nationale geschillen door middel van overleg, met de bereidheid tot compromis, waarbij gewapende strijd werd uitgesloten als te kostbaar en te gevaarlijk. Die traditie begon met het eerste kabinet onder leiding van de grote liberaal William Gladstone, maar is daarna volgens Kennedy de rode draad in de Britse buitenlandse politiek gebleven, tot aan het eind van de jaren dertig van de twintigste eeuw toen bleek dat zo'n politiek met Hitler averechts werkte.
In de periode daarvoor was appeasement een verstandige strategie voor wat toen wereldmacht nummer één was - ook al was deze aan een geleidelijke neergang begonnen. Appeasement was gebaseerd op vier met elkaar verweven uitgangspunten. Het eerste was ethisch. De politieke elites in Groot-Brittannië onderschreven principes van internationale arbitrage en hadden een afkeer van oorlog.
In de tweede plaats had het Verenigd Koninkrijk er, als kern van de wereldeconomie, alle belang bij dat deze niet door oorlog zou worden verstoord. Vrede was nationaal belang.
Als mogendheid met een imperium ‘waar de zon nooit ondergaat’ had Groot-Brittannië voorts wereldwijd politieke belangen, die het nooit allemaal tegelijkertijd militair kon handhaven. Juist zijn positie als wereldmacht dwong het daarom tot een terughoudende politiek.
Ten slotte maakte de geleidelijke democratisering het voor regeringen steeds moeilijker belastinggeld te spenderen aan militaire uitgaven, in plaats van aan lotsverbetering van de eigen bevolking.
Deze politiek van appeasement, die ook door conservatieve regeringen werd voortgezet, legde Groot-Brittannië geen windeieren. Zeker tot 1914, het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog, kon het met een minimum aan kosten zijn eminente positie in de wereld handhaven. (De Eerste Wereldoorlog werd pas onvermijdelijk toen Duitsland een Brits voorstel negeerde om het geschil tussen Oostenrijk-Hongarije en Servië te beslechten via een traditionele topconferentie van de grote mogendheden.)
Deze tamelijk succesvolle Britse traditie van pragmatische appeasement laat zich lezen als een vrij pijnlijke terechtwijzing aan het adres van de Amerikaanse regering. Deze maakt steeds onverbloem-