Zedenzangen(1720)–Carolus Tuinman– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Hongersauce. Toon: Prins Robberts mars. 1. De hongersaus is allerbest, Waar de spys behaagt. Al was die schoon niet zeer gemest: O dat vergoed de graagt. Zy is het, die de tanden wet, Zo dat een hong'rig man Die in een drooge korst wel zet, En eet 'er hartig van. 2. Ei vraagt eens aan een arbeidsgast, Of landman by den ploeg, [pagina 98] [p. 98] Of hy niet liever eet, dan vast? 't Is zelden hem te vroeg. Geen rykaard smult zo smaakelyk Van 't lekkerste gebraad, Als zulken, tot gezondheids blyk, Geringe kost verzaad. 3. Wanneer 'er deze saus ontbreekt, Dan is de maag in 't slot, Zo dat wel haast de walge steekt Van 't beste van den pot. Zy maakt ook raauwe boonen zoet, Gelyk het spreekwoord leert, Zo dat de spyze smaakt en voed, En haar de maag begeert. 4. Hoe komt het, dat men goede spys Met lange tanden knaauwt, En kieskaauwt, zonder smaak, en vys? De honger is verflaauwt. Die trekt straks uit den lekkertand, By wien zy dien ook vond, En maakt het tot een lekkerland, Al waar te schaffen stond. 5. Gy brengt wel spyzen op den dis: Maar zet 'er honger by, O kok! of smaak ontbreekt 'er wis, Aan al die lekkerny. Dan baat geen suiker, noch geen kruid, Geen mostaart, geen citroen, Geen kappers, noch geen steurenkuit, Al is het op den noen. [pagina 99] [p. 99] 6. Die hongersaus word best bereid Door werken, en door zweet: Terwyl de leuye ledigheid Meest zonder honger eet. De kiezigheid was niet zo groot, Zo honger was in 't woud. Geen taart en smaakt dan als wat brood, Slechts met een weinig zout. Vorige Volgende