Beginzel van hemelwerk(1720)–Carolus Tuinman– AuteursrechtvrijBestaande in mengelzangen over menigerlei uitgelezene geestelyke en stichtelyke keurstoffen, tot zielverlustiging, op veelerhande rymtrant en toonen Vorige Volgende [pagina 172] [p. 172] Trouweloosheid. Toon: Tranquille caeur preparez vous. 1. 'T bedrog, dat in de wereld heerscht, Word allezints nu ondervonden. De duivel pleegde 't allereerst: De menschen bouwen op zyn gronden. Zo de praat, Als de daad, Is vervult van die schuld, Die God in niemand duld. 2. Oprechtigheid behaagt den Heer, Die waarheid in het binnenst minde. Maar ô men vind die zelden meer: Zo weinig als de godgezinde. Oud en jong, hart en tong, En 't gedrag, Is nu, ach! Bedrieglyk, waar men zag. 3. Gelooft ook menig Broeder niet, Zo gy niet wilt bedrogen wezen. Ja! menig bedgenoot verried. Waar is dan geen bedrog te vreezen? Maar ô wee! wie dat deê: Want God haat zulk een daad, En gruwelt van dat quaad. 4. Maar schoon al iemand u bedroog: Bedrieg gy nimmermeer een ander. O! niets bedriegt Gods wrekend' oog. Is iemand tot bedriegen schrander, O! dat werk, is een merk, [pagina 173] [p. 173] Dat hy wis 't Kroost ook is Van den Vorst der duisternis. Vorige Volgende