Beginzel van hemelwerk(1720)–Carolus Tuinman– AuteursrechtvrijBestaande in mengelzangen over menigerlei uitgelezene geestelyke en stichtelyke keurstoffen, tot zielverlustiging, op veelerhande rymtrant en toonen Vorige Volgende 't Hoopanker. Toon: Daar wierd van Adam eens een rib genomen. 1. Hoe wank lend' is de hoop der stervelingen, Die enkel als op driftzand is gesticht? Niets zekers is in 's werelds yd'le dingen. Hoe vast men 't waant, die grond ontzinkt ons ligt. Die rieden knakken ras, Die 's leuners hand doorbooren, En broozer zyn, dan glas, Hoe 't scheen te vooren. 2. Bevlytigt u om beter grond te vinden, Daar 't anker van uw' hoop' geworpen zy. [pagina 109] [p. 109] Uw' baaken zy de ramp der aardsgezinden. Dan is uw' schip van weg te dryven vry. Dan vreest het klip, noch plaat, Noch golven, noch orkaanen, Daar menig door vergaat, Gantsch tegen waanen. 3. O! werpt doch nooit uw' anker naar beneden, Maar opwaards heên, tot boven 't stergewelf: Gelyk zo wys Gods gunstelingen deden. Uw' ankergrond zy God, en Jezus zelf. 't Geloof zy 't ankertouw, Dat door zal gaan, noch breken. Gods toeleg is getrouw, Als is gebleken. Vorige Volgende