Liederen van weemoed, wanhoop en waanzin. Gevolgd door Liefdes-, klaag- en politieke liederen. Aliesjes poëziebundel I en II(1974)–Tymen Trolsky– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 195] [p. 195] De dichters De wind dronk van de kleine ratten in de goot; de winter hoestte en draaide zich om op z'n stretchbed, ver weg in de vlakte; de mieren stookten hun potkacheltje in hun lanterfanterige, om idiote oden smekende paardekies en schudden de kaarten; de in lange, zwarte oliejassen geklede krekels laadden en losten hun liederen, zwijgzaam zwoegend; 'n dronken blues kroop over 'n landweg; in de verte de schreeuw van 'n steen, door wreed mos besprongen; 'n populier die kirde, door 'n heks gekieteld. De dichters in hun overall, slap hangend als ongewassen hemden over de waslijn van de dood: daar stond ie, rustig schoffelend in z'n pas aangelegd tuintje met flodderbonen, Magere Hein, zonder zorgen: de liederen leefden, maar hun dichters waren dood! Vorige Volgende