Beginzel van hemelwerk(1720)–Carolus Tuinman– AuteursrechtvrijBestaande in mengelzangen over menigerlei uitgelezene geestelyke en stichtelyke keurstoffen, tot zielverlustiging, op veelerhande rymtrant en toonen Vorige Volgende Huichelaars. Toon: Sarabande. Of Psalm 110. 1. Het masker van vermomde huichelaaren Is wonder schoon, uitwendig geblanket. Die schaar komt voor, of 't Hemelborgers waren: En dat bedriegt, wie op dien toestel let. 2. Al zyn ze dood, nog veinzen zy te leven, Als beelden, die door konst bewogen zyn. Zo schynt het vleesch wel van den geest gedreven. Doch alles is slechts nagebootst, en schyn. 3. Zy zyn, gelyk de graven zich vertoonen. 't Geplaastert mooi der buitenkorst bevat, Gebeenten, stank, en wormen, die 'er woonen, Afgryslyk voor wie daar gezicht van had. 4. Maar ligt eens op dat looze schandendekzel: Daar schuilt bedrog, en leugen in het hert. Doch weet, Gods oog doordringt dat overtrekzel, En hy beproeft, wat daar verborgen werd. 5. Wat wascht gy doch de schotels, en den beker, Van buiten, daar inwendig gruwel is? [pagina 209] [p. 209] Doe 't binnenst weg, of wacht een strengen Wieker. O huichelaar! Gods straffe komt gewis. Vorige Volgende