Tegen het vergeten. Degenstoten en sabelhouwen
(1997)–Bart Tromp– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 151]
| |
Cultuur en relativismeOp 18 november 1988 publiceerde Jaap van Heerden in nrc Handelsblad ‘Cultuur als oplossing’, een artikel dat ik heb bewaard omdat de strekking ervan precies het omgekeerde was van wat de auteur beweerde. Van Heerden keerde zich tegen de stelling die hij in Alain Finkielkrauts La défaite de la penséeGa naar eind57 had aangetroffen, namelijk dat de beschaving haar einde tegemoet gaat als gevolg van de algemene aanvaarding van het cultureel relativisme. Het cultureel relativisme stelt dat er geen hiërarchie van culturen bestaat, of in ieder geval dat niet kan worden uitgemaakt of de ene cultuur ‘beter’ of ‘hoger’ is dan de andere. Er zijn namelijk geen universele standaarden waarop men zo'n oordeel kan stoelen. De gedachte dat dit wel zo is, is nu juist typerend voor de arrogantie van één cultuur, die van het Westen. Cultureel relativisme richt zich dan ook met name op Westers superioriteitsdenken ten opzichte van andere culturen. Het is overigens een zeer Westers denkbeeld, dit cultureel relativisme - ik geloof niet dat het in andere culturen voorkomt. Finkielkrauts aanklacht tegen het cultureel relativisme stuit bij Van Heerden op tegenspraak. ‘In de eerste plaats moet men erkennen dat het een idee van onmiskenbare kwaliteit is: de ontmythologisering van de vermeende superioriteit van de eigen cultuur.’ Goed, goed; alleen illustreert Van Heerden dit voordeel op een weinig overtuigende wijze. Hij vergelijkt de cargo cult met het christendom, en de vergelijking valt in het voordeel van de eerste uit. De cargo cult werd aangetroffen in Melanesië: de aanhangers ervan geloofden dat hun voorouders ooit terug zouden keren, beladen met (Europese) goederen om een gouden eeuw te herstellen. In het voorbeeld van Van Heerden gaat het om eilandjes in de Stille Zuidzee waar ooit een Amerikaans vliegtuig landde. De inzittenden werden voor die verre voorouders aangezien en nadat ze weer vertrokken waren, bouwden de Melanesiërs het vliegtuig na, ‘als teken dat een wederkomst op prijs gesteld werd’, ‘of misschien wel om die af te dwingen’. | |
[pagina 152]
| |
Hij gaat dan verder: ‘In eerste instantie lijkt dit kinderlijk. Maar feitelijk is dit realistisch. De kans op de wederkomst van de Amerikanen is oneindig veel groter dan de kans op de wederkomst van Christus zoals in onze cultuur verwacht. Er is, daarmee vergeleken, dus niets deerniswekkends in de primitieve interpretatie van de techniek. De christelijke wederkomstverwachting getuigt juist van erg weinig technisch benul.’ Wat wil Van Heerden hier eigenlijk mee beweren? Dat het christendom een ‘hogere’ godsdienst zou zijn ten opzichte van cargo cults indien het boek Openbaring een technische specificatie van de wederkomst van Christus had bevat? Dat de al dan niet vermeende superioriteit van de Westerse cultuur gebaseerd is op een onderdeel van het christelijk geloof? En volgens wie is dat dan zo? Neen, van een erg heldere gedachtegang kan men hier niet spreken. Maar het betreft hier slechts een opstapje naar het eigenlijke argument. Dit luidt als volgt: culturen kunnen beter omschreven worden als een samenhangend stelsel van oplossingen in plaats van als een samenhangend geheel van waarden. Oplossingen die in een bepaalde omgeving bleken te werken, kregen het karakter van waarden. Die kunnen blijven voortbestaan, ook als het oorspronkelijke probleem al lang verdwenen is. Omdat problemen in tijd en plaats verschillen, verschillen ook de best mogelijke oplossingen naar tijd en plaats. ‘Bij een culturele uitwisseling blijken sommige oplossingen beter dan andere. Zo bezien, leidt het cultureel relativisme niet tot onverschilligheid maar tot een permanent intellectueel debat,’ aldus de conclusie van Van Heerden. Het eerste deel van zijn betoog is een naïeve echo van het structureel-functionalisme, een stroming in de sociologie en antropologie die samenlevingen analyseert met behulp van de begrippen ‘structuur’ en ‘functie’. Van maatschappelijke structuren werd bijvoorbeeld uitgezocht welke nuttige, maar vaak verborgen functie ze voor de samenleving uitoefenden. Hekserij onder Navajo-indianen bleek zo een belangrijke bijdrage te leveren aan de integratie van hun samenleving, ook al waren de Navajo's daar zelf niet erg blij mee.Ga naar eind58 Ze was, in de termen van Van Heerden, een ‘oplossing’ voor een probleem. Aan het structureel-functionalisme kleven echter vele bezwaren van methodische en theoretische aard. Het betoog van Van Heerden illustreert er één van: het structureel-functionalistische uitgangspunt leidt ertoe, dat men van alles wat is, denkt dat het wel ergens goed voor is (geweest). Maar het gaat mij niet om de krakkemikkigheid waarmee Van Heerden het structureel-functionalisme hier uitvindt (of navertelt, | |
[pagina 153]
| |
dat kan ik niet beoordelen). Het gaat om de conclusie: cultureel relativisme leidt tot een permanent intellectueel debat. Die conclusie volgt namelijk niet uit Van Heerdens premissen. Die leidden slechts tot de slotsom dat culturen vergelijkbaar zijn, omdat ze bestaan uit verschillende ‘oplossingen’ voor overeenkomstige ‘problemen’. Als die verschillen echter verklaarbaar zijn uit onderscheid naar tijd en plaats, dan kan niet worden uitgemaakt welke oplossing beter is dan andere, en is er geen intellectueel debat mogelijk. Dat een iglo een ‘betere’ oplossing is voor het huisvestingsprobleem van eskimo's dan de tent voor dat van Toearegs, is een onzinnige stelling, onder andere omdat de iglo geen alternatief voor de woestijntent is. Als verschillen tussen culturele ‘oplossingen’ niet zijn te reduceren tot beperkingen van plaats en tijd, dan gaat het blijkbaar om universele menselijke problemen. Dan valt er wel degelijk over te debatteren. Maar dat debat is alleen maar mogelijk als men het uitgangspunt van het cultureel relativisme verlaat. Dat houdt immers in dat er geen enkele maatstaf bestaat op grond waarvan men de ene cultuur ‘beter’ kan vinden dan een andere. Van Heerdens verdediging van het cultureel relativisme is met andere woorden gebaseerd op de verwerping van de geldigheid ervan. Er bestaat, zeker in Nederland, onder de grootstedelijke intelligentsia een conformisme dat zich uit in een krampachtig gezoek naar non-conformistische posities. Op het moment dat cultureel relativisme langzamerhand uit de intellectuele en politieke mode raakt, is het dan zaak er de mooie kanten van uit te vinden. Maar Van Heerdens betoog loopt uit op de verwerping ervan zonder dat hij dat beseft, terwijl hij pretendeert het te verdedigen. Zoiets kan in Nederland niet ongestraft blijven. ‘Cultuur als oplossing’ is opgenomen in Van Heerdens bundeltje Wees blij dat het leven geen zin heeft.Ga naar eind59 In de recensies die ik las, wordt hij steevast geprezen of gekritiseerd omdat hij zich in dat hoofstuk zo knap doet kennen als cultureel relativist. Uiteindelijk heeft het boek zelfs de Dr. Wijnaendts Franckenprijs 1991 gekregen; in het juryrapport (waarvoor Rudy Kousbroek, Carel Peeters, M.H. Schenkeveld, J. Trapman en Bert Vanheste tekenden) wordt gesproken van ‘een solide betoogtrant’, ‘originele denkbeelden’, ‘verfrissende redelijkheid’, ‘soepele eruditie’ en ‘verrassende formuleringen’. Die komen dan zeker allemaal voor in de andere stukjes waaruit het boek bestaat, dacht ik. Maar het juryrapport noemt ook nog met name Van Heerdens betoog over ‘de vruchtbaarheid van het cultureel relativisme’. Het misverstand bij de auteur is kennelijk met huid en haar ingeslikt door zijn kritische lezers. |