Bush en Blair en het veld van eer
(2008)–Bart Tromp– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 54]
| |
Een schot in eigen voetDe presentatie van de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken Colin Powell op 5 februari in de Veiligheidsraad maakte overtuigend duidelijk dat het Iraakse regime niet meewerkt aan de uitvoering van resolutie 1441 en waar mogelijk de wapeninspecties van de Verenigde Naties hindert. In dit opzicht onderstreepte hij de klachten die de leiders van de inspecteurs, Hans Blix en Mohammed el-Baradei, ruim een week eerder bij hun tussenrapportage aan de Veiligheidsraad kenbaar maakten. Maar onweerlegbare bewijzen over de opbouw en beschikbaarheid van een Iraaks arsenaal aan massavernietigingswapens legde Powell niet voor. Dat gold ook voor informatie over het bestaan van Iraakse geleide projectielen voor de lange afstand. Zonder deze is de dreiging van Iraakse massavernietigingswapens immers slechts van lokaal, hoogstens van regionaal belang. Minister van Buitenlandse Zaken Colin Powell demonstreerde dit ongewild met zijn mededeling dat volgens Amerikaanse schattingen Irak voldoende middelen heeft om chemische wapens te vervaardigen waarmee zestienduizend raketten zouden kunnen worden geladen. Ik laat maar zitten dat ‘middelen om chemische wapens te vervaardigen’ geen chemische wapens zijn - anders zou je ook DSM in Heerlen kunnen aanmerken als een fabriek geschikt voor de productie van chemische wapens. Nee, het gaat erom dat Powell ook vertelde dat Irak mogelijk beschikt over een paar dozijn raketten met een reikwijdte van 650 tot 900 kilometer. Die zouden zijn gebaseerd op scudraketten, waarvan Irak er ook nog enkele tientallen zou hebben. De scudraket is een Russisch ont- | |
[pagina 55]
| |
werp dat al bijna een halve eeuw oud is en waarvan het altijd weer een verrassing is waar deze neerkomt, gezien zijn grote onnauwkeurigheid. Met andere woorden: volgens Amerika beschikt Saddam Hoessein op zijn best over een handvol weinig precieze geleide projectielen met middellange dracht om massavernietigingswapens mee te vervoeren. Nucleaire wapens zijn daar niet bij. Powell ging niet verder dan te verklaren dat Irak niet beschikt over splijtbaar materiaal en pogingen heeft gedaan aan de middelen te komen om zelf verrijkt uranium te produceren, in het bijzonder speciale aluminiumbuizen, geschikt voor de bouw van ultracentrifuges waarmee gewoon uranium kan worden verrijkt. Hij meldde niet dat Irak daarin is geslaagd, laat staan dat het bezig is volgens dit procédé daadwerkelijk uranium 235 te maken, een proces dat jaren vergt om de voor een bom benodigde 5 tot 6 kilo te verkrijgen.Ga naar voetnoot* Dat is heel wat anders dan de aankondigingen van de Amerikaanse en Britse regering in september vorig jaar dat Irak op een termijn van enkele maanden over kernwapens kon beschikken. Het hele verhaal van Colin Powell heeft een ontluisterend karakter als men het confronteert met de verklaringen van het Witte Huis in het afgelopen jaar over de onmiddellijke bedreiging van Amerika en de wereldvrede door Iraakse massavernietigingswapens - verklaringen die werden gebruikt als argument om op korte termijn een aanval op Irak te beginnen. Zó pressend werd deze dreiging steeds voorgesteld, dat president Bush lang niets wilde weten van de Verenigde Naties als het geëigende instituut om deze kwestie aan de orde te stellen. Pas in september koos hij ervoor de kwestie in de Veiligheidsraad te brengen, overigens zonder uit te sluiten dat Amerika toch op eigen houtje tot oorlog zou overgaan. Zo ernstig was immers de Iraakse dreiging. Alweer met andere woorden: Powell heeft in zijn presentatie van anderhalf uur overtuigend uiteengezet dat van een ‘clear and present danger’ van Iraakse massavernietigingswapens geen sprake is en dat de regering-Bush dus een jaar lang de wereld met paniekverhalen heeft bestookt. | |
[pagina 56]
| |
Het merkwaardige is nu dat politici, commentatoren en journalisten kritiekloos de ommezwaai van de Amerikaanse regering volgen, negeren dat het oorspronkelijk ging om de dreiging van massavernietigingswapens, en accepteren dat de casus belli nu een heel andere is geworden: het door Irak niet meewerken aan de uitvoering van resolutie 1441. Maar in dit opzicht roept het betoog van Colin Powell onaangename vragen op. Irak is niet het enige (wel het voornaamste) land dat niet meewerkt. De resolutie verplicht ook de andere lidstaten van de VN tot medewerking. Het werk van de VN-inspecteurs zou aanmerkelijk verlicht worden als de Verenigde Staten, Groot-Brittannië, Frankrijk, de Volksrepubliek China en de Russische Federatie bekend zouden maken welke grondstoffen en apparatuur voor de productie voor biologische, chemische en nucleaire wapens zij in de afgelopen twintig jaar aan Saddam Hoessein hebben geleverd. En Colin Powell zou moeten uitleggen waarom zijn land de informatie die hij op 5 februari over de Iraakse geheimhouderij openbaar maakte, niet veel eerder ter beschikking heeft gesteld van de VN-inspecteurs.
15 februari 2003 |
|