Zedenzangen(1720)–Carolus Tuinman– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Quaad voorteken. Toon: Reveille vous. 1. De vogeltjes, die vroeg zo zongen, Hen eet de kat wel op den dag. Dus eindigt lachen in geklag By menig, die zo dertel sprongen, 2. Des morgens zal wel blydschap wezen. De zon vertoont een zoet gelaat; Maar eer die 's avonds onder gaat, Komt dikwyls quaad, 't geen zy niet vreezen. 3. Draagt iemand zich als uitgelaten Door zot gelach, en dertelheid: Dan is de tyd, waar in hy schreit, Hem naast, hoe zeker zy ook zaten. [pagina 105] [p. 105] 4. O wee! die lacht: want gy zult weenen, Wel hier; maar meer in hellepyn, Daar nimmer weêr gelach zal zyn, En blydschap eeuwig is verdwenen. 5. Maar ô die hier met traanen zaayen, Daar volgt een tyd, als God die al Eens van uw' oogen wisschen zal, En gy met vreugd zult vruchten maayen. 6. Doch wilt gy u te recht verblyden, Verheugt u altoos in den Heer: Die blydschap eindigt nimmermeer, Maar is volmaakt na deze tyden. Vorige Volgende