De schavuiten hadden in die drie avonden vierhonderdvijfenzestig dollar verdiend. Ik had nog nooit zo'n schep geld op zo'n gemakkelijke manier zien binnenhalen.
Toen ze eindelijk lagen te snurken, zei Jim: ‘Ben jij niet verbaasd hoe als die konings zich gedragen, Huck?’
‘Nee’, zei ik, ‘dat ben ik niet.’
‘Waarom niet, Huck?’
‘Nou, zo is dat soort nu eenmaal. Ik denk dat ze allemaal hetzelfde zijn.’
‘Maar Huck, die konings van ons zijn echte schavuiten, dat zijn ze, echte schavuiten.’
‘Nou, dat zei ik toch. De meeste koningen zijn schavuiten, zover als ik kan zien.’
‘Heus waar?’
‘Lees er maar eens over - dan zal je 't wel merken. Kijk eens naar Hendrik de Achtste; dit is een Zondagsschoolonderwijzer bij hem vergeleken. En Karel de Tweede en Lodewijk de Veertiende, en Lodewijk de Vijftiende, Jacobus de Tweede en Eduard de Tweede, en Richard de Derde en nog wel veertig meer. Je had die ouwe Hendrik de Achtste eens moeten meemaken in z'n jonge jaren. Hij trouwde iedere dag met een andere vrouw en de volgende ochtend liet hij haar onthoofden. En dat deed ie even onverschillig alsof hij een paar eieren voor het ontbijt bestelde. ‘Haal Nell Gwynn hier’, zei die. En dan werd ze gehaald. Volgende ochtend: ‘Sla haar hoofd er af’. En ze sloegen het af. ‘Breng Jane Shore hier’, zei die, en daar kwam ze. Volgende morgen: ‘D'r hoofd er af’ - en het ging er af. En hij liet ze iedere nacht een verhaal vertellen en dat hield ie vol tot ie er duizend en één bij elkaar had en toen maakte hij er een boek van. Jij weet niets van koningen af, Jim, maar ik ken ze door en door en die ouwe deugniet van ons is nog één van de beste die ik in de geschiedenis ben tegengekomen. Wat ik alleen maar wil zeggen is, dat koningen nu eenmaal koningen zijn en dat je tegenover hen maar een oogje moet dichtknijpen. Ze kunnen het niet helpen, het komt door hun opvoeding.’
‘De hertog is zo kwaad nog niet.’
‘Ja, een hertog is weer wat anders, maar veel verschil is er toch niet. Als hij dronken is, zou je hem niet van een koning kunnen onderscheiden.’
‘Nou, maar in ieder geval verlang ik niet naar nog meer van hen. Deze is al meer dan ik kan verdragen.’
‘Zo denk ik er ook over, Jim. Maar we zitten nu eenmaal met ze opgescheept en we moeten er maar aan denken wat