodt was onzer zonden loon.
2.
Nu Jezus voor ons Borge staat,
Hy onze zonden op hem laadt,
Dit vonnis is tot onzen voordeel,
Hy was verwezen in Godts Oordeel,
Op dat als Godt in 't recht zal gaan,
Wy dan rechtvaardig voor hem staan,
Die dan de zonden niet gedenkt,
Maar ons om Jezus ! 't leven schenkt.
| |
[pagina 57]
| |
3.
Hy moest ten kruis zonder gena.
Men leidt hem heen na Golgotha.
Zoo afgemat, verwondt, geslagen,
Moest hy zijn eygen kruyce dragen:
O wreedtheit ! van dit boos gespuis !
Als Jezus torsten met zijn kruis,
Dwongen zy Symon van Gireen.
Dat hy aan 't kruis zijn schoud'ren leen.
4.
O Jezus ! die uw kruice droegt,
Wanneer gy my oock kruis toevoegt,
Dat ik om uwent wil moet lijden,
In deze laatste booze tijden,
Geeft my in alle druk en smert,
Een willig, dweeg, een lijdtzaam hert:
Maakt my door 't kruis uw beeldt gelijk,
Die kruis-weg leid ten Hemelrijk.
5.
Jezus ! op weg na Golgotha,
Hem volghden groote scharen na,
Ook vrouwen die hem zeer beklagen,
Als zy hem onder 't kruyce zagen,
Hy keert zich om, 't was zijne stem
Gy dochters van Jerusalem !
Weent over u niet over my,
Want uwe plagen zijn na by.
6.
Ja dagen van zoo zwaren druk !
Wanneer men 't achten zal geluk.
Eenzaam en kinderloos te leven.
Als Godt ter wraak zich zal begeven.
Vermurwt, ô Jezus ! ook mijn hert,
Dat ik beween met droeve smert,
De zonde die ten Hemel schreit
Om wraak. Maar toont barmhertigheidt !
|
|