de voorschriften voor de jaarlijkse bedevaart naar Mekka inhielden dat vrouwen hun gezicht en handen niet mochten bedekken.
Maar de islam is geen kerk en kent dus geen leergezag, wat betekent dat iedereen zich islamiet mag noemen en zijn eigen uitleg aan de religie de ware. Geschillen in interpretatie zijn daarom onoplosbaar, want er is geen instantie die een door iedere gelovige geaccepteerde oplossing kan opleggen.
Daarom is het op één lijn stellen van hoofddoekjes met kruisjes en keppeltjes misleidend, want het dragen van de laatste twee is binnen christelijke en joodse kring niet betwist en wordt evenmin als een religieuze plicht aan anderen opgedrongen.
Iets heel anders nu: het verschil tussen hoofddoekjes en tulbanden bij sikhs. Mannelijke sikhs zijn volgens hun religie verplicht een tulband te dragen teneinde hun haar, dat ze volgens diezelfde religie moeten laten groeien, ordentelijk op te bergen. Dat levert geen enkel meningsverschil op binnen de geloofsgemeenschap, want een mannelijke sikh die geen tulband draagt, is per definitie geen sikh.
In Groot-Brittannië is het normaal dat politieagenten die sikh zijn, een tulband (in politiekleuren) dragen bij hun uniform. Ik vermoed dat dit minder is toe te schrijven aan een multiculturalistische ideologie dan aan het feit dat het Indische leger onder Brits koloniaal bestuur sikhregimenten telde, waarin de tulband normaal onderdeel van het uniform was.
Datzelfde bestuur heeft ervoor gezorgd dat hockey een favoriete sport bij sikhs is. Als sikhs hockey spelen, dragen ze echter geen tulbanden, maar geknoopte zakdoekjes of hoedjes om hun haardos in toom te houden. Dit is een mooi voorbeeld van wat in het Franse rapport een ‘accommodement raisonable’ wordt genoemd, een redelijke schikking. In dit geval tussen religieuze plicht en praktische noodzaak. Als sikhs zo'n ‘redelijke schikking’ opbrengen om plezierig hockey te kunnen spelen, waarom is het dan te veel gevraagd dat islamitische vrouwen die een hoofddoek moeten of willen dragen, die uit respect voor de neutraliteit van de openbare orde afdoen in scholen en rechtszalen of als ze een publieke functie bekleden, ten minste om andere moslimvrouwen niet te intimideren?
In Frankrijk speelt dit probleem het sterkst, omdat het in vergelijking met andere westerse landen veruit de grootste minderheid uit islamitische plattelandsgebieden herbergt. De laatdunkendheid waarmee in Amerika op het voorgenomen hoofddoekjesverbod is gerea-