Beginzel van hemelwerk(1720)–Carolus Tuinman– AuteursrechtvrijBestaande in mengelzangen over menigerlei uitgelezene geestelyke en stichtelyke keurstoffen, tot zielverlustiging, op veelerhande rymtrant en toonen Vorige Volgende [pagina 83] [p. 83] Babels hoere. Toon: Wie sleet heugelyker dagen. 1. Ziet daar Babels Hoer eens pronken, Met haar hoogheid, weelde, en pracht, Van het heilig bloed doordronken, En gestyft door wereld-magt. Ziet ze haaren beker geven, Vol vergif en gruwelwyn, Aan die, door haar min gedreven, Van dien dronk betovert zyn. 2. 't Hoornig Beest met zeven koppen Draagt haar, en zy heerscht romdom Van haar zeven heuveltoppen. 't Blinde volk, verleid en dom, Volgt haar na. Zy trapt op kroonen, Die zy voor haar buigen doet. Wil zy gunst aan Vorsten toonen: 't ls het kussen van haar' voet. 3. Door vertier van valsche waaren, Slokt zy 's werelds schatten in. Echter hebben gantsche schaaren In die koopmanschappen zin. 't Is met lyven, en met zielen, Dat zy haaren handel dryft, Daar de koopers als om krielen: Als zy aan de geldwinst blyft. 4. Zou zy Jezus Bruid gelyken? Neen: als licht aan duisternis. [pagina 84] [p. 84] Maar zy geeft onfeilb're blyken, Dat zy 't waare Babel is. 'k Zie eerlang haar plaagen komen, Honger, rouwe, vuur, en dood. Zoekt dat Babel binnen Romen. O! haar val zal wezen groot. Vorige Volgende