Zedenzangen(1720)–Carolus Tuinman– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 71] [p. 71] Eigenbelang. Toon: O zalig, heilig Bethlebem. 1. Des eenen dood is 's anders brood. Daar die om juicht, zal deze schreyen. 't Geen dezen red, brengt dien in nood, En 's eenen weeklagt 's anders reyen. 2. Dat groot verschil maakt myn en dyn. Indien wy and're dus beminden Als ons, het zou dan zo niet zyn, Als wy het doorgaans nu bevinden. 3. Het eigenlievend' zelf-belang Zal eigen nut alleen bejagen: En valt het aan den naasten bang, Het laat zyn eigen pak hem dragen. 4. 't Ontstaat hier uit, dat yder mensch Slechts eigen voordeel zal beoogen; En krygt hy dat, hy heeft zyn wensch. Voor and'ren zy hun zorg vervlogen. 5. 't Is; elk voor zich, en God voor al. Moet ik myn broeders hoeder wezen? Heb ik slechts honig, hy hebb' gal. Ben ik maar veilig, hy mag vreezen. 6. Gy, die elkanders leden zyt, Neemt ook malkanders staat ter herten. Is hy verheugt, zyt ook verblyd. Is hy in druk, dat moet u smerten. [pagina 72] [p. 72] 7. Wat lacht gy om malkanders leed? Het zelve kan u wedervaren. O denkt! dat God het ziet en weet. Hy zal u licht tot erger spaaren. Vorige Volgende