Mengelstoffen van vele christelijke gezangen
(1709)–Carolus Tuinman– Auteursrechtvrij
[pagina 265]
| |
Stemme: Het daget uit het Oosten. Of twee verssen t'zamen, Psalm 130.
I.
HOe fel de stormen ruissen,
'k Sta onverwrikbaar pal:
En hoe de golven bruissen,
'k Ben veilig voor den val.
En hoe de golven bruissen golven bruissen.
II.
'k Heb een verheven Rotze
Ten grond-slag van mijn stant:
Dus derv' ik moedig trotzen
Wat tegen my zich kant.
Dus derv', etc.
III.
Al dav'ren 's werelds zuilen;
Al ploft 't gebergt in zee;
Moet d'aard haar plaats verruilen:
Ik blijf in vaste vreê. etc.
| |
[pagina 266]
| |
IV.
Hoe Bazans eiken kraaken;
Hoe Libans ceder trilt:
Hier kan geen onweêr naaken,
En 't is in kalmte stilt. etc.
V.
Kan iets die Rots bewegen,
Ik wankel te gelijk:
Maar niets vermag daar tegen;
Dies ik ook nooit bezwijk.
Maar niets vermag daar tegen, mag daar tegen.
VI.
Gaan 's Hemels sluizen open;
Zo 's afgronds well' ontspringt;
'k Zal op mijn Rotssteen loopen,
Waar op nooit zond-vloed dringt.
'k Zal op etc.
VII.
Zy steekt door 't drift-zwerk heenen,
Ver boven zon en maan:
Plas-regen, hagel-steenen
Noch blixem kan daar schaên. etc.
VIII.
Al wie die Rots bestrijden
Verplett'ren zich daar aan.
Zy kan die al bevrijden
Wie op haar spitze staan. etc.
IX.
'k Belach 't dan al van boven,
Als veilig van het quaad.
'k Verschuil my in de klooven,
Tot 't onweêr over gaat.
'k Verschuil my in de klooven, in de klooven.
| |
[pagina 267]
| |
X.
Die Rots waar op ik bouwe
En steun, is d'eeuw'ge God.
Wie daar op gaat vertrouwen
Heeft een verzekert lot.
Wie daar op etc.
|
|