Beginzel van hemelwerk
(1720)–Carolus Tuinman– AuteursrechtvrijBestaande in mengelzangen over menigerlei uitgelezene geestelyke en stichtelyke keurstoffen, tot zielverlustiging, op veelerhande rymtrant en toonen
[pagina 76]
| |
En 't hart gehoorzaamt dra.
Geen hellemagt, geen zondenband,
Weêrhouden dan; daar is geen tegenstand:
Want alles wykt, en zwicht voor 's Heeren wil, en hand.
2.
O! sterkgewapent Hellevorst,
Bewaar uw' vaten vry:
Een sterker komt, die op zyn' schouders torst
Een opperheerschappy.
O! die ont weldigt u den buit,
Wanneer zyn sleutel 't kerkerslot ontsluit.
Dan voert hy uwen roof met kracht in vryheid uit.
3.
O Heiland! trek my doch zo meê;
Of anders quam ik niet.
Ik voel in my de komenslust alreê:
Maar zo gy my niet bied
Uw' hand, die zelf my tot u draagt,
En trekt, en sterkt, en richt, en onderschraagt,
Ik kan niets: werk in my dan, 't geen u welbehaagt.
|
|