Mengelstoffen van vele christelijke gezangen
(1709)–Carolus Tuinman– Auteursrechtvrij
[pagina 118]
| |
Toon: Windeke daar het Bos af drilt.
I.
YDel vernuft, vermetel brein,
Zoud' gy, zo verblind en klein,
Konnen vatten
Al de schatten
Van d'oneindige Wijsheid Gods?
O die verwaantheid is te trots!
II.
't Eindig bevat 't oneindig niet.
Vind gy in Gods woord dan iet
Daar uw Rede
Straks niet mede
Over een gebragt en werd:
God is veel meerder dan ons hert.
III.
O deze hoogt' is u te steil:
Deze diept' en lijd geen peil
Die 't wil gronden
Word verslonden
In dien afgrond: en 't gezicht
Schemert in zulk een glori-licht.
| |
[pagina 119]
| |
IV.
Is niet die wijsheid dubbel zot
Die wil wijzer zijn dan God:
En vermeten
Zich te weten
't Geen God zelf voor zich behoud?
Fnuik doch niet vleugels: 't is te stout.
V.
Of al het licht aan licht gelijkt;
't Schort aan 't oog dat vonnis strijkt.
't Kan niet missen,
Duisternisse
En begrijpt het licht doch niet,
Of zy 't al helder straalen ziet.
VI.
't Eerst daar de Zatan door bedroog,
Dat was wijsheid, die te hoog
Op wou steig'ren,
En dus weig'ren
Af te hangen van Gods mond:
Daar zich de mensch verdwaast door vond.
VII.
Reden van mijn geloven is
Gods gewis getuigenis
Die niet liegen
Noch bedriegen
Kan: Hy kent zich zelven 't best.
'k Hou my op deze grond gevest.
VIII.
'k Werp al die hooge steilten neer.
Al wat d'Euangeli-leer
Tegenstribbelt,
En beknibbelt,
Moet gevangen zijn geleid
Onder Gods Zoons gehoorzaamheid.
| |
[pagina 120]
| |
IX.
'k Wil dan niet ingaan in het geen
Ik niet heb gezien: o neen!
Ik wil vreezen
En niet wezen
Hoog-gevoelend, of niet wijs
Boven de maat en 't onderwijs.
X.
Wijl ik u niet bevatten kan,
Waarheid-zee, omvat my dan.
'k Wil gelooven,
Schoon het boven
Reden is, wat Gy getuigt:
Daar zich mijn ziel gaarn onder buigt.
XI.
'k Laat dan de wereld wijsheid roem,
Die 'k met recht onzinnig noem.
Dat die zotten
Met my spotten;
Ik belach hun dwaasheid weêr.
Laat ik maar wijs in U zijn, Heer!
|
|