Liederen van weemoed, wanhoop en waanzin. Gevolgd door Liefdes-, klaag- en politieke liederen. Aliesjes poëziebundel I en II(1974)–Tymen Trolsky– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 87] [p. 87] Ode aan de dichter Opgedragen aan Gerrit Kouwenaar c.s. Doodvermoeid, terwijl ik jouw dood voorspel. Nee, nee, ik duld niet 't gedicht in z'n gekrenkte dode jas, nee, niet de lome, gesmoorde pennekreet die om verachting, om wraak loeit die schurft kweekt in 't hoofdhaar van de gekende dichter nee, ik vraag om de storm, de vloek, 't moordend gespuis dat aanvalt, verslindt, vernielt 't theehuis van de tengere, tellende teek Touwenaar, de vergetene, de vervloekte van de geschiedenis! Vermomd als tuinman zal ik m'n hark punten, m'n snoeimes slijpen, om dood en verderf te zaaien in die heilloze tuin van jou, vol schetterende maar nooit schaterende vogels, in jouw machinepark kreunend van dode, opgestapelde machines, in jouw garage van stotterige, stoffige automobielen: jij, barkeeper zonder glazen: krakende vernieling! paniek! moet 'r komen! Ik zal de sleutels uit je mompelingen trekken en luidkeels lachend breken - de spaken van je invalidewagentje zullen ratelend 't ravijn zoeken de troost van de eendekop omhelzend die gulzig slurpt je gekrenkt geschrei uit je rottend oog! [pagina 88] [p. 88] De tocht! zal verwoestend door je murmelend potkacheltje trekken, je tenger tepeltje opdrogen, arme senator se(nator = snate̸r) van Neerlands Kunstkabinet: je zware pijp is uitgerookt, zeg ik je! Justus de Harduwijn Vorige Volgende