Beginzel van hemelwerk(1720)–Carolus Tuinman– AuteursrechtvrijBestaande in mengelzangen over menigerlei uitgelezene geestelyke en stichtelyke keurstoffen, tot zielverlustiging, op veelerhande rymtrant en toonen Vorige Volgende Zorgeloosheid. Toon: Wie der zotten wysheid ziet. 1. Acht uw' vyand niet te kleen, Op uw' eigen kracht vermeten. Ziet van Davids slingersteen Goliath te grond gesmeten, En met eigen zwaard gedood, Schoon hy was zo sterk, en groot. 2. Die niet op zyn vyand past, Met een zorgeloos verachten, Word al menigmaal verrast, Schoon wy niet zodanigs wachten. Dus wierd Laïs onbewust Overrompelt in hun rust. 3. Ziet eens, wie rondom u gaat: 't Is de Helleeuw, die met woeden Op u loert, zo vroeg, als laat. [pagina 176] [p. 176] Zult gy u voor hem niet hoeden, Die in 't eerstgeschapen paar, Wierd een menschenmoordenaar? 4. O! wat zyt gy, breuk'lig ried! Zult gy daar op durven steunen? Kent gy dan u zelven niet? Wie op eigen staf wil leunen, Zal gewis niet blyven staan, Tot een straf van eigenwaan. 5. Spiegelt u aan meer dan een Van Gods grootste gunstelingen, Die wel zwaare vallen deên, Toen zy zich hier in misgingen. Als men om geen vyand denkt' Word m' 'er eerst wel van gekrenkt. 6. Geef, Heer! dat ik ned'rig zy, Nimmer trots van hart of oogen. Sta met uwe hulp my by. Wie zou my dan overmogen? Als gy aan myn zyde zyt, Vrees ik niet wie my bestryd. Vorige Volgende