Karl Marx
(1983)–Bart Tromp– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 6]
| |
Voor mijn moeder en mijn dochter | |
[pagina 7]
| |
1
| |
[pagina 8]
| |
samenlevingen slechts voort onder een deel van de intelligentsia. De filosofie die de wereld moest veranderen werd object van academische studie. Waar politieke bewegingen die onder zijn vaandel opereerden de staatsmacht wisten te veroveren, daar is zijn werk geheel en al een dode letter geworden. Dat werk zelf heeft een enorme omvang. De eerste kritische uitgave van zijn verzameld werk, met de verschijning waarvan enkele jaren geleden een begin is gemaakt, zal uiteindelijk ruim honderd dikke delen omvatten. In die uitgave zijn ook de geschriften van zijn vriend Friedrich Engels opgenomen. Dan nog is het opmerkelijk dat van al die geschriften maar een handvol door de auteur zelf als voltooid en rijp voor publikatie is beschouwd. Karl Marx is nu de beroemdste politieke denker van allen. Maar over de inhoud van zijn denkbeelden bestaat een aanhoudende verwarring. | |
OpzetDit boek is geschreven ter ere van de honderdste sterfdag van Marx, een moment dat de uitgeverij Boom een gerede aanleiding leek om een beknopte monografie over Marx uit te brengen. De uitnodiging om deze te schrijven heb ik aanvaard, in het besef dat de literatuur over Marx en het marxisme langzamerhand onoverzienbare vormen heeft aangenomen. Er zijn goede redenen nodig om aan die literatuur een nieuwe titel toe te voegen. Een van die redenen is dat een oorspronkelijke en moderne Nederlandse inleiding eigenlijk niet voorhanden is. De monografieën van De WolffGa naar eind2. en De KadtGa naar eind3. zijn allang niet meer verkrijgbaar. De nog wel beschikbare - BanningGa naar eind4., Van PraagGa naar eind5., KwantGa naar eind6., Van BladelGa naar eind7. - zijn gedateerd, oppervlakkig of te zeer op beperkte (filosofische) thema's toegespitst. Als in deze leemte een goede aanleiding gevonden kan worden om de literatuur over Marx uit te breiden, dan kan men daar echter tegenover stellen dat verschillende belangrijke werken over Marx in het Nederlands vertaald zijnGa naar eind8. en | |
[pagina 9]
| |
dat de literatuur over Marx in het Engels, Duits en Frans nog steeds voor grote delen van de Nederlandse bevolking niet ontoegankelijk is. Een tweede, en belangrijker reden om dit boek te schrijven is dan ook te vinden in de bezwaren die ik koester tegen vrijwel alle mij bekende monografieën, en ook tegen een aantal uitvoeriger studies over Marx. Te zeer zijn daarin de prestaties van Marx het vanzelfsprekende vertrekpunt, niet hun totstandkoming. Het heden dient als sleutel op het verleden. Afhankelijk van het standpunt van de auteur worden de denkbeelden van Marx verheerlijkt, bestreden of uiteengezet, maar te zelden worden ze gemeten aan de doeleinden en maatstaven die Marx zichzelf stelde. Het perspectief van waaruit Marx zelf schreef wordt aldus veronachtzaamd. Veel studies over Marx gaan gebukt onder het feit dat ze zijn werk en zijn denkbeelden teveel beschouwen en beschrijven los van de context waarin ze ontstonden. Op die manier worden zijn theorieën historisch en sociaal ontkoppeld, een procédé dat door Marx zelf als kenmerkend voor de ideologie van de bourgeoisie werd geacht. Bij het schrijven heb ik mij dan ook voorgenomen het denken van Marx niet uiteen te zetten als een voltooid stelsel, maar juist te laten zien hoe het zich ontwikkelde, wat de consistentie ervan is, wat de grondtoon, wat de doorwerking, en wat de bijgeluiden. Dit brengt met zich mee dat ik veel meer aandacht aan de biografische en historische context besteedt dan gebruikelijk is bij een beknopte en kritische uiteenzetting van het werk van Marx. Binnen deze opzet heb ik twee verdere uitgangspunten gehanteerd. In de eerste plaats beschouw ik Marx niet zozeer als filosoof, socioloog, econoom of strijder voor het socialisme, maar als een klassiek politiek theoreticus. Dit leidt tot het accentueren van bepaalde aspecten van zijn werk, en tot het betrekkelijk veronachtzamen van andere. Een tweede uitgangspunt is echter dat ik een evenwichtig beeld van dat oeuvre wil geven, en zonder aanspraak te kunnen maken op volledigheid in de beschrijving ervan toch de aandacht even- | |
[pagina 10]
| |
redig wil spreiden over de verschillende genres in het werk van Marx. Hij heeft méér geschreven dan Das Kapital en het Communistisch Manifest; Das Kapital is in de eerste plaats een verhandeling over economische theorie en geen studie over kennistheoretische problemen, zoals sommige hedendaagse Marx-uitleggers wel hebben beweerd.Ga naar eind9. | |
Het oeuvreDe nadruk op de biografische en historische context van het werk van Marx wordt gedicteerd door het bijzondere karakter ervan. Het is namelijk zowel te groot als te klein van omvang. Het is te groot, omdat Marx over telkens dezelfde thema's bleef schrijven, maar in steeds andere bewoordingen en met steeds andere accenten, zonder ooit tot een uiteenzetting te komen die hij als definitief beschouwde. Het is te groot ook, omdat Marx bij zijn intellectuele speurtocht steeds weer zijwegen insloeg die hem afbrachten van de heirbaan die hij al op jeugdige leeftijd had uitgetekend. Tegen zijn levenseinde hield hij zich bezig met differentiaal- en integraalrekenen, met de etnologie van de vroegste menselijke samenlevingen, met de ontwikkeling van de landbouw in Rusland. Hij was het spoor bijster geraakt. Zijn lezers zullen op hun beurt, zelfs als ze het geheel van zijn geschriften zouden kennen, geen weg weten met zijn werk. Dat komt omdat dat werk tezelfdertijd te klein is. Het oeuvre van Marx is als een reusachtig atelier. Het staat vol met schetsen, voorstudies en halfbeschilderde doeken. Maar men treft er slechts een paar afgemaakte aquarellen en één enorm, voltooid schilderij in olieverf aan. Dit vertoont overigens in allerlei details alweer sporen van bijwerken. Voor Marx was iets eigenlijk nooit af; tot aan zijn dood bleef hij werken aan wijzigingen en veranderingen in zijn enige grote voltooide theoretische werk, het eerste deel van Das Kapital. Bijna de helft van het atelier wordt in beslag genomen door grote stapels, inderhaast voor kranten en tijdschriften vervaardigde prenten en tekeningen. Van een kunstenaar die | |
[pagina 11]
| |
zoiets nalaat krijgt men geen goede indruk door een tentoonstelling in te richten waarin men alles wat hij heeft nagelaten ophangt, maar ook niet door alleen het min of meer afgemaakte te laten zien. Kortom, het werk van Marx is te groot omdat het een jungle van steeds maar weer niet uitgewerkte ideeën is, en het is te klein omdat het centrale gedeelte van zijn theorie nooit ondubbelzinnig door hem is neergeschreven. Daarom is een zorgvuldige analyse van de teksten die hij naliet niet genoeg om een juist begrip te vormen van zijn gedachtengoed. De informatie die uit de tekst zelf voortkomt schiet tekort. Zelf maakte Marx een scherp onderscheid tussen ‘Forschungsweise’ en ‘Darstellung’. Met het eerste woord bedoelde hij het proces waarbij hij al lezend zijn eigen conclusies trok. ‘Darstellung’ is echter de wijze waarop hij zijn gaandeweg uitgekristalliseerde gedachten en notities presenteert aan het publiek. Het grootste deel van zijn theoretische geschriften is nooit verder gekomen dan dit eerste, om zo te zeggen, autobiografische stadium. Het moet geïnterpreteerd worden, want het spreekt niet voor zich, en het heeft ook niet de pretentie dat te doen. Naast het onvolledige en onvoltooide karakter van het grootste deel van zijn theoretische werk is er nog een tweede reden om de teksten van Marx, ook die welke het stadium van ‘Darstellung’ wel hebben bereikt, steeds in verband te brengen met hun historische context. Zover staat zijn taalgebruik en de aard van zijn denken af van onze tijd, dat veronachtzaming van deze twee aspecten voornamelijk misverstanden in de hand werkt. De geschiedenis van het ‘marxisme’ is grotendeels de geschiedenis van zulke misverstanden. Klakkeloos wordt dikwijls aangenomen dat door de tijd heen de betekenis van belangrijke begrippen dezelfde is gebleven als die ze voor Marx en zijn tijdgenoten hadden. Paradoxaal genoeg is het vaak door de invloed die zijn ideeën hebben uitgeoefend dat dezelfde woorden in zijn en in onze tijd juist een geheel andere betekenis hebben gekregen. Zo dient men te beseffen dat, als de jonge Marx het over ‘wetenschap’ heeft, hij daarmee niet hetzelfde voor ogen | |
[pagina 12]
| |
heeft als hedendaagse lezers. In onze tijd wordt ‘wetenschap’ geassocieerd met de empirische (natuur)wetenschappen. Voor Marx was ‘wetenschap’ echter allereerst filosofie; en filosofie was toen niets anders dan de speculatieve filosofie van het Duitse Idealisme, niet een vorm van analytisch denken. Een ander voorbeeld. ‘Dictatuur’ was in de tijd van Marx geen veelgebruikt woord. Maar als het werd gebruikt, gebeurde dat in de oorspronkelijke betekenis: in de staatsinrichting van de Romeinse republiek was voorzien dat in een hachelijke situatie voor de stad op last van de senaat door de consul een dictator werd aangewezen. Deze beschikte over uitgebreide bevoegdheden, maar de duur van zijn ambt ging in geen geval de zes maanden te boven. Het is nog in deze zin dat Marx de term ‘dictatuur van het proletariaat’ gebruikt. Enkele tientallen jaren na zijn dood had het woord ‘dictatuur’ al een heel andere betekenis gekregen, die van een met geweld gevestigd en niet aan constitutionele beperkingen gebonden heerschappij. Ook daarvan bood het oude Rome voorbeelden: de dictaturen van Sulla en Caesar, maar pas de staatsgrepen van de twintigste eeuw gaven dit moderne begrip ‘dictatuur’ vlees en bloed. Voortaan werd - in de communistische doctrine, waarvan het een centraal begrip werd - de ‘dictatuur van het proletariaat’ gedefinieerd als ‘de heerschappij van het proletariaat over de bourgeoisie, gewonnen en gehandhaafd door geweld en niet aan enige wet gebonden’ (Lenin).Ga naar eind10. ‘Kapitalisme’ is een woord dat Marx bij mijn weten nergens gebruikt. Het komt voor het eerst voor in de Grote Larousse van 1867. Het betekent dan: de heerschappij van enkele grote geldschieters. De ‘kapitalist’ is geenszins identiek met de industriële ondernemer. Een ‘revolutie’ was een kortstondige opstand waarbij ‘het volk’ de zittende monarch verjoeg en een nieuwe klasse aan de macht kwam. Voor Marx en zijn tijdgenoten was het grote voorbeeld van een revolutie niet zozeer de bestorming van de Bastille in 1789, maar de juli-revolutie van 1830 waardoor de Bourbons definitief van de Franse troon werden verstoten, de bourgeoisie | |
[pagina 13]
| |
de staatsmacht verwierf, en die precies drie dagen - de ‘trois glorieuses’ duurde. Deze voorbeelden kunnen met talloze andere worden aangevuld. Het probleem van interpretatie is echter soms nog ingewikkelder, aangezien er in het werk van Marx zelf allengs verschuivingen optreden in de betekenis van woorden, die niet onmiddellijk herkenbaar zijn. Zulke veranderingen houden verband met het feit dat Marx een aantal keren is veranderd van theoretisch perspectief, en daarmee ook van het bij zo'n perspectief behorende vocabulaire. De ‘positieve wetenschap’ die hij in Die deutsche Ideologie tegenover de hersenspinsels van de Jong-Hegelianen stelt, is niet dezelfde wetenschap waarmee hij in Das Kapital aan het licht brengt wat de ‘natuurwetten van de kapitalistische produktie’ zijn en waarom ze zich met ‘ijzeren noodzaak’ voltrekken.Ga naar eind11. Hebben zulke interpretatieproblemen alleen nog maar betrekking op woorden en begrippen, moeilijker ligt het met de aard van het denken van Marx, dat in de filosofische denkwereld van Hegel en het Duitse Idealisme wortelt, een wereld die de hedendaagse lezer volstrekt vreemd is. Deze vreemdheid leidt tot onbegrip, maar, zo kan men vaststellen, evenzeer tot fascinatie. ‘Zonder z'n duisterheden en abracadabra, zonder z'n kwaadaardige verzwijgingen, sjamaanse toverformules en magnetische kletskoek is marxisme niet marxisme’, schreef Vladimir Nabokov aan Edmund Wilson.Ga naar eind12. Zo'n constatering slaat echter op ‘marxisten’ of wie daarvoor wil doorgaan, niet op het werk van Marx. Dit verdient het zoveel mogelijk in een helder daglicht gesteld te worden. | |
Marx als politiek theoreticusIn deze studie beschouw ik Marx, zoals gezegd, in de eerste plaats als een klassiek politiek denker. Dat de verwerkelijking van zijn politieke filosofie tot het einde van de politiek zou leiden maakt hem nog geen uitzondering binnen een traditie die met Plato begint en via, onder andere, Aristote- | |
[pagina 14]
| |
les, Augustinus, Thomas van Aquino en Macchiavelli doorloopt naar Hobbes, Locke, Rousseau en Adam Smith. Centraal staat de politieke theorie van Marx. Ik probeer mij bij de beschrijving daarvan te concentreren op de kern, en laat zoveel mogelijk de losse flodders die Marx heeft afgeschoten buiten beschouwing. Klassieke politieke theorieën hebben een aantal opvallende karakteristieken. In de eerste plaats zijn ze vrijwel altijd geconstrueerd rond een centraal probleem, dat door de theorie zowel wordt gesteld als opgelost. Meestal worden oplossing en probleem in algemene, ahistorische termen gepresenteerd; nochtans blijkt bij nadere beschouwing steeds dat ze hun aanleiding onmiddellijk vinden in de maatschappelijke werkelijkheid waarin de auteur verkeerde. De theorie is, ten tweede, vervat in een voor die theorie specifieke woordenschat, in een kenmerkend vocabularium. Dit vocabularium is rechtstreeks gebonden aan wat men de grammatica van de theorie zou kunnen noemen: de concepten en redeneerregels waarin probleem en oplossing worden gesteld en uitgewerkt. Een authentieke politieke theorie verschilt onder andere hierin van een willekeurige, geheel subjectieve verhandeling over politiek. Als de theorie eenmaal is geformuleerd, wint ze een zekere autonomie ten aanzien van haar auteur. De laatste staat het niet vrij naar eigen believen een slotsom te bedenken. Een buitenstaander die zich de woordenschat en grammatica heeft eigen gemaakt is daarentegen niet alleen in staat om het betoog van de politieke theoreticus te volgen, maar ook om het, als het ware, na te rekenen, en zelfs tot andere, overtuigender conclusies te komen. Zo'n politieke theorie is te vergelijken met een taal, die enerzijds geleerd kan worden en onafhankelijk van de eerste gebruiker bestaat, en die anderzijds eigen criteria van correct gebruik heeft, waaraan ook de imaginaire uitvinder zich niet kan onttrekken. Meestal valt de taal van de politieke theoreticus samen met die van zijn (beoogd) publiek. Maar wanneer auteur en publiek in een verschillende traditie staan, of wanneer hij voor het probleem gesteld wordt verschillende publieken, met een verschillend politiek vocabularium, te overtuigen, | |
[pagina 15]
| |
dan kan hij zich gedwongen zien zich in een andere politieke taal uit te drukken. Want uiteindelijk is het doel van klassieke politieke theorieën niet alleen om aan te tonen, te bewijzen of voor te stellen, maar voor alles: om te overtuigen. Hierin ligt - meer dan in hun normatieve karakter - het voornaamste verschil tussen politieke en wetenschappelijke theorieën. Hoezeer politieke theorieën ook sinds de opkomst van de moderne wetenschap zichzelf als wetenschappelijk presenteren, steeds is het hun uiterste oogmerk een publiek - al is dat soms niet groter dan een vorst - ervan te overtuigen dat het er goed aan doet naar de conclusies van die theorie te handelen. Het prestige van de wetenschap is daarbij vanaf de zestiende eeuw bij uitstek gebruikt als middel ter overreding. Maar hoe complex de grote politieke theorieën ook in elkaar zitten - en hun complexiteit is óók een middel om zich gezag te verschaffen - vrijwel altijd bevatten ze een klein aantal centrale ideeën, plastisch uitgedrukt in beelden van grote kracht. Het zijn deze beelden die als bedachte mythen doordringen tot het politieke denken en daar beklijven. Zo is het gegaan met Locke en Rousseau, naast Marx waarschijnlijk de meest succesvolle politieke theoretici van de moderne tijd, en zo is het gegaan met Marx zelf. Vanuit dit perspectief is het nu mogelijk het werk van Marx te schetsen. Het centrale probleem in zijn politieke theorie, de verzoening van de mens met zijn wezen, erft hij van Hegel, en het is in de filosofie van Hegel, gemodificeerd door de materialistische filosofie van Feuerbach, dat Marx de eerste versie van zijn politieke theorie formuleert. Dit vocabularium was in de jaren veertig van de negentiende eeuw geschikt om de jonge Duitse intelligentsia - het beoogde publiek van Marx - aan te spreken en te overtuigen. Maar met de desintegratie van het Duitse Idealisme, die eigenlijk al meteen na de dood van Hegel in 1831 inzette, verdwijnt dit gehoor, evenals het vanzelfsprekende gezag dat deze filosofie had genoten onder de elites in Duitsland. In de tweede helft van de jaren veertig schakelt Marx over op een politiek vocabularium dat een beter voertuig voor zijn denkbeelden kon zijn: de socialistische doctrines uit de eerste | |
[pagina 16]
| |
helft van de negentiende eeuw. Dezen sloten bovendien aan bij de gedachtenwereld van het publiek dat hij nu allereerst tot zijn gehoor wilde maken: het proletariaat. Dit publiek was goeddeels imaginair; buiten de industriële centra van Engeland was van een arbeidersklasse nog geen sprake. Socialistische doctrines bloeiden vooral in de milieus van - vaak geëmigreerde - handwerkers en ambachtslui. Het vocabularium van de socialistische doctrines schiet echter in de ogen van Marx tekort. Vele inhoudelijke ideeën eruit neemt hij over; maar het ontbreekt deze doctrines te zeer aan intellectuele rigeur, ze zijn te weinig gezaghebbend, en waar ze bovenal niet in voorzien dat is in een filosofie van de geschiedenis welke die van Hegel kan vervangen. Zo kiest hij zich een derde politieke taal om zijn theorie in uit te drukken: die van de politieke economie. Deze is in Engeland, het land dat hij bleef beschouwen als het model voor de ontwikkeling van het kapitalisme, het toonaangevende vocabularium in de wetenschap zowel als in de politiek. In zijn grote werken probeert Marx zijn oorspronkelijke visie gestalte te geven in de termen van deze politieke economie, hoewel er in de loop van de jaren steeds meer verwijzingen optreden naar de taal van de natuurwetenschappen, met name de biologie. Maar een definitieve draai in deze richting heeft hij nooit gemaakt. De aanvaarding van dit vierde vocabularium zou bovendien onverenigbaar zijn geweest met de kern van de oorspronkelijke theorie. Uiteindelijk zou Engels de denkbeelden van Marx wél consequent in het vocabularium van de toentertijd moderne natuurwetenschappen vertalen. Politieke theorie en beoogd publiek werden zo succesvol kortgesloten. Maar met de totstandkoming van wat bekend zou worden als het orthodoxe marxisme verdween veel van de oorspronkelijke politieke theorie van Marx uit het gezicht. De verdienste van de hier geschetste benadering is dat zo een helderder zicht mogelijk wordt op de vele dubbelzinnigheden die de interpretatie van het werk van Marx tot zo'n permanent probleem maken. Veel van de verwarring waarvoor Marx zijn lezers stelt, zo valt nu immers te vermoeden, | |
[pagina 17]
| |
moet zijn toe te schrijven aan die wisselingen van perspectief en vocabularium. Marx heeft zelf vaak niet doorzien wat die wisselingen logischerwijs met zich mee brachten. Anderzijds is hij in meer dan een opzicht de gevangene geworden van het vocabularium dat hij zich als instrument had gedacht. | |
BeperkingenUit het bovenstaande volgt niet alleen min of meer waarin mijn opzet afwijkt van de gebruikelijke bij monografieën over Marx, maar ook dat bij een beschrijving van de biografische en historische context het accent valt op de factoren die te maken hebben met de relatie tussen Marx, zijn werk en zijn publiek. Men zal in dit boek weinig of geen polemiek met andere auteurs over Marx en het marxisme aantreffen. Er is - ik herhaal het - ontzettend veel over deze onderwerpen verschenen, en het meeste is niet goed, of tenminste niet betrouwbaar als interpretatie van Marx zelf. Vrijwel elke uitspraak over Marx, vrijwel elke zin is onderwerp van politieke en intellectuele controverses geweest (of zal het nog worden). Ingaan op alternatieve interpretaties, uitleggen waarom ik besloten heb deze uitleg de voorkeur te geven boven gene, aan te tonen dat een groot aantal auteurs over Marx naar mijn idee de plank steeds weer misslaat, dat alles zou niet alleen een werk vergen vele malen omvangrijker dan dit, het zou ook het Leitmotiv in een kakofonie hebben doen ondergaan. Ik beperk mij daarbij tot de thema's die in de politieke theorie van Marx centraal staan. Dit lijkt uitzonderlijk geworden: er is een bibliotheek te vullen met boeken over Marx waarin de aandacht vooral uitgaat naar onderwerpen waarover hij noch naar intentie noch naar prestatie veel te vertellen heeft. Het is bijvoorbeeld curieus te zien tot welke volumineuze beschouwingen over een ‘marxistische’ kunst en cultuurtheorie de korte passage over de roman Les Mystères de Paris in Die heilige Familie aanleiding heeft weten te geven. | |
[pagina 18]
| |
Een volgende beperking is die aan originaliteit. Daarop kan alleen de stoutmoedige aanspraak proberen te maken die de enorme literatuur over Marx negeert. Mijn pretentie gaat niet verder dan een zo precies en beknopt mogelijke uiteenzetting te geven van de politieke theorie van Marx. Voetnoten en literatuurverwijzingen heb ik zoveel mogelijk beperkt; alle citaten uit vreemde talen zijn vertaald - door mij, tenzij anders vermeld. Dit is een studie over Marx, niet over het ‘marxisme’, een woord dat bij zijn leven niet bestond, en dat strijdig is met de kern van zijn politieke theorie. |
|