De loden bal van het socialisme
(2012)–Bart Tromp– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 7]
| |
Inleiding
| |
[pagina 8]
| |
potlood en een vulpen. Verder een net verschenen biografie van Trotski, het laatste nummer van de Sociologische Gids en een paar knipsels uit The Herald Tribune. Dan trok hij de vergaderstukken uit die tas en natuurlijk het huishoudelijk reglement. Joop den Uyl kwam een halfuur te laat binnen, de resten van een broodje cornedbeef in zijn mond proppend. Hij pakte het boek over Trotski en ging op die lege stoel naast Bart zitten. (...) Zij spraken over De Kadt, over Van den Berg en eigenlijk over van alles...’Ga naar eind3 Maar de natuurlijke habitat van Bart Tromp was de Wiardi Beckman Stichting (wbs), het sociaaldemocratische forum voor vrij en onafhankelijk debat en centrum van analyse en ideeënontwikkeling. De wbs, toen nog gevestigd in Amsterdam, beschouwde hem als haar Haagse vestiging. Als voorzitter van de Werkgroep Partijpolitieke Processen - die hij na de mislukte formatie van 1977 oprichtte en waarvan hij tot aan zijn dood voorzitter wasGa naar eind4 -, als initiator, inspirator, redacteur en auteur van het Jaarboek voor het democratisch socialisme (van 1979 tot 2005), en als redacteur van Socialisme en Democratie (van 1978 tot aan zijn dood), is hij van onschatbare waarde geweest voor analyse, theorievorming en debat in de PvdA. Hij schuwde de polemiek niet - het was zijn beproefde stijlmiddel dat goed bij zijn karakter paste: ergernis en woede vertalen in satirische humor. Zijn broer Hylke roept in herinnering hoe hij zijn jongere broertje, toen gymnasiast op het Sneker Stedelijk Gymnasium, schaterend van de lach aantrof bij het herlezen van ‘eigen werk’ in de Rostra, de schoolkrant van het gymnasium, waar hij, uiteraard, redacteur van was.Ga naar eind5 Maar het ging hem altijd om de inhoud, om zijn standpunten. Die werden in de regel dwars gevonden en een zekere dwarsigheid was hem ook niet vreemd. Je kunt je afvragen of dat paste bij die in de omgang zo vriendelijke en aardige man, of dat het een gevolg was van de tijd waarin wij leven. Want zijn dwarsigheid was vooral: dwars tegen de tijdgeest in, contra-cyclisch. Maar er zijn ook andere verklaringen. Hij stond in de traditie van de klassieke sociologie waar die dwarsigheid een attitude is: ‘Iedereen beweert dit nu wel, maar waarom en is het eigenlijk wel zo?’ Arendo Joustra doet een nog plastischer mogelijkheid aan de hand: ‘Natuurlijk, iets van het contrair om het contrair zijn, had Bart wel. Maar daar is een heel goede verklaring voor. Bart was een zeiler. Als je zeilt en de boot gaat schuin, dan ga je aan de andere kant hangen. Je biedt tegenwicht, om de boot in evenwicht te | |
[pagina 9]
| |
houden. En, zoals de zeilers onder u weten, je houdt daarmee ook de boot op koers. Hij is dus je medestander, niet je tegenstander.’Ga naar eind6 Desalniettemin, door die dwarsigheid, door gangbare opvattingen steeds weer ter discussie te stellen, waren zijn meningen en standpunten niet zelden aan dovemansoren gericht; Cassandra, heb ik hem wel eens genoemd. Neem zijn stellingname, samen met Godfried van Benthem van den Berg, in het begin van de jaren tachtig over de plaatsing van kruisvluchtwapens in Nederland of, algemener, zijn artikelen over de interkerkelijke vredesbeweging en haar eis tot eenzijdige ontwapening met de leus ‘Help de kernwapens de wereld uit om te beginnen in Nederland’ en zijn argumenten tegen een te grote verwevenheid van ‘preekstoel en politiek’: dat alles was tegen alle zere benen van de PvdA die er maar te vinden waren.Ga naar eind7 Zijn positie op de uiterste rechterflank van de PvdA leek daarmee bezegeld. Maar vanaf halverwege de jaren negentig werd hij juist als uiterst links beschouwd. ‘Met ongeveer dezelfde opvattingen,’ memoreert hij in 2004 vrolijk in een interview. Want hij liet zich niet van de wijs brengen. Nuchter, met grote kennis van zaken en een sterk beoordelingsvermogen nam hij stelling in kwesties van nationale en internationale politiek. Wat het eerste betreft muntte hij in 1994 de uitdrukking dat het onderwijs de sovjetzone vormt van de Nederlandse samenleving. In een aan Habermas ontleende terminologie concludeerde hij dat ‘wetenschap en wetenschappelijk onderwijs die traditioneel in de sfeer van de leefwereld liggen, langzaam maar zeker door markt en macht worden gekoloniseerd’.Ga naar eind8 Wat de internationale politiek betreft, was het hem het laatste jaar van zijn leven meer dan een doorn in het oog dat de fractie van de Partij van de Arbeid in de Tweede Kamer akkoord was gegaan met de in 2007 bij de formatie van Balkenende iv gemaakte (vertrouwelijke) afspraak geen parlementair onderzoek naar de Nederlandse betrokkenheid bij de oorlog in Irak toe te staan.Ga naar eind9 Tromp droeg er aan het eind van de jaren zeventig beslissend toe bij dat de verhouding van de Partij van de Arbeid tot haar eigen traditie weer werd hersteld. Hij was de initiatiefnemer van het Jaarboek voor het democratisch socialisme, dat hij samen met Jan Bank en Martin Ros tot stand bracht. Zij vreesden dat ‘...de hoofdstroom van het democratisch socialisme in Nederland een beweging zonder geschiedenis dreigde te worden. (...) De verkorting van het historisch bewustzijn na 1966 (...) leidt ook tot een onderschatting van analyse en tot | |
[pagina 10]
| |
een overschatting van wat werkelijk mogelijk is. Zo ontstaat in de praktijk opportunisme op korte termijn en conformisme in het denken op lange.’Ga naar eind10 Dit eerste jaarboek markeerde het begin van een reeks waarin steeds een of twee politiek belangrijke thema's centraal stonden met daarnaast biografische profielen van mensen die in de sociaaldemocratische beweging een rol van betekenis hebben gespeeld, ‘hetzij als daadwerkelijk politicus, hetzij als leverancier en verspreider van denkbeelden’.Ga naar eind11 De verbinding tussen politieke theorie en historische analyse vormt het hart van de vijfentwintig Jaarboeken, waaraan Bart zijn naam heeft verbonden. Na zijn vertrek in 2005 werd de naam van het jaarboek veranderd in: wbs jaarboek. | |
Democratie, partij en beginselenTwee voor de sociaaldemocratie belangrijke thema's hadden Tromps speciale belangstelling. De eerste daarvan was de ontwikkeling en de bescherming van een democratische samenleving, inclusief de rol van politieke partijen en hun interne partijdemocratie. Zeker wat dat laatste betreft richtte hij zijn vizier vooral op de Partij van de Arbeid: ‘Mijn bemoeienis met de partij, in geschrift, in commissies en adviezen, en als amateurbestuurder op verschillende niveaus, is altijd in sterke mate ingegeven geweest door het zoeken naar een beter werkende interne partijdemocratie,’ schreef hij zelf.Ga naar eind12 De tweede daarvan was de noodzaak van een nieuwe fundering voor sociaaldemocratische politiek, ofwel het formuleren van een nieuw beginselprogramma.
In het begin van de jaren negentig, toen verkiezingsnederlagen voor de PvdA eerder gewoonte leken dan uitzondering en het ledenverlies zich doorzette, trad hij toe tot de door het Partijbestuur ingestelde commissie-Van Kemenade, die tot taak had om de plaats van de politieke partijen in de jaren negentig te analyseren en om op grond daarvan een visie op de rol van politieke partijen en in het bijzonder die van de Partij van de Arbeid te formuleren en op de wijze waarop de partij georganiseerd zou moeten zijn.Ga naar eind13 Het is een van zijn grote teleurstellingen geweest dat het rapport van deze Commissie met zo onnodig veel ergernis, pijn en moeite tot stand is gekomen en zo weinig impact heeft gehad. Al vroeg, in 1976, | |
[pagina 11]
| |
in een van zijn eerste grote artikelen in Socialisme en Democratie, had hij afstand genomen van de idee van de actiepartij uit de jaren zeventig. Zijn keuze voor de PvdA als beginselpartij was ook toen al duidelijk: ‘Uitgangspunt van de PvdA als beginselpartij is dat de partij haar bestaansrecht en identiteit ontleent aan een min of meer expliciete politieke theorie, waarin beginselen als gelijkheid, vrijheid, solidariteit en rechtvaardigheid geargumenteerd zijn uitgewerkt en tot maatstaven van concreet beleid zijn geworden.’Ga naar eind14 In het verlengde daarvan was het zijn diepste overtuiging dat een politieke partij als de PvdA gebonden hoort te zijn aan constitutionele verhoudingen zoals een democratische relatie tussen meningsvorming en besluitvorming en een gereglementeerde verantwoordingsplicht. Vol optimisme en werkkracht trad hij daarom toe tot de commissie-Van Kemenade waar hij die opvattingen zou kunnen beargumenteren en concretiseren. Gedesillusioneerd over de gang van zaken maar opgelucht omdat het was gelukt om samen met anderen toch nog een in essentie behoorlijk rapport te laten verschijnen, bleek even later tijdens de periode van ‘partijvernieuwing’ dat er met de aanbevelingen uit het rapport zo goed als niets gebeurde. Hij schrijft erover, dat is het enige wapen dat hij in stelling kan brengen, maar hij zal het niet schaterend van de lach hebben teruggelezen. Toch ontbreekt de grimlach niet. Hij eindigt het tot treurnis stemmende verhaal met: ‘Senator Sam Ervin zei indertijd bij de presentatie van het rapport van zijn Select Committee over Watergate: “Some people draw a horse, and then under it they write: “a horse”. We just drew a horse.” Ik zou slechts dit willen zeggen: de wijze waarop het partijbestuur met het rapport Een partij om te kiezen is omgegaan, is een triest stemmende illustratie van de noodzaak de PvdA radicaal te vernieuwen.’Ga naar eind15 Het tweede thema dat als een rode draad door zijn beschouwingen over de sociaal-democratie loopt, zijn de sociaaldemocratische beginselen. Dat is ook het thema van Tromps magnum opus, zijn proefschrift waar hij naast zijn stroom van publicaties in allerlei media heel lang aan gewerkt heeft, maar dat er dan ook mag zijn. Het biedt een diepgaande analyse van de beginselprogramma's van de Sociaal-Democratische Bond (sdb), de Sociaal-Democratische Arbeiderspartij (sdap) en de Partij van de Arbeid van 1878 tot en met 1977.Ga naar eind16 Maar niet alleen theoretisch hield hij zich met beginselprogramma's bezig. Al op het 14e partijcongres van de PvdA in 1973 verdedigde hij namens de afdeling Eindhoven een van de voorstellen om een nieuw | |
[pagina 12]
| |
beginselprogramma op te stellen, dat inderdaad in 1977 verscheen. Naar aanleiding van zijn kritische analyse van dit beginselprogramma belegde de wbs in 1985 een rondetafelgesprek daarover.Ga naar eind17 Het werd daarna algauw officieus ten grave gedragen, zodat de facto de PvdA in een sterk veranderende economie en samenleving het moest stellen zonder richtinggevende beginselen. Waar het programma van 1977 uitmuntte in radicale verwachtingen over de maakbaarheid van de samenleving in alle leefsferen, voer de PvdA van de jaren negentig een heel andere koers: ideologie werd ingeruild voor pragmatiek. ‘Zonder ideologische veren loopt de rode haan in zijn blote kont’, aldus, zonder enig misverstand, stelling 6 bij Tromps proefschrift van 2002. Hij ijverde daarom ook lang voor een nieuw beginselprogramma maar zette er tegelijkertijd grote vraagtekens bij; hij sprak over ‘de noodzaak en onmogelijkheid’ van een nieuw beginselprogramma. ‘De behoefte aan een in mijn ogen realistisch beginselprogramma is groter dan ooit. (...) Daarbij zou niet, zoals in dat van 1977, uitgegaan moeten worden van het streven naar een socialistische maatschappelijke orde die geheel en al van de kapitalistische verschilde, maar evenmin van de gedachte dat de taak der sociaal-democratie vooral bestaat uit het verminderen van de onaangename en onrechtvaardige gevolgen van dat kapitalisme, omdat dit een te defensief programma is, dat bovendien negeert dat kapitalisme een bovenstatelijk verschijnsel is en dus niet werkelijk op het niveau van de nationale staat kan worden ingetoomd.’Ga naar eind18 Hij vond dat er een nieuw beginselprogramma moest komen, maar hij vond ook dat het niet kon omdat een aantal voorwaarden niet werd vervuld: er was binnen de partij geen enkele eensgezindheid ontstaan over de belangrijkste politieke vraagstukken; de opstelling van een beginselprogramma werd niet gedragen door de partijleiding en de intellectuele basis voor het programma ontbrak ten ene male. Misschien tegen beter weten in, aanvaardde hij in 1994 de uitnodiging van Thijs Wöltgens om samen met hem en Paul Kalma te werken aan de opstelling van een beginselprogramma in concept. De in deze uitgave opgenomen epiloog die hij na zijn promotie toevoegde aan de handelsuitgave van zijn proefschrift legt getuigenis af van dit noodzakelijke maar inderdaad tot mislukken gedoemde project. Toch zou in 2005 de PvdA een nieuw beginselprogramma aanvaarden, waarbij hij achter de schermen voor een deel onbewust een aan- | |
[pagina 13]
| |
zienlijke rol heeft gespeeld: ‘(...) In de genoemde epiloog betoogde hij dat de mislukking van het programma (opgesteld onder voorzitterschap van Willem) WitteveenGa naar eind19 niet te wijten was aan de werking van de partijdemocratie, maar aan een gebrek aan commitment van de politieke leiding, openlijke onenigheid in de commissie en een chaotische procedure. Barts proefschrift stelde onze commissie (dat is de commissie die dit programma voorbereidde, jc) in staat om lering te trekken uit het verleden. Aldus werd niet gekozen voor muilkorving van de partijdemocratie, maar juist voor optimaal gebruik ervan via een deugdelijke procedure, namelijk die, welke ook in 1959 werd gevolgd. (...) Zo konden alle leden invloed uitoefenen op de tekst - waaronder vanzelfsprekend een groep rond Tromp - met behoud van coherentie van het programma.’Ga naar eind20 Dat is natuurlijk niet het einde van het verhaal. De vaststelling van een nieuw beginselprogramma is één ding, het ijken van politieke voornemens daaraan en het omzetten daarvan in daden, is een tweede. De grootste uitdaging is meer dan ooit het beteugelen van het letterlijk en figuurlijk grenzen overschrijdende kapitalisme, of in Tromps woorden: ‘het bestrijden van de uitwassen van een productiewijze die enerzijds ongeëvenaard is in de voortbrenging van rijkdom, anderzijds niets heel laat van traditionele verhoudingen en sociale verbanden en tot een historisch niet eerder vertoonde groei van ongelijkheid in inkomen, vermogen en dus ook macht heeft geleid en nog steeds leidt, nationaal zowel als op wereldschaal en tenslotte ertoe tendeert alle menselijke relaties en verbanden te definiëren in termen van winst, efficiëntie en verkoopbaarheid.’Ga naar eind21 In tegenstelling tot de woorden van de Trojaanse Cassandra die vervlogen nadat ze voor dove oren waren uitgesproken, kunnen de woorden van de Cassandra van de PvdA, mede dankzij het verschijnen van dit boek, nog steeds worden gehoord. | |
De thema's in dit boekIn 2010 verscheen onder de titel Geschriften van een intellectuele glazenwasser een selectie van geschriften van Bart Tromp waarin getracht werd een representatief beeld te geven van de grote verscheidenheid in zijn werk. Dit boek kende vier hoofdthema's: politieke denkers, de ontwikkeling van internationale verhoudingen, democra- | |
[pagina 14]
| |
tie en socialisme, en kunst en cultuur. In de inleiding werd al aangekondigd dat de Bart Tromp Stichting van plan was ook meer gespecialiseerde boekuitgaven te laten verschijnen. In dit boek wordt gevolg gegeven aan die wens.Ga naar eind22 In De loden bal van het socialisme is een selectie opgenomen van artikelen in geheel verschillende media die Tromp gedurende een lange periode schreef over een van de grote thema's waarmee hij zich zijn leven lang met vuur en overgave heeft beziggehouden: het socialisme, de sociaaldemocratie, haar geschiedenis, haar beginselen, belangrijke exponenten ervan en, niet te vergeten, de Partij van de Arbeid. En door dat alles heen zijn vaste overtuiging dat democratie onlosmakelijk met die uitgangspunten verbonden behoort te zijn, in het gewone leven, maar evenzeer in de Partij van de Arbeid. Bij elkaar geven deze artikelen een beeld van zijn denken, gevoed als dat was door zijn actieve lidmaatschap van de PvdA, zijn verbazend grote kennis en overzicht van de literatuur, en gezegend door een scherp oordeelsvermogen. Het boek is onderverdeeld in zes thema's: Socialisme toen en nu, Erflaters, Beginselen, De Partij van de Arbeid, Sociaaldemocraten in de praktijk, en Democratie en politiek. Het eerste deel bevat twee artikelen die het socialisme in de tijd plaatsen. In ‘De loden bal van het ware socialisme’ zet Tromp de volgens hem sterk ondergewaardeerde feitelijke prestaties van de sociaaldemocratie (het effectief burgerschap) af tegen socialistische mythes die deels het gevolg zijn van een eerder geloof in de automatische overgang van kapitalisme naar socialisme en deels het gevolg van de gedachte dat het socialisme niets anders kon of hoefde te zijn dan de uitbouw van de verzorgingsstaat. De nadruk in dit artikel dat het sociaaldemocratisch project geen utopie is die op termijn verwezenlijkt kan worden maar dat het gaat om een permanente strijd tegen onrecht en onmacht, verklaart waarom de titel van dit artikel in enigszins gewijzigde vorm de titel van dit boek is geworden. De analyse, en werking, van het moderne kapitalisme is het onderwerp van het tweede artikel: ‘Hedendaags kapitalisme: wereldsysteemanalyse’. Met Adam Smith en Marx als vertrekpunt wordt de geschiedenis van de analyse van het kapitalisme verteld aan de hand van wisseling in wetenschappelijke paradigma's en aan de hand van het werk van de Duitse socioloog Max Weber, de Franse historicus Fernand Braudel en de Amerikaanse socioloog Immanuel Wallerstein. Het moderne wereldsysteem, de kapitalistische | |
[pagina 15]
| |
wereldeconomie met zijn onderverdeling van in tijd wisselende kernzones waar de winst en rijkdom heengaan, en de periferie en semiperiferie die, om het in ouderwetse termen kort samen te vatten, voor die winst en rijkdom worden uitgebuit, is het toneel waarop Tromp zijn beschouwing over taak en functie van de moderne sociaaldemocratie neerzet. In veel van zijn stukken komen aspecten van deze wereldsysteemanalyse terug, met name in analyses over de verhouding tussen economie en staat. Het tweede deel is gewijd aan drie belangrijke erflaters van het socialisme: Marx, Kautsky en Bernstein. ‘Marx nu’, het nieuwe hoofdstuk uit Tromps in 2007 verschenen herziene Marx-monografie van 1983, opent met een ontwapenend portret van Karl Marx als literair kunstenaar, gevolgd door een beschrijving van de erfenis van Marx in het orthodox marxisme, het marxisme-leninisme en het academisch marxisme. Als tweede passeert Karl Kautsky de revue. Een korte levensschets gaat vooraf aan een kritische beschouwing van diens werk en opvattingen waarin de debatten met Bernstein, Rosa Luxemburg, Lenin en Trotski worden geschetst evenals Kautsky's stellingname in 1914 dat socialisten niet voor de oorlogskredieten moesten stemmen. Dit deel wordt afgesloten met een inleiding over Eduard Bernstein, waar ook uitgebreid het debat over het revisionisme en de achtergronden daarvan worden beschreven. Duidelijk is dat Bernsteins reformisme geen theorieloos pragmatisme behelst, zoals o.a. blijkt uit zijn verwijt aan de Fabian Society (die in deel vijf een plaats heeft gekregen) ‘dat zij het socialisme reduceren tot een reeks sociaal-politieke maatregelen, die geen verbindend element bevatten dat uitdrukking kan zijn van de eenheid tussen fundamentele ideeën en handelingen’.Ga naar eind23 Het belang van politieke theorie bij Bernstein is de opmaat voor het derde deel: Beginselen. In vogelvlucht worden de sociaalwetenschappelijke perspectieven op politieke ideologieën geschetst van Daniel Bell in The End of Ideology, van Fukuyama in The End of History en van Wallerstein in zijn wereldsysteemanalyse. In de laatste paragraaf van zijn dissertatie vervolgt Tromp de schets die hij heeft gegeven van de Nederlandse sociaaldemocratie en de agressieve opkomst van het neoliberalisme tegen het decor van de wereldsysteemanalyse. In het volgende artikel ‘De drie tegenstrijdigheden van een massapartij’, al verschenen in 1977, hamert Tromp op de noodzaak dat de PvdA een beginselpartij moet zijn, zeker toen door de economische stagnatie in de jaren zeventig de verzorgingsstaat ter discussie kwam te staan. En | |
[pagina 16]
| |
dan beginselen in de zin van doordachte, onderling samenhangende principes die richting geven aan concrete politieke keuzen. Dit deel eindigt met de eerder besproken ‘Epiloog’. Hierin verhaalt hij met scherpe pen en voor een groot deel als observerende participant, hoe er in de jaren negentig in de PvdA is omgegaan met het besluit van het partijcongres uit 1992 om een nieuw beginselprogramma op te stellen. Naast een inhoudelijke beoordeling van het (niet aangenomen) programma, biedt het artikel ook een kijkje in de keuken van de toen heersende besluitvormingsprocedures in de PvdA. Daarmee is de weg geëffend naar het vierde deel waar de Partij van de Arbeid centraal staat. Na een heel korte, vergelijkende in een interview gegeven karakteristiek van drie toonaangevende leiders van de Nederlandse sociaaldemocratie - Troelstra, Drees en Den Uyl -, volgt een beschouwing uit 1987 over de onmogelijkheid van linkse meerderheidsvorming, het alleen in ‘uiterste noodzaak’ willen regeren met de PvdA van de confessionelen en de consequenties daarvan voor de ideologie, de strategie en de organisatie van de PvdA. Een interview uit 1991 dat volgt, evenals ‘De vloek van Michels’, laat zijn grote bezorgdheid zien bij het leiderschap in de partij. Dit deel eindigt met ‘De taak der sociaaldemocratie’, een beschouwing over de toekomst der PvdA na de ernstige verkiezingsnederlaag in 2002. In het artikel komen alle rode draden samen waarover Tromp in de loop der tijd over de PvdA schreef: de organisatie van de partij, de ideologie en de strategie. In deel vijf is een selectie gemaakt uit de vele en prachtige essays die hij schreef over mensen die (een deel van) hun leven wijdden aan de sociaaldemocratie in woorden of daden. Grote boekessays over de Fabians en Clement Attlee, een uitvoerige verhandeling over Willem Drees, een kort biografisch verhaal over De Miranda, een schets over De KadtGa naar eind24 en een lang interview over leven en werk van Den Uyl. Hoe verschillend de mensen ook die hij beschrijft, hoe groot ook hun successen en mislukkingen, uit alle artikelen spreekt empathie met het menselijk streven en het menselijk tekort. Het laatste deel ten slotte is gewijd aan Democratie en Politiek, centraal thema in Tromps beschouwingen over politiek. Democratie was voor hem onlosmakelijk met het socialisme verbonden. ‘Op de langere termijn is een democratie zonder socialisme niet denkbaar’, was de kop op 19 maart 2004 boven een interview in de Tribune, het nieuwsblad van de sp. In dit deel wordt aan de hand van drie artikelen uiting | |
[pagina 17]
| |
gegeven aan zijn ernstige zorgen over de neergang of zelfs het teloorgaan van de democratie. Een neergang die geen wet van Meden of Perzen hoeft te zijn, maar een neergang die gestopt kan worden en gestopt moet worden wil de alleenmacht van het kapitalisme aan banden kunnen worden gelegd. Tegen de heersende trend naar plebiscitaire democratie in voert hij op verschillende fronten strijd om de politieke partij niet te laten verworden tot een in de woorden van Max Weber Approprationspartei, door hem onnavolgbaar vertaald als een ‘graaipartij’ die uit is op eigen voordeel voor de aanhangers. Hij bepleit, in ieder geval voor de sociaaldemocratie, een Weltanschauungspartei, een politieke partij die haar beginselen en visie op de inrichting van de maatschappij probeert te verwezenlijken. De bundel wordt besloten met een niet eerder gepubliceerd artikel, kort voor zijn dood geschreven over socialisme, religie en morele waarden in het hedendaagse politieke landschap.
Job Cohen |
|