Zedenzangen(1720)–Carolus Tuinman– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 25] [p. 25] Waarheid. Toon: O nacht, jaloersche nacht, enz. 1. Men zegt al lachende de waarheid, is het spreekwoord. Men duld van jok wel, 't geen men niet van ernst verdraagt. Maar went u op dien grond niet aan een schimpof steek woord: Wyl dat een hoorder, dien het treffen mogt, mishaagt. 2. 't Betaamt niet, dat men lof van aardigheid wil zoeken, Door dus te melden 't geen wel iemand schaamrood maakt? Wat haalt gy lachende die dingen uit de hoeken, Waar door een ander wel gevoelig word geraakt? 3. Wat onlust is 'er wel uit zulk bedryf geboren? Wat bitt're vyandschap in vrienden zelf verwekt? Veel beter was 't een schat, als goeden vrind, verloren, De liefd' en vreê wil, dat men waarheid wel bedekt. 4. O! 't dient u niet, zo duur het lachen te bekoopen, 't Geen ras voorby is, maar wel diep in heug'nis bleef. [pagina 26] [p. 26] Best doet men op die wyz' zyn lippen nimmer open, Op dat men dus geen stof tot ongenoegen geef. 5. Bestraffers! 't is te flaauw, al lachend' waarheid spreken, Wanneer de zaak met ernst en trouw behandelt dient. Het lachen kittelt wel, maar prikkelt geen gebreken. De vleyers lachen: maar het ernstig past een vriend. Vorige Volgende