Zedenzangen
(1720)–Carolus Tuinman– Auteursrechtvrij
[pagina 8]
| |
Tot lekkerny
Hen schaft. Als zy zich dus verzaaden,
Dan zyn ze bly.
2.
Saffraan zal aan geen koeyen smaaken.
In 't verkenskot
Zult gy geen vriend met roozen maken.
't Moet zyn verrot,
En drek, en stinkend, wat zal passen
Tot hunnen muil.
Vergeefs zult gy 't eerst zuiver wassen,
Zy willen 't vuil.
3.
Laat konst en wysheid niet verwachten
Van woord of daad,
Dat ooit een plompaard dat zal achten,
Die 't niet verstaat.
't Geen zich naar hun begryp zal voegen,
Hoe slecht en bot,
Dat zal alleen hen vergenoegen,
Al was het zot.
4.
Dus gaat het ook met vleeschelingen.
Niets is hen zoet,
Als draf van ondermaansche dingen;
Geen hemelgoed.
Gods kind'ren hebben and're monden.
Alleen hun smaak
Is dat, waar in zy Jezus vonden,
Met zielvermaak.
|
|