Verraad op de Balkan
(1996)–Bart Tromp– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 5]
| |||||||||
Vier jaar lang volgde Bart Tromp, onder andere bijzonder hoogleraar in de theorie en geschiedenis der internationale betrekkingen aan de Universiteit van Amsterdam, de ontwikkelingen in en om voormalig Joegoslavië, om per keer tot een politiek oordeel te komen, meestal in artikelen in Het Parool.
Die beoordeling is in veel opzichten zowel consistent als houdbaar gebleken. Daarom bieden ze achter elkaar niet een film die gemaakt is vanuit de wetenschap hoe het allemaal af zou lopen, maar een reeks foto's die hun waarde juist ontlenen aan het feit dat ze op een bepaald tijdstip en vanuit een bepaalde opstelling zijn gemaakt.
Verraad op de Balkan is een zorgvuldige politieke analyse, waarvan de conclusie in de titel besloten ligt. | |||||||||
[pagina 9]
| |||||||||
Inleiding‘Wij, de Staatshoofden en Regeringsleiders van de deelnemende Staten aan de Conferentie over Veiligheid en Samenwerking in Europa, zijn bijeengekomen in Parijs in een tijd van diepgaande verandering en historische verwachtingen. Het tijdperk van tegenstellingen en verdeeldheid binnen Europa is voorbij. Wij verklaren dat onze betrekkingen van nu af aan gebaseerd zullen zijn op wederzijds respect en samenwerking. Europa is zich aan het bevrijden van de erfenis van het verleden. Dankzij de moed van mannen en vrouwen, de wilskracht van de volkeren en de kracht van de denkbeelden van de Slotakte van Helsinki breekt een nieuw tijdperk aan van democratie, vrede en eenheid in Europa. Het is nu tijd om de hoop en verwachtingen die onze volkeren tientallen jaren hebben gekoesterd, te vervullen: onwankelbare gebondenheid aan democratie die berust op de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden; welvaart door economische vrijheid en sociale rechtvaardigheid; en een even grote veiligheid voor al onze landen.’Ga naar eind1.
Aldus begint het Handvest van Parijs voor een nieuw Europa. De plechtige ondertekening daarvan op 21 november 1990 markeerde het einde van de Koude Oorlog; uit de tekst spreekt echter de pretentie hier de structuur van een nieuwe orde in Europa vast te leggen. De taal van de internationale diplomatie heeft vaak een hoogdravend karakter. Dit handvest maakt daarop geen uitzondering. Niettemin is de afstand tussen woorden en de werkelijkheid waarnaar ze verwijzen zelden zo snel gegroeid als in dit geval. Het heeft niet veel langer dan een half jaar geduurd voor duidelijk werd dat het Handvest van Parijs eerder de afsluiting van een historisch tijdvak vormt, dan de opening van een nieuw. Dat historisch tijdvak heet de Koude Oorlog. Maar al in 1987 publiceerde de Amerikaanse historicus John Lewis Gaddis een artikel waarin hij de Koude Oorlog - toen op sterven na dood - beschreef als de langste periode van stabiliteit tussen grote mogendheden die deze eeuw heeft gekend. Tot uiting kwam die | |||||||||
[pagina 10]
| |||||||||
stabiliteit in vijf onderliggende regelmatigheden in de verhouding tussen de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie: het respecteren van elkaars invloedssferen - ook al werd het bestaan daarvan officieel ontkend; het vermijden van rechtstreekse militaire confrontatie; de aanvaarding van kernwapens als alleen bruikbaar voor afschrikking van oorlog; het accepteren van ‘voorspelbare anomalie’ boven ‘onvoorspelbare rationaliteit’ (Gaddis doelt hier bij voorbeeld op het zich neerleggen bij op zich onlogische situaties, zoals de positie van West-Berlijn en die van Cuba) en, tenslotte, het achterwege laten van pogingen het leiderschap van de andere partij te ondermijnen.Ga naar eind2. De Koude Oorlog resulteerde met andere woorden onbedoeld in een stabiel internationaal systeem zonder gewapend conflict tussen de voornaamste protagonisten. Vandaar Gaddis' suggestie om deze om te dopen in de Lange Vrede. Dat is alweer bijna tien jaar geleden. Niet veel later dan de publikatie van het artikel van Gaddis werd een uniek record in de geschiedenis van het moderne statenstelsel gebroken: dat van de langste periode van onafgebroken vrede in Europa. Tot 1988 berustte dit record bij het tijdvak tussen het einde van de Frans-Duitse Oorlog (1871) en het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog in 1914.Ga naar eind3. Sindsdien is de Koude Oorlog of Lange Vrede recordhouder, maar inmiddels heeft deze periode niet alleen meer een begin, maar ook een eind: 1991. Over het precieze tijdstip valt te twisten. Was het op 31 maart, toen de Kroatische politie een eind trachtte te maken aan de bezetting van het Nationale Park Plitvice door een Servische ‘militie’? Een Kroatische politieagent en een Kroatische Serviër werden daarbij doodgeschoten, de eerste slachtoffers in een onverklaarde oorlog. Of was het toen het Joegoslavische Federale Leger op 27 juni van dat jaar militaire operaties in Slovenië begon, twee dagen nadat het Sloveense parlement de onafhankelijkheid van Slovenië had geproclameerd? Daarmee begon een tiendaagse oorlog die met de aftocht van het Federale Leger eindigde, maar de vrede werd er niet door hersteld. Op dezelfde dag in augustus dat in Moskou een staatsgreep tegen president Gorbatsjov werd gepleegd, stelde de lokale (Servische) commissaris van politie van Knin, de hoofdstad van de vooral door Kroatische Serviërs bewoonde Krajina, een ultimatum aan de Kroatische politie in het door Kroaten bewoonde dorpje Kijevo: | |||||||||
[pagina 11]
| |||||||||
de bewoners moesten binnen 48 uur zijn vertrokken. Het tijdstip van het ultimatum was weloverwogen. De top van het Joegoslavische Federale Leger verwachtte dat na een geslaagde coup in Moskou, het nieuwe Sovjetrussische regime militair geweld tegen afscheidingsbewegingen in Joegoslavië zou ondersteunen. De Kroaten weigerden. Op 26 augustus schoot artillerie van het federale leger het hele dorp plat, waarna Martić militie van lokale Serviërs het karwei afmaakte. De federalen stonden onder bevel van luitenant-kolonel Ratko Mladić, die twee maanden eerder stafchef van het Knin-legerkorps van het Joegoslavische Federale Leger was geworden. Kijevo was het eerste slachtoffer van čišćenje terena, letterlijk ‘het schoonmaken van de grond’. Als ‘etnisch zuiveren’ zou dit begrip een sinistere vernieuwing in het politieke vocabularium van na de Koude Oorlog worden.Ga naar eind4. Als de eliminatie van Kijevo niet zou tellen als het definitieve begin van de oorlog in Joegoslavië, dan is deze toch exemplarisch geworden voor het patroon van oorlogvoering in de daaropvolgende jaren. Toch was het mogelijk om, ook nadat in het najaar van 1991 de gevechten in Kroatië steeds groter en bloediger vormen hadden aangenomen, vol te houden dat de Lange Vrede hierdoor niet verbroken werd. Volkenrechtelijk konden de gevechten immers worden bestempeld als een intern conflict; een burgeroorlog, of een poging van een wettige federale regering om - na de erkenning van de Sloveense onafhankelijkheid - de overgebleven eenheid van Joegoslavië met militaire middelen te handhaven. Zoals vaker stuitte juridische fictie hier op de politieke werkelijkheid. Het hoogste federale gezag, het staatspresidium, was al vanaf 15 mei 1991 lamgelegd door Servië en zijn medestandersGa naar eind5., toen dezen weigerden de Kroaat Stipe Mesić overeenkomstig de grondwet tot president te benoemen en het zou tot de formele ontbinding van Joegoslavië nooit meer functioneren. Zelfs de oorlog die in april 1992 in Bosnië-Hercegovina uitbrak is voorgesteld als een burgeroorlog, een definitie van de situatie die velen in en buiten voormalig Joegoslavië heel goed uitkwam. In juli 1996 is deze kwestie volkenrechtelijk beslecht, toen het Internationale Gerechtshof in 's-Gravenhage bepaalde dat de oorlog in Bosnië een internationaal conflict was, waarbij Bosnië-Hercegovina het slachtoffer was geworden van agressie door Klein-Joegoslavië. | |||||||||
[pagina 12]
| |||||||||
Op welk moment men de oorlog in Joegoslavië als een internationaal, interstatelijk, conflict ook wil laten beginnen, buiten Europa was de Lange Vrede al eerder verstoord. Daar had hij ook niet echt bestaan: de afwezigheid van een rechtstreekse militaire confrontatie tussen het Westen en het Sovjetblok liet onverlet dat na 1945 oorlogen van allerlei slag en soort zijn gevoerd. De instrumenten om daartegen op te treden, hetzij in het kader van de Verenigde Naties, hetzij op basis van klassieke machtspolitiek, waren, juist vanwege de Koude Oorlog, toen niet of nauwelijks bruikbaar geweest. Na 1989 lag dat anders. President George Bush sprak met hoop en verwachting van het aanbreken van een ‘Nieuwe Wereldorde’. Hij werd op zijn wenken bediend toen Saddam Hoessein Koeweit begin augustus 1990 onder de voet liep. De Golfoorlog manifesteerde vervolgens de dubbelzinnigheid van het begrip ‘Nieuwe Wereldorde’. Hield het scenario dat toen is gevolgd een terugkeer in naar de periode vóór de Koude Oorlog? Of kon met dit zó lezen: dat nu eindelijk de verwachtingen die hadden geleefd bij de oprichting van de Volkenbond (1920) en de Verenigde Naties (1945) werden ingelost? Aan de ene kant paste het geval Koeweit precies in het kader waarvoor de Verenigde Naties zijn opgericht: de ene soevereine lidstaat van de VN pleegt agressie tegen een andere. Op deze casus is het Handvest van de volkerenorganisatie toegespitst. Jammer daarom dat zich, daargelaten deze ene uitzondering, sinds de oprichting van de Verenigde Naties geen enkel militair conflict heeft voorgedaan dat aan alle vereisten van dit model beantwoordt. Vanuit dit perspectief bevestigde de Golfoorlog - hoognodig - de geloofwaardigheid van de Verenigde Naties. De Koude Oorlog is zo gezien een historische anomalie, een uitstel met vijfenveertig jaar van een nieuwe wereldorde die al in 1945 was voorzien en toen al een aanvang had kunnen nemen. Juist omdat de ervaring met de Volkenbond had geleerd dat economische sancties alleen niet voldoende waren om een eind te maken aan agressie van de ene staat tegen een andere, wilden de grondleggers van de Verenigde Naties dat deze over een staande krijgsmacht zou beschikken, onder leiding van de militaire commandanten van de permanente leden van de Veiligheidsraad. Een ontwikkeling in deze richting werd door het uitbreken van de Koude Oorlog in de kiem gesmoord.Ga naar eind6. | |||||||||
[pagina 13]
| |||||||||
Geen leger van de Verenigde Naties was het dat Irak uit Koeweit terugwierp na een luchtoorlog van vier weken en een landoorlog van honderd uur. Dat werd gedaan door de Verenigde Staten, die door de Veiligheidsraad werden gemachtigd een internationale strijdmacht te vormen. De configuratie die toen ontstond zou geen enkele achttiende-eeuwse beoefenaar van kabinetspolitiek hebben verbaasd: een poging tot het verwerven van regionale hegemonie door één staat wordt weerstaan doordat een of meer anderen daartegen een ad hoc-coalitie op de been brengen. Van zo'n achttiende-eeuwse coalitie-oorlog verschilde de Golfoorlog louter en alleen in het feit dat de anti-Saddam Hoessein-coalitie slechts mogelijk was, voorzover deze werd gelegitimeerd door de Verenigde Naties. Dat is te weinig om van een ‘Nieuwe Wereldorde’ te spreken, een term die nadien dan ook nooit meer in ernst is gebruikt. In de Golfoorlog werd het Irakeze leger verslagen en Koeweit bevrijd, maar met dit herstel van de status quo ante is al met al niet veel gewonnen. Zes jaar na het instellen van de economische sancties tegen Irak, die oorlog overbodig hadden moeten maken, regeert Saddam Hoessein nog steeds in Bagdad, omdat zijn nederlaag militair noch politiek is uitgebuit.Ga naar eind7. Teams van de Verenigde Naties zijn nog steeds op zoek naar verstopte onderdelen van zijn lugubere arsenaal; over het door Koerden bewoonde Noorden is hem de soevereiniteit ontnomen. De Golfoorlog heeft dan wel geen bevredigend eind gekregen, hadden de Verenigde Naties en de grote mogendheden het gelaten bij economische sancties, dan waren de eerste toen al beland in de onmogelijke situatie waarin de Volkenbond terecht kwam na de ongestoorde Italiaanse verovering van Abessinië.
De Golfoorlog was nauwelijks voorbij of de troebelen in Joegoslavië traden naar buiten. Verrast of niet, de politici in het Westen en in Europa beschikten over een veelheid van instrumenten en instituties om de ontwikkelingen in Joegoslavië in gunstige zin te beïnvloeden. Zij deinsden daar ook niet voor terug. ‘Het uur van Europa is aangebroken’, verklaarde de Luxemburgse minister van Buitenlandse Zaken Jacques Poos toen de afscheiding van Slovenië zichtbaar werd.Ga naar eind8. Hij maakte toen deel uit van de ‘trojka’ van de Europese Gemeenschap, de drie ministers van Buitenlandse Zaken van die lidstaten die achtereenvolgens het zesmaandelijkse voorzitterschap van de EG net hebben | |||||||||
[pagina 14]
| |||||||||
uitgeoefend, uitoefenen en het in de volgende periode zullen doen. De trojka, waarvan verder Hans van den Broek en de Italiaan Gianni de Michelis deel uitmaakten, begon zijn bemiddelingspogingen vanuit de gedachte dat de Joegoslavische eenheid moest worden behouden. ‘De tijd der Kleinstaaterei in Europa is voorbij’, riep Poos, een om meer dan één reden opmerkelijke uitspraak. Dit was een ongelukkig begin van een politiek die in de daaropvolgende jaren steeds ongelukkiger, steeds verfomfaaider, steeds immoreler en steeds kostbaarder werd; kostbaarder voor al die nieuwe en oude instituties die er hun geloofwaardigheid door ondergraven zagen worden, maar kostbaar in de allereerste plaats voor de bevolking van Joegoslavië zelf, die werd uitgeleverd aan even gewetenloze als berekenende machtspolitici, krijgsheren en gangsters, de drie elkaar overlappende categorieën die aanstichters en winnaars van de oorlog zijn. Dit is niet de plaats om te reconstrueren hoe het beleid van afzonderlijke staten en van de verbanden en organisaties waarin zij opereerden ten aanzien van de desintegratie van Joegoslavië zich in de afgelopen vier jaar heeft ontwikkeld. Hoe dat is verlopen, valt uit dit boek zelf te lezen. In grote lijnen past het echter precies in de formule van het Foreign Office hoe met internationale crises om te gaan, zoals die is te vinden in Yes Prime Minister, de neerslag in boekvorm van de door zijn realistisch gehalte zo satirische gelijknamige tv-serie. Deze formule wordt als volgt aan eerste minister Jim Hacker uiteengezet:
Het vereist geen bijzondere verbeeldingskracht om deze fasering, met enige aanpassingen, toe te passen op de internationale diplomatie met betrekking tot Joegoslavië en de staten waarin het is uiteengevallen.
Mijn interesse in de Joegoslavische Kwestie komt voort uit twee afzonderlijke motieven. Net als de staatslieden van Europa | |||||||||
[pagina 15]
| |||||||||
beschouwde ik de wijze waarop deze zou worden aangepakt als testcase voor de effectiviteit en de geloofwaardigheid van de arrangementen voor internationale orde en veiligheid die in Europa waren geconstrueerd voor de situatie na het einde van de Koude Oorlog. Vanaf het begin van de vijandelijkheden heb ik de ontwikkelingen in wat al snel voormalig Joegoslavië werd, zo goed als mogelijk gevolgd en van mijn bevindingen verslag gedaan, meestal in mijn wekelijkse column in Het Parool en De Gelderlander. In die artikelen trachtte ik op basis van de dan beschikbare gegevens tot een politiek oordeel te komen. Aan feitelijke verslaggeving heeft het niet ontbroken in deze oorlog; daaraan hebben zeker ook Nederlandse journalisten een belangrijke bijdrage geleverd. Veel minder is echter sprake geweest van politieke analyse, zowel van wat in voormalig Joegoslavië plaats vindt als wat er gebeurt in de kanselarijen van Westerse hoofdsteden en dan zeker niet op een systematische en aanhoudende wijze. Zulk een politieke analyse is een genre dat in de journalistiek steeds meer ontbreekt, als gevolg van de beperking van de omschrijving van ‘nieuws’ tot afzonderlijke en liefst enigszins spectaculaire gebeurtenissen. Een beperking die ten koste gaat van het volgen van processen of het doorvlooien van dossiers. Waar de journalistiek het op dit terrein in tendentie af laat weten, zou ruimte kunnen ontstaan voor de wetenschap der politiek. Maar die trekt zich hier in zijn academische uitmonstering terug. De bureaucratisering en disciplinering van de sociale wetenschappen aan de Nederlandse universiteiten, gebaseerd op een misplaatst en achterhaald beeld van hoe het er in de natuurwetenschappen toe gaat, heeft ertoe geleid dat politieke analyse niet als onderdeel van de wetenschap wordt gezien, tenzij deze deel uitmaakt van een of ander grootschalig en liefst door derden gefinancierd ‘project’. Mijn tweede motief is simpel. Ik ben geboren in het voorlaatste oorlogsjaar en grootgebracht met de les dat zoiets als het martelen, verdrijven en vermoorden van mensen op grond van hun ‘ras’, geloof of wat dan ook juist door het gruwelijke voorbeeld van de Hitler-dictatuur althans in dit werelddeel nooit meer herhaald zou kunnen worden. Verbijsterd heb ik geconstateerd dat alle beginselen die op bevrijdingsdagen worden gevierd zijn genegeerd vanaf het moment dat ze in het heden werden vertrapt. | |||||||||
[pagina 16]
| |||||||||
De hoofdmoot van dit boek is een kroniek gebaseerd op artikelen die in de afgelopen vier jaar in Het Parool en De Gelderlander zijn verschenen. Overlappingen, overbodige herhalingen en stilistische zwakheden zijn verwijderd, maar ik heb nergens de strekking van de afzonderlijke stukken aangepast aan de huidige stand van kennis. Daar was ook geen reden voor. Hetzelfde geldt voor de feiten die zijn aangevoerd. Ik heb mij steeds gebaseerd op de op dat moment meest betrouwbaar lijkende informatie zonder te pretenderen dat deze geheel en al juist was. Naarmate er achteraf meer gegevens vrij zijn gekomen, komt het mij voor dat ik daardoor in het algemeen aan de voorzichtige kant ben gebleven bij mijn schattingen. Verwijzingen heb ik in de kroniek achterwege gelaten; de gegevens zijn ofwel ontleend aan de aangehaalde literatuur aan het eind van dit boek of aan mijn archief van kranten- en tijdschriftartikelen, vooral gebaseerd op het Knipselnieuws buitenland van de Directie Voorlichting Ministerie van Defensie, de International Herald Tribune, Le Monde hebdomadaire, The New York Review of Books, London Review of Books en de onvolprezen documentatiemappen inzake voormalig Joegoslavië die door het Bureau Bibliotheek en Documentatie van het Nederlands Instituut voor Internationale Betrekkingen ‘Clingendael’ worden samengesteld. Juist door de vorm van een kroniek aan te houden hoop ik het besef levend te houden dat het hier al vier jaar gaat om een Ernstfall, zoals het in de politieke theorie van Carl Schmitt heetGa naar eind10., iets wat van dag tot dag aan de orde is en waarvan de ernst geperverteerd kan worden door een altijd gemakzuchtiger beoordeling achteraf. Zo ook wordt het politieke karakter van deze analyses gewaarborgd - aangezien zij in dezelfde omstandigheden zijn opgesteld als de politieke beslissingen waarover zij oordelen.
Voor dit boek koos ik de titel Verraad op de Balkan, nadat ik had vastgesteld dat Eric Ambler, of een andere auteur van klassieke spionage-boeken over deze regio, deze niet al veel eerder had gebruikt. Deze titel wordt door de inhoud gedekt, maar ik wil hem in deze inleiding kort toelichten. Het verraad waarvan hier sprake is, heeft drie verschillende vormen aangenomen. De eerste is de meest voor de hand liggende. ‘Bent u niet steeds systematisch belogen door uw gesprekspartners?’ werd Lord Carrington gevraagd toe hij net was afgetreden als onderhandelaar | |||||||||
[pagina 17]
| |||||||||
namens de Europese Unie. Carrington keek een tijdje beteuterd voor zich uit en zei toen, de blik nog steeds gericht op de grond vier meter voor hem, ‘There certainly was a lot of lying’. Van verraad van dit type was sprake vanaf het begin van de internationale bemoeienis met het uiteenvallende Joegoslavië, toen de ministerstrojka van de Europese Gemeenschap na zijn eerste bemiddelingspoging op 28 juni 1991 tevreden uit Zagreb terugreisde, in de overtuiging dat de gemaakte afspraken tot een staakt het vuren in Slovenië hadden geleid en het vechten niettemin gewoon door bleek te gaan.Ga naar eind11. Misschien is dit de simpelste vorm van verraad. Maar deze heeft bizarre vormen aangenomen door de onophoudelijke herhaling ervan, zoals bij de tientallen wapenstilstanden die bemiddelaars van de Verenigde Naties en de Europese Unie achter elkaar tot stand wisten te brengen, terwijl na de tweede, derde, of uiterlijk vierde keer het hun toch duidelijk moest zijn geweest dat niemand van plan was zich eraan te houden. Juist het feit dat op het verbreken of niet nakomen van een overeenkomst vrijwel onveranderlijk werd gereageerd met het voorstel om dan maar tot een nieuwe afspraak te komen, werkte in de hand dat ook deze zou worden geschonden. Zelden werd zo veelvuldig en overtuigend de juistheid gedemonstreerd van Hobbes' dictum dat ‘overeenkomsten zonder het zwaard louter woorden (zijn)’.Ga naar eind12. Daarmee werd een patroon gevestigd dat tot op de dag van vandaag is blijven bestaan. Dat de belogenen en bedrogenen dit zijn gaan en zijn blijven accepteren heeft zijn eigen prijs: zo zijn zij medeverantwoordelijk geworden voor hetzelfde verraad waarvan zij het slachtoffer zijn. Verraad op de Balkan slaat in de tweede plaats op de wijze waarop in het conflict over voormalig Joegoslavië politieke leiders en politieke elites in dat land hun burgers hebben verraden uit de naam en vanuit het belang waarvan zij pretenderen te handelen. Des te schrijnender is dit verraad omdat het gepleegd wordt op basis van een ziekelijk nationalisme. Nationalisme is een gecompliceerd en veelvormig politiek verschijnsel. Maar het staat buiten kijf dat het als politiek programma buitengewoon armoedig is - intellectueel zowel als in zijn opbrengst. De Duitse historicus Peter Alter citeert in zijn Nationalism wat dit aangaat Lord Acton, die in 1862 schreef: ‘Nationality (=nationalism) does not aim either at liberty or prosperity, both of which it sacrifices to the | |||||||||
[pagina 18]
| |||||||||
imperative of making the nation the mould and measure of the State. Its course will be marked with material as well as moral ruin(...)’.Ga naar eind13. Degenen die de oorlog in Joegoslavië hebben ontketend, zijn er in geslaagd - afgezien het treffen van rechtstreekse slachtoffers - het welvaartspeil meer dan te halveren, de infrastructuur van Bosnië-Hercegovina nagenoeg te vernietigen en vele honderdduizenden van de jongeren en meest talentvollen waarschijnlijk voor altijd hun toevlucht te doen zoeken buiten de grenzen. De leiders van Klein-Joegoslavië hebben de oorlog in Kroatië en Bosnië-Hercegovina gefinancierd door de Servische burgers onder valse voorwendsels hun spaargeld af te troggelen in ruil voor waardeloos papier - dat is het Servisch nationalisme in de praktijk. Zo is (en wordt) uit naam van het nationalisme de natie verraden door zijn leiders. Maar het verraad op de Balkan heeft nog een derde betekenis. Het heeft niet alleen daar plaats gevonden, maar minstens evenzeer in het Westen zelf. Dit verraad heeft een janushoofd. Enerzijds vertoont het zich in de eigenaardige verhouding tussen politieke elites in het Westen, en dan vooral die van de grote mogendheden, ten opzichte van de eigen staatsburgers. Voortdurend zien we een patroon waarin de eersten de laatsten niet vertrouwen. Waarom niet? Omdat de staatsburgers aan de ene kant verontwaardigd worden wanneer zij kennis nemen van het moorden, verkrachten en vernielen op ‘de Balkan’ en dan aandringen op optreden door die mogendheden. Maar de politieke elites weten wel beter: zo gauw dat gebeurt, en er wordt echt ingegrepen, dan komen diezelfde burgers in opstand als de eerste gesneuvelde vredestichter in een bodybag wordt gerepatrieerd. Om dat te voorkomen hebben regeringen in het Westen systematisch informatie over de ernst van de situatie achter gehouden en als dat niet meer lukte, het voorgesteld alsof alle partijen even schuldig waren aan gruwelijkheden, alsof het hier, kortom, om een burenruzie op de Balkan gaat. Keer op keer echter is het nu juist de publieke opinie geweest die de regeringen in het Westen heeft gedwongen om tenminste iets te doen. Uit niets blijkt dat de staatsburgers daarbij niet beseften dat dit risico's inhield en dat zij niet bereid waren deze te dragen.Ga naar eind14. Het verraad van het Westen bestaat er vervolgens uit dat deze regeringen apart en gezamenlijk bereid waren alle principes van rechtstatelijkheid en democratie te negeren, principes die in de aanhef van het Handvest van Parijs | |||||||||
[pagina 19]
| |||||||||
weerklinken. Eén van de eerste daden van de regering van het pas gevormde Klein-Joegoslavië was de ondertekening van dat Handvest. |
|