Een eeuw modern kapitalisme. De Regouts. Leed en strijd van Maastricht's proletariaat
(1976)–Michael Ubachs– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 7]
| |
Inleiding.Europa had gedreund onder de mokerslagen der groote Fransche omwenteling. Fel waren de uitbarstingen geweest van den haat van de tot wanhoop gedreven stedelijke maar vooral plattelands bevolking. Als een onheilspellend onweer had zich de zwaarbeladen atmosfeer van klassetegenstellingen ontladen, zóó, dat ze heel ons werelddeel deed schudden en trillen. De feodale absolute heerschappij van adel, geestelijkheid en koningschap was in puin geslagen. De burgerlijke revolutie had gezegevierd. De aanhangers van de idealen Vrijheid, Gelijkheid en Broederschap worstelden voort in de verwachting de gehoopte overwinning eenmaal te behalen. Onze voorouders hebben de grootschheid dier omwenteling nooit onkend. Zelfs de ontzettende wereldoorlog heeft haar revolteerende beteekenis niet kunnen wegnemen. Altijd weer dringt zich deze revolutie aan de menschheid op als een brandende toorts, die reeds vele jaren over deze landen haar lichtende stralen werpt. De oorzaak van deze impressie ligt niet in haar gruwelijk en bloedig verloop, maar veeleer in het feit, dat die omwenteling den maatschappelijken bodem omwoelde tot in zijn diepste lagen. | |
[pagina 8]
| |
Napoleon - bijgenaamd de Corsicaansche bandiet - was in den driedaagschen volkerenslag om Leipzig verslagen. De Franschen waren in deze gewesten reeds overal verdreven; Maastricht hielden ze nog bezet. Eerst begin Mei 1814 werd Maastricht ontruimd. Op dat moment waren de verbondenen reeds zes weken meester van Parijs. In het Fransche tijdperk waren in Maastricht groote veranderingen tot stand gekomen. Aan het Tweeheerig bestuur - dat eeuwenlang de stad voor de helft aan den Prins-Bisschop van Luik en voor de andere helft aan den Hertog van Brabant had toegewezen - was een eind gekomen. Op elk terrein waren hervormingen tot stand gekomen, die van groote vooruitstrevendheid getuigden, doch de welvaart, die de vrijheidsleuze moest volgen, was niet verwezenlijkt. In de jaren van 1815 tot 1834 waren in Maastricht de voorwaarden niet aanwezig, die leiden konden tot scherpe klassetegenstellingen. De lakenweverijen, die hier tot de Hervorming aan groote groepen wevers werk verschaften, waren te niet gegaan als gevolg van de vervolgingen door Karel V. toegepast. De wevers hadden zich èn in Aken en Verviers èn op 't platteland gevestigd. De overige nijverheid, die nog na de Fransche heerschappij bestond of opgericht was, was in de eerste jaren van den Belgischen bezettingstijdGa naar eind(2) zoo geknauwd, dat er bijna geen leven meer in te bespeuren viel. Voor acties van 't proletariaat behoefde men niet bevreesd te zijn. Wel was het in dien tijd zeer onrustig in de stad. Maastricht was destijds in zijn bestaan in hoofdzaak aangewezen op de voordeelen, die het garnizoen bood en de werken, die noodig waren om de fortificaties te perfectionneeren. Het uitgebreide garnizoen bracht leven en vertier en..... somtijds woeste soldatentooneelen. Het opgewekte volksleven met zijn leut, zijn sprankelende uitbundigheid; de stad met hare ontelbare cafétjes, folklore en de merkwaardige volksspelen, die ieder stadspleintje tot open- | |
[pagina 9]
| |
luchttheater improviseerden, konden als de oorzaken beschouwd worden, die, thans nog, den volksgeest zoo opmerkelijk beinvloeden. Het straatleven, de losheid en vrijheidsdrang, de jovialiteit en ongebondenheid van de Maastrichtenaren waren van dien aard, dat de Noord-Nederlander zich moeilijk voorstellen kon bij een volksdeel te vertoeven, dat tot zijn natie behoorde. In de arbeidersbeweging zijn die afwijkende symptomen nog best te onderkennen; ook in dezen, heeft Maastricht zijn zuidelijke sfeer niet verloren. Merkwaardig is in dit verband er op te wijzen, dat in de Belgische dorpen rond Maastricht de Werkliedenpartij bijna in ieder dorp afdeelingen en een volkshuis heeft, terwijl op den Nederlandschen oever van de Maas de S.D.A.P. nog maar matige invloed heeft weten te veroveren. Na de Fransche omwenteling was Maastricht nog een eilandje waar de Franschen heerschten, zoo was Maastricht in den Belgischen tijd een eilandje, waar generaal Dibbets met harde hand het Hollandsch gezag hooghield, ondanks de omspoelende golven der Belgische omwenteling. Zoo is Maastricht thans een omsloten eiland in de zwarte woestijnGa naar eind(3), waarbinnen de klassetegenstellingen soms hoog oplaaien, doch ondanks allen tegenstand de arbeiders kloek de Sociaal-Democratie blijven aanhangen. De tegenstellingen tusschen Holland en België hadden duidelijk bewezen, dat het niet zoo eenvoudig was verschillende nationaliteiten in één staatsverband samen te brengen. Zelfs een taalgrens biedt nog niet den waarborg voor een goede nationale indeeling, want de Dietsche plattelanders en meerdere stedelijke bevolkingsgroepen - doch die van Maastricht vooral - voelden zich homogeen met de Walen en spanden samen tegen het Hollandsche element, dat als een vreemd volk met andere zeden werd beschouwd. Later hebben zich de verhoudingen eenigszins gewijzigd, | |
[pagina 10]
| |
doch nog steeds is de Maastrichtenaar een warmvoelend Walenvriend. In Wallonië voelt hij zich kind aan huis en wordt hij niet als een vreemdeling behandeld. Vóór den oorlog werkten in Luik vele honderden Maastrichtsche vaklieden, die er kennis maakten met de ‘Parti Ouvrier Belge’. Deze connecties hebben veel invloed uitgeoefend op den groei van de S.D.A.P. in Maastricht. Op 25 Augustus 1830 brak te Brussel - na het verbod van de aria ‘Amour sacré de la patrie’ uit de opera ‘La Muette de Portici’ - de revolutie uit. De fakkel van den opstand zwaaide over Belgenland. Weer werd Maastricht, zooals zoovele ontelbare malen in de geschiedenis, belegerd. Hoevele malen hadden de Maastrichtenaren goed en bloed geofferd voor denkbeeldige vijanden? Hoevele malen was de belegeraar van gisteren de verdediger van morgen geweest? En altijd weer werd de gedunde bevolking aangevuld door menschen, komende uit alle oorden. Al deze gebeurtenissen en bloedige ontknoopingen hebben haren invloed niet gemist op de constellatie en den aard der bevolking, wier cultureele opvattingen ook daardoor in niet geringe mate beïnvloed zijn. De Belgische omwenteling was tevens de aanleidende oorzaak tot de vroegtijdige industrialiseering van Maastricht. De Maastrichtsche burger was van oudsher een zakenman; zou hij, nadat zijn stad als volkerenslachtbank zoo uiterst geperfectionneerd was, in dezen minder actief zijn? Zouden zijn oude deugden en ondernemingsgeest versagen? Geenszins, want hij besefte, wat er inhaerent is aan kanon en buskruit en deswege stichtte hij de verwoesters van den geest, namelijk een groot aantal bierbrouwerijen en branderijen. Per duizend inwoners had Maastricht in de Dertiger Jaren ééne bierbrouwerij, terwijl op ieder vijftienhonderdtal burgers eene branderij te vinden was. Voor de distributie dier alcoholische dranken zorgden een | |
[pagina 11]
| |
zeer groot aantal kleine cafétjes en bierhuizen. Er waren straten waar de helft der woningen als drankhuis was ingericht. Het bezettingsleger onder generaal Dibbets kon dus in de Dertiger Jaren van de vorige eeuw zich voldoende moed indrinken in geval het 's nachts uitvallen moest doen om in het ‘vijandelijk land’ vee en landbouwgewassen te requireeren voor voeding van de veelal in nood verkeerende bevolking en bezetting. Erg bloedig is bedoeld tijdperk evenwel niet geweest. De boeren hadden 's nachts posten uitstaan, die de landbouwers bij onraad moesten waarschuwen. Als de uitvallen gedaan werden, vluchtten de boeren met hun vee naar de mergelgrotten in wier doolhoven de soldaten van Dibbets zich niet waagden. De meest tragische episode was een overval van een Belgisch legioen, dat zich op het landgoed Caestert op den St-Pietersberg verschanst had. Hier viel een twintigtal dooden. Ook te Vaeshartelt en in Scharn werd gevochten. Het dagblad ‘L'Eclaireur’, dat gelijk alle bladen in Maastricht tot 't eind der Negentiende Eeuw in de Fransche taal verscheen, vond in de veeltallige cafétjes een uitgebreiden lezerskring. Ieder drankhuis had zijn voorlezer. De opstandige geest werd zoodoende zeer snel verbreid. Meermalen had dit tot gevolg, dat de vesting nog meer vijanden binnen hare muren telde dan er in den loop van de revolutie buiten geweest waren. Er hebben zich meerdere momenten voorgedaan, waarin de stad van binnen uit bijna door de opstandige bevolking ‘genomen’ was. Dibbets moest in straten en op pleinen verdedigingswerken aanleggen en kanonnen van de wallen halen om op het Vrijthof op te stellen. De fatalistische, ruïneerende invloeden van het alcoholisme op den volksgeest en de lichaamskracht der bevolking hebben zich in die revolutiedagen als een vampier, op de arbeidersklasse vóóral, vastgezogen. | |
[pagina 12]
| |
Een der grootste zorgen van de stadsbestuurders was het afwenden van het h.i. dreigend gevaar, dat de opbrengsten der bier- en brandewijn accijnsen zouden dalen. Niet alleen, dat de stadsfinanciën er door ontredderd zouden worden, doch ook de winsten van het edele brouwersgilde zouden in gevaar komen. De invoer van de ‘waterdranken’ thee en koffie werd beschouwd als een gevaar ‘dat de kracht van de maag deed verflauwen en de robuste gesteldheid van de burgers zou ondergraven!’ Het gift slingerde zich in stroomen door Maastricht's volksbuurten evenals de dood en verderf zaaiende gassen van een modernen oorlog. Vooreerst zocht het zijn prooi in de drankhuizen, waar de soldaten en lichtzinnige deernen, onruststokers en opstandelingen den drankduivel als bondgenoot niet missen konden. Allengs werd de alcohol de godendrank, waarvan de moeders meenden, dat hij de moedermelk kon vervangenGa naar eind(4). Het gift was daardoor tot de wieg van den zuigeling doorgegedrongen en bedreigde de menschheid der benauwde veste tot in de klem. Onder dit bedrijf door stookte de duivel van de winzucht met steeds intenser kracht zijn vuren in de hel van stokerij en branderij. Waar waren toen de volksvriendenGa naar eind(5), die zich in de latere jaren, na de opkomst der Sociaal-Democratie, op het tooneel van den socialen strijd vertoonden??... In geen velden of wegen waren ze te bespeuren! Niemand stak een hand uit om den steeds stijgenden stroom van het volksvergif te stuiten. - Bier! was het devies der zelfzuchtige drankkoningen... - Bier! Brandewijn! Winst! De proletariër was het object, het middel voor den drankbereider om zich ten koste van het geluk zijner medeburgers te verrijken. Al vielen de slachtoffers bij honderdtallen, al groeide het aantal imbecielen en krankzinnigen schrikwekkend, stroomen alcohol werden door | |
[pagina 13]
| |
de volksbuurtenGa naar eind(6) gedreven, drongen door tot aan de gloeiende ovens van de aardewerkfabrieken en glasblazerijen, waar de arbeider zijn afgemat lichaam kunstmatig trachtte op te beuren met alcoholisch vocht. Vanzelfsprekend leidde dit steeds tot een reactie, die de slooping van zijn gestel verhaastte. De propaganda voor het drankmisbruik werd zoo intens gevoerd, dat Maastricht's proletariaat jaren in een alcoholische narcose verzonken bleef, in welken toestand het zijn leed uitschreeuwde in opstandige gezangen, waarin de eerste symptomen van klassenhaat te onderkennen waren. De drankzucht, waaraan slechts een klein gedeelte der arbeiders ontsnapte, was oorzaak, dat de voeding ontoereikend bleef en de uithuizigheid sterk bevorderd werd. Hierbij paarde zich een zedenverwildering, die tevens sterk door het aanwezige garnizoen beïnvloed werd. Al deze factoren te samen geven een beeld van den toestand van de Maastrichtsche arbeidersklasse, toen deze geroepen werd voor een nooit gekende uitmergeling door het onverzadigbare kapitalisme - verpersoonlijkt in hoofdzaak door de Regouts - wier zucht naar gewin en weelde grenzenloos was. Het devies ‘Proletariërs aller landen vereenigt U’ was den grooten socialistischen wijsgeer, Karl Marx, nog niet uit de pen gevloeid. De geestelijkheid hield zich afzijdig van het gemeen uit de volksbuurten, dat het stuwend element was geweest in het tijdperk van het toen nog, sterker dan nu, in het geheugen voortlevende gebeuren tijdens de Fransche omwenteling. Was het niet het proletariaat geweest, dat mede, door de bestorming van de Bastille op 14 Juli 1789, de groote maatschappelijke voorrechten der geestelijkheid had helpen vernietigen? En nu... Was nu niet de opkomende bourgeoisie in haar ongebreidelde macht, die tevens een onbegrensde toekomst voor zich had, in staat, datzelfde proletariaat bij het minste verzet neer te slaan? | |
[pagina 14]
| |
Zoo ook waren toen de Maastrichtsche proletariërs gevaarloos en was het aan deze machtsverhoudingen te danken, dat zich niemand om hen bekommerde. Reeds toen was het een axioma, dat de vrijmaking der loonslaven het werk van hun eigen klasse moest zijn. In de Dertiger Jaren der vorige eeuw was er in het oude ‘Trajectum ad Mosam’, en trouwens in het gansche land, op allerlei gebied een bedenkelijk verval te bespeuren. De schoone kunsten en de edele ambachten teerden nog op hun ouden roem uit het tijdperk van de gilden, wier glorie thans nog uitstraalt in Maastricht's schitterende monumenten en kunstvoorwerpen, doch deze schoone stad raakte vóór een eeuw in een toestand van verval. Negen jaar was zij ten prooi aan het cultuurvernietigend militairisme, dat alle levenssappen uitzoog. Mars en koning alcohol hadden samen een verbond gesloten in wier bloedige en knokige greep het volk geestelijk en lichamelijk ten verderve gevoerd werd. In 1834 - honderd jaar geleden - kreeg dit sinistere tweetal tot bondgenoot het opkomend moderne kapitalisme, dat tusschen de resten der menschelijke wrakken als een roofvogel neerstreek en aasde op gewin, zijn prooi opdiepend uit bedompte stegen en sloppen, waarvan er thans nog vele getuige zijn hoe vroeger de geheele arbeidersklasse ‘gehuisvest’ was; krotten, waarin meermalen epidemische ziekten uitbraken en de t.b.c. loerde op haar prooi; krotten, waarin ieder begrip van hygiëne zoek was, waar ‘Magere Hein’ duizenden in een te vroegen dood dreef. Hij was de eenige die oogste op het erf, waar het zwoegende, arbeidende volk als een angstige kudde samengedrongen was, samengedreven als redelooze schepselen. |
|