Beginzel van hemelwerk(1720)–Carolus Tuinman– AuteursrechtvrijBestaande in mengelzangen over menigerlei uitgelezene geestelyke en stichtelyke keurstoffen, tot zielverlustiging, op veelerhande rymtrant en toonen Vorige Volgende Schepzels. Toon: Is liefde zoet lyden. 1. Het schepzelgenieten, Hoe lieflyk dat was, Zal eind'lyk verdrieten, En dikwyls wel ras. 't Is ydel, 't is vluchtig. 't Verzadigt geen ziel, Hoe vrolyk, hoe kluchtig, Dat eertyds beviel. 't Misbruiken zal laten, Een prikkel in 't hart, En 't kan ons niet baaten In d'uiterste smart. 2. Gy schepzelgezinden, Begrypt dit eens wel. [pagina 137] [p. 137] Wat meent gy te vinden, Al dikwyls een hel, In dingen, waar om gy Den hemel verliet? Maar zegt, wat bekomt gy Slechts quelling, en niet? Zy, die zich zo gaven, Onzinnig, en blind, Aan schepzels tot slaven, Alleen grepen wind. 3. Laat schepzels dan varen, En 't losse genot. Bezeft met bedaaren De volheid van God. De Schepper zal wezen, Als 't schepzel vergaat. Nooit is het te vreezen, Dat hy ons verlaat. Wat schepzels bequamen, Was van hem alleen. Men heeft dit al t'zaamen, En meer, in dat Een. Vorige Volgende