Beginzel van hemelwerk(1720)–Carolus Tuinman– AuteursrechtvrijBestaande in mengelzangen over menigerlei uitgelezene geestelyke en stichtelyke keurstoffen, tot zielverlustiging, op veelerhande rymtrant en toonen Vorige Volgende [pagina 118] [p. 118] De middagzon. Toon: Psalm 116. 1. Daar straalt de zon in zuider middag top. Nu staat zy straks al weder neêr te dalen. Dit kan een beeld van 's werelds voorspoed maalen. Hoe hoog die klom, daar volgt een dalen op. 2. O! wacht niet, dat die zon zal stille staan, Als is gebeurt op Jozua's gebeden. Gestadig zyn hier wisselvalligheden. De wereld zelf verandert, als de maan. 3. Het hoogst geluk is naast den ondergang. Het kan niet steeds al hooger, hooger, stygen, Maar zal wel ras zyn hoogste toppunt krygen: En daar op volgt het dalen dan eerlang. 4. Bewyzen zyn al, wat de zon bescheen. De luisterglans der grootste Koningryken Verdween weêr, na de hoogste gloriblyken. Hoe zeer die blonk, 't geluk ging weder heên. 5. Ja! dat gebeurt wel tevens met een plof, En lager, hoe het hooger was gerezen. Mogt Haman elk hier in ten spiegel wezen, Die naar de galg gesleept wierd uit het Hof! 6. Het schaad niet, schoon myn zon hier ondergaat. Indien die maar weêr boven op mag ryzen. Daar daalt ze nooit. Men heeft dan geener wyzen, Verwiss'ling in den allerhoogsten staat. Vorige Volgende