Beginzel van hemelwerk
(1720)–Carolus Tuinman– AuteursrechtvrijBestaande in mengelzangen over menigerlei uitgelezene geestelyke en stichtelyke keurstoffen, tot zielverlustiging, op veelerhande rymtrant en toonen
[pagina 57]
| |
Met troostwyn, dien hy schenkt,
Aan wien hy in zyn wynhuis leid.
Des werelds vol op
Gelykt na geen drop,
Hoe wellust zich vleit.
2.
O vrek! behoud uw' dis’ Met vis
En vleesch, en al, wat lekker is, vervult:
Uw' vasttyd is na by’ dat gy
Geen drop, noch kruim ooit meer erlangen zult.
Al kermt gy nog zo zeer.
Uw' brasdag komt nooit weêr.
Hy, die uw' kruimtjes niet verwierf,
At kinderen brood,
In Abrahams schoot,
Zo ras als hy stierf.
3.
Ei, geef my dat ook, Heer!’ 'ik Begeer
Niet meer. Schoon gy my dan aan Mara bracht,
Een droppel slechts verzoet’ Dat roet.
Door dezen wyn word geen verdriet gedacht.
Dan word de tonge los,
Door zulk een druiventros,
Die nu alreeds de voorsmaak geeft
Van 't volle genot,
By Jezus, en God.
O zalig! die 't heeft.
|
|