De ziel van Limburg
(1932)–Fons Tuinstra– Auteursrecht onbekend
[pagina 127]
| |
[pagina 129]
| |
Ofschoon 'n groot deel van de wetenschap voor de statistiek, dus voor de wiskunde wel ontoegankelik zal blijven, kan ze hier en daar toch zeker steun ervan verwachten. Vooral bij de controlering van de beschrijving van 't volkskarakter als statiese eenheid, 'k Betwijfel zelfs of er in 'n volkskarakter van 'n dynamiese eenheid sprake kàn zijn. Op dit kleine terrein doen zich echter biezondere moeilikheden voor, die vooral duidelik aan den dag treden bij 'n vragenlijst-enquête. Aansluitend bij de karakterindeling van Heimans, (om er maar een te kiezen uit de talrijke), gebruik makend van voorlopige gegevens zou 'k 't hier bedoelde, momentele karakter van de limburger groeperen onder de primaire-emotioneleniet aktieve naturen, 'k Meen reeds te kunnen besluiten, dat voor de betreffende karaktereigenschappen de limburgers 'n hoger gemiddelde vertonen als de gemiddelden door Heymans gevonden, 'k Meen ook dat deze bevinding vrijwel overeenkomt met de hiervoor gegeven beschrijving, die in wezen dezelfde is gebleven als de in 1928 in 't Dagblad ‘De Morgen’ gegeven schets onder schuilnaam, die evenmin op statisties materiaal, maar enkel op introspectie, waarneming en overweging gebaseerd was. Natuurlik blijft nog 't grote en gevaarlike drijfzand-terrein der verklaring en interpretatie onbereikt door de getallen. Bij tijd en wijle zal getracht worden conclu- | |
[pagina 130]
| |
sies, versterkte, verzwakte of niewe gezichtspunten zo objectief mogelik te toetsen. Want al is 't natuurlik niet waar dat men dwalen moet, als men er op uittrekt iets bepaalds te vinden, de extrarmoeilikheden die de ‘inboorling’ juist op dit terrein heeft naast z'n grote voorsprong, zijn niet te ontveinzen. |
|