Mengelstoffen van vele christelijke gezangen
(1709)–Carolus Tuinman– AuteursrechtvrijStemme: Aimez chercher à plaire.
I.
DRie dingen troosten 't herte
In angst, in nood en smerte
Van ziels en lichaams stand:
| |
[pagina 214]
| |
Gods Herte, Mond en Hand.
Heeft menschen hulp verlaaten;
Is nergens kracht noch raad;
Wanneer ons niets kan baaten,
Zijn die mijn toeverlaat.
II.
Gods lievend Vader-herte
Moet romm'len in de smerte
Der zijne: dus ontbrand
Geen moeders ingewand.
Hoe zou Hy hen vergeten?
Zijn Hert is omgekeert.
Zou Hy hun nood niet weten,
Die 't minste zelf regeert?
III.
Gods Mond en kan niet liegen;
Zijn toezeg niet bedriegen:
JEHOVA is 't die spreekt.
Die nooit beloften breekt.
O die zijn al te zaamen
Ten goede van zijn Kerk,
In Christus ja en amen:
Hy stelt die in het werk.
IV.
Gods Hand hier by is krachtig,
Zijn Vinger is almachtig,
| |
[pagina 215]
| |
Die bragt eens alles voort
Door zijn bevel en woord:
Die moet noch alles dragen,
Niets valt daar aan te zwaar:
Hy doet zijn welbehagen,
Tot redding van zijn schaar.
V.
Wat zoud ik dan vertzagen
Als ik mijn kruis moet draagen?
Gods Herte, Mond en Hand,
Geeft troost en onderstand
Want doch Hy zelf is mijne:
Ik ben de zijne weer:
Dus is ook mijn' al 't zijne.
'k Wil buiten Hem niets meer.
|
|