Beginzel van hemelwerk(1720)–Carolus Tuinman– AuteursrechtvrijBestaande in mengelzangen over menigerlei uitgelezene geestelyke en stichtelyke keurstoffen, tot zielverlustiging, op veelerhande rymtrant en toonen Vorige Volgende Kerkstaat. Toon: 'k Weet niet, waar ik my bergen zal. 1. Wie eens opmerkend' overlegt Den staat der Kerk in onze dagen, Wat vind men allezints die slecht? Wat is 'er stof tot treurig klagen? O Jezus! zie eens neêr, en red uw' lieve Bruid, Of anders is het met, is het met uw Sion, zeker uit. 2. Hoe is der hellepoorten magt, En list, en woede t'zaamgespannen? Hoe toont het Beest zyn haat, en kracht? Hoe zyn vervolgers, en tyrannen Nu aangehitst, om met een wreed verbittert hart, De Kerk te dempen, te dempen, tot der vroomen zielesmart. 3. Hoe zyn uw' Schaapen nu omringt Van leeuwen, wolven, vossen, slangen, Wier list verleid', wier wrevel dwingt? [pagina 81] [p. 81] Dit perst uw' volk met bange prangen. Dus word uw' Kerk bestormt, en listig ondermynt, Zo dat tot haar behoud, haar behoud, geen raad, noch hulp meer schynt. 4. Hoe is 't van binnen daar gestelt? O! deerlyk is de staat der leden. Zy is gelyk het beend'ren-veld, En dat verbeeld de Kerk ook heden. De tweedragt, dertelheid, en liefdeloosheid, maakt, Dat daar de Waarheid ook, Waarheid ook, in groot gevaar geraakt. 5. Wie staat voor God, en voor zyn zaak? Wien gaat de Godsvrucht aan het harte? Veel' zoeken voordeel en vermaak, En achten niet op Sions smarte. Is 't wel naar hunnen zin, 't ga dan, zo 't kan, of wil. O Koning Jezus, kom! Jezus kom! en zwyg niet langer stil. Vorige Volgende