Mengelstoffen van vele christelijke gezangen
(1709)–Carolus Tuinman– AuteursrechtvrijStemme: O nacht, jaloerse nacht, &c. Of; Esprits qui souspirez. Of; Les frimats ont cessé la Printemps, &c.
I.
HEelmeester Israëls, wiens Balzem ziele-wonden
| |
[pagina 178]
| |
Geneest; ja 't leven zelf aan dooden weder schenkt:
Gy zijt tot heeling van 't gebroken hert gezonden:
'k Bid dat Gy ook aan my elendige gedenkt!
II.
Hier lig ik neêrgestrekt als in Bethesdâs zaalen.
Ach koom, bezoek my zelf! ik kan niet tot u gaan,
Tot mijn genezing helpt geen Engels nederdaalen:
Op meerder prijs en moeit komt mijn herstel te staan.
III.
Gy ondergingt eens zelf veel wonden, striemen, slagen:
Gy stortte water uit, en dierbaar herte-bloed:
Dus droegt g' als Borge voor uw volk hun pijn en plagen,
Tot hun bevrijding; mits Gy dus hun schulden boet.
IV.
Gy ledigde voor ons den bitt'ren droessem-Beker:
En uwe krankheid bragt voor ons gezondheid aan.
Spreek slechts een woord; dan is ook mijn genezing zeker.
'k En wil, 'k en mag, 'k en kan tot niemand anders gaan.
V.
Ik weet al drong de plaag door 't innigst merg en schonken;
Al was de breuk zo wijd gelijk een volle zee;
Al was het quaad tot in de ziel zelf neêr gezonken:
Waar Gy de hand aan slaat, dat red Gy van zijn wee.
| |
[pagina 179]
| |
VI.
Ach 'k ben van top tot teen maar eene teister:
En hooft, en hert, en al is even zeer gebuilt.
'k En vind in 't wereld-rond verband, noch zalv', noch pleister;
Zo dat het kanker-vuur meer voort-eet en vervuilt.
V I I .
Hoe is mijn gantsch gestel geschonden en verplettert!
De ziel en is niet meer als heel het lichaam vry:
Bebloed en krachteloos, vol smerten en verettert.
Zo g' ijmand noodig zijt, Gy bent het ook aan my.
VIII.
Ik geev my over in uw hand, tot uw begeeren:
Snijd, brand, daar 't noodig is; vliem 't diepe zeer vry op;
Doorpeil; ruk af de roov', daar 't onder zou verzweeren;
Neem weg 't verdorven vleesch; druk uit ook d'etterprop.
IX.
Maar koom, en breng dan meê uw wieken en verbindzel:
Past toe uw bloed en Geest: giet oly en giet wijn,
Die zuivert en verzacht: omkleed met uw bewindzel.
Geneest my, Heer! ik zal dan wis genezen zijn.
X.
Maakt Gy my zo gezond; 'k zal u my zelven geven:
En lijf en ziel zal aan uw dienst zijn toegewijd.
Ik zal dan dankbaar, tot uw roem, voor eeuwig leven:
Wijl Gy my 't leven schenkt, en van de dood bevrijd.
|
|