Liederen van weemoed, wanhoop en waanzin. Gevolgd door Liefdes-, klaag- en politieke liederen. Aliesjes poëziebundel I en II(1974)–Tymen Trolsky– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 162] [p. 162] Als jij weg bent I Als jij naar school bent en ik in m'n boeken zit te koekeloeren, dan moet ik voortdurend vloeken om de herrie en 't huilen in de hoek: daar wenen de theedoek en 't pakje kroepoek. Want iedereen mist jou. Naast 't vaatje zout staan 't flesje stout, de havermout en de strijkbout droef te jammeren en te jeremiëren; de schuimspaan pinkt ontdaan uit elk oog 'n traan. En naast ons hompje brood staat weer die klotebotervloot aanstellerig te schreeuwen: ‘Help, ik ga dood!’ En tot ieders verbazing komt plotseling 't tafellaken vol te zitten met wel duizend gillende winkelhaken. En zowaar, 't scheelde niet veel of de paneermeel, 't vaat- je nootmuskaat en 't scheerapparaat kregen 't ook te kwaad. [pagina 163] [p. 163] II Als jij weer thuis bent en ik vanaf m'n bureau met boeken naar jou loop te zoeken, dan moet ik voortdurend vloeken om de herrie en 't huilen in de hoek: daar wenen de theedoek en 't pakje kroepoek. Want iedereen omhelst jou, iedereen is uit z'n gewone doen: de pollepel rukt uitzinnig aan 'n geveterde schoen, de pannelapjes maken schunnige grapjes, de sjuulepel zingt: ‘Niemand weet, niemand weet dat ik Tepel- steeltje heet’, de oven zit alweer (want dat is vast tarief) saxofoon te spelen boven op de keukenkast: tot aan de broodplank staat de keuken blank: 't medicijnkasje waagde weer 's heel onverwacht z'n weelderig plasje; de garde is al oud, hij zingt hortend wat in z'n baard, hij zingt: ‘Jazeker, jazeker, eigen haard is goud waard!’ Vorige Volgende