Christelyke gezangen
(1713)–Hendrik Uilenbroek– Auteursrechtvrij
[pagina 29]
| |
Toon: Psalm 105.1.
WEl-dadig Godt wilt de lof-zangen,
Voor uwe goetheyt nu ontfangen,
Ons' herte rijst, en is verheugt;
De mondt verklaart der zielen vreugt,
Wy roemen de weldadigheit
In uwen Zoon ons toe geleit.
| |
[pagina 30]
| |
2.
Gy maakt ook vast de liefde-banden
Aan ons: en geeft de heyl'ge panden,
Van uw genaa en saligheyt,
Door Jezus kruys voor ons bereidt.
Gy voedt ons Heer aan uwen dis
Daar volheit aller zegen is.
3.
Doe d'arme ziele zoo beladen,
Door veele zware missedaden,
Lag in onmacht ter dood gewond,
Vervloekt veroordeelt om de zond,
Was onze kracht en hoop ten end,
Tot Gy u liefde tot ons wend.
4.
Maar gy, ô Godt ! woudt niet verderven
De zondaars, noch ons laten sterven;
Gy zondt veel liever uwer Zoon !
Op aarden neer van uwen Troon
In 't vleesch, en hy wordt ons gelyk,
Hy arm, wy door zijn armoe ryk.
| |
[pagina 31]
| |
5.
O Jezus ! wat hebt gy geleden?
Om ons te lossen, zoo gestreden !
Uw' ziel was droevig tot de doodt,
De smerten waren wonder groot,
Uw Hellen-angst en zielen-strijdt
Heeft ons van doodt, en hel bevrijdt.
6.
Wat hebt gy al voor ons verdragen?
Door Banden, geessels, wreede slagen,
Door nagels, Spies, en doorne-kroon;
Wat lastering, smaat, spot, en hoon?
Aan 't kruis droegt gy de vloek en straf,
En legt voor ons uw leeven af.
7.
O snoode zond ! wat bittre vruchten
Draagt gy? hoe moet mijn Jezus zuchten !
Hoe droevig riep hy in zijn noodt,
Wanneer hy streedt met hel en doodt,
Myn Godt ! myn Godt ! waarom verlaat
Gy my? in dezen droeven staat.
Pauze. 8.
Ziet aan het kruys uw Jezus hangen,
Zijn armen reiken uw t'omvangen;
Komt hier en schouwt uw's levens-vorst
Die zoo naa uw' verlossing dorst;
Uw zaligheyt is uitgewracht,
Hy riep, het is nu al volbracht !
9.
Ziet hier, O ziel ! de wonder-stralen,
Die eeuw'ge liefde nederdalen,
In onzen Borg' en Middelaar,
Schijnt Gods genade wonder klaar.
Zyn recht heeft hy voor ons voldaan,
Godt neemt ons in genaden aan.
| |
[pagina 32]
| |
10.
De zonden zal hy ons vergeven,
Zijn Geest begint een ander leven.
Hy geeft ons hoop van 's hemels erf,
De ziel wordt vry van al 't verderf,
O Godt ! ô algenoegzaam Godt !
Gy zijt ons eeuwig deel en lot.
11.
't Zijn nu de aangename tijden,
O ziel gaat uw in Godt verblijden !
Een bang gemoedt, en droeve geest,
Voegt nu niet op dit Bruylofts-Feest,
Daar Jezus met uw' Bruyloft houdt
Uw tot zyn Bruydt voor eeuwig trouwt.
12.
Wat zullen wy dan wedergeven;
't Is recht dat ons geheele leven
In uwen dienst, zy toegebracht.
want al wat gy van ons verwacht,
Voor al uw goedt is dankbaarheit
Maakt ons, ô Heer ! daar toe bereydt.
|
|