Zedenzangen(1720)–Carolus Tuinman– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Dankbaarheid. Toon: Hoe lig ik hier in deez' elende. 1. Doet iemand wel aan bedelaaren, Hy word met ongediert' beloont: En gaat men 't zwyn van modder klaaren, 't Is drek, waar door het dank betoont. Wy moeten dan wel overwegen, Aan wien wy dienst en vriendschap plegen. 2. Ondankb're zyn geen vriendschap waardig, En 't is verloren, wat men doet. O dies onthoud men haar rechtvaardig, Aan die ze stoot als met den voet; Ja! die in plaats van dankbaar melden, Het goed met quaad wel zal vergelden. 3. O niets kan meer tot weldoen noopen, Dan dat men iemand dankbaar ziet, [pagina 75] [p. 75] Al kan men geen vergelding hopen, Als maar erkentenis geschied, Dan zal de wil voor daad behagen, Aan die het hert volvaardig zagen. 4. Geeft God geen reden om te klagen, Die ons zo mild heeft welgedaan, Als gy u zoud ondankbaar dragen. Dit zou dien stroom doen stille staan. Al wat hy weêr van ons begeerde, Is, dat men hem met dank vereerde. Vorige Volgende