Beginzel van hemelwerk
(1720)–Carolus Tuinman– AuteursrechtvrijBestaande in mengelzangen over menigerlei uitgelezene geestelyke en stichtelyke keurstoffen, tot zielverlustiging, op veelerhande rymtrant en toonen
[pagina 200]
| |
Als zulke vlekken daar in raken.
2.
Niet minder kleven de gebreken
Van zulke, daar men meê verkeert,
Het zy in daaden, of in spreeken.
Het voorbeeld wordt haast nageleert.
Geen pek kan ooit zo diep doordringen.
Hier helpt geen wasschen, noch geen wringen.
3.
Het pek mag vast aan 't lichaam hangen,
Of aan de kleed'ren, die het vat,
Besmetting, in de ziel ontfangen,
Kleeft vry meer vast en diep, dan dat,
En kan niet worden weggenomen
Door zeep, en gantsche waterstroomen.
4.
Het water om de ziel te wassen
Van smet, en schuld, is Bloed, en Geest
Van Jezus, die dat toe moet passen,
En dus ons reinigt, en geneeft.
Wie dat genoot, moet op zich letten,
En myden 't pek, dat kan besmetten.
|
|