Beginzel van hemelwerk
(1720)–Carolus Tuinman– AuteursrechtvrijBestaande in mengelzangen over menigerlei uitgelezene geestelyke en stichtelyke keurstoffen, tot zielverlustiging, op veelerhande rymtrant en toonen
[pagina 164]
| |
Het geen dat zinnebeeld ons leert.
2.
Hoe ras gebeurt verandering!
Wat maakt hy quaade rekening,
Die zich op 't ondermaansch verlaat,
En maakt op 't geene niet is staat!
3.
Gebeurt, wel dat een blyde dag
Al ras een droeven avond zag.
Jobs boode brengt wel onverwacht
Een tyding, daar men niet om dacht.
4.
Een brand, een storm, een watervloed,
Een roover, dief, of bankeroet,
Maakt iemand in een uur wel quyt
't Gewin der gantsche levenstyd.
5.
Hoe hooger dikwyls iemand stygt,
Hoe hy 'er laager val na krygt,
Met rasser, en met harder plof.
Zo wispelturig is het Hof.
6.
De dood sleept wel een tafelgast
Ten grave, als hy zwelgt, en brast:
Of ryken vrek, als hy zyn geld
Oprekent, en tot stapels teld.
7.
Ook word wel een van 't Bruidlofsbed
Ter slaap in 't eeuwig huis gezet.
Die was op 't vreugdenmaal genood,
Word wel gespyst met traanenbrood.
8.
Ei! zo gy zoekt bestendig goed,
Vergadert schatten van 't gemoed,
| |
[pagina 165]
| |
Die zelf geen dood ontnemen zal.
O! hy, die God heeft, heeft het Al.
|
|