| |
| |
| |
IV. Stockholm.
reaktie tegen de ‘godsvrede’ - de konferentie van den haag - onze
aktie op het doode punt - revolutie in rusland - naar stockholm! - huysmans,
de internationale socialist - branting en de entente - vandervelde op reis -
vliegen en de omkeer in de fransche partij - victor adler in stockholm - het
standpunt der duitsche meerderheid - haase is niet tevreden - stockholm
werkt door - overeenstemming met de russen - steeds weer uitstel - het
vredesprogram - de mislukking en haar konsekwenties - verijdelde reis naar
engeland - laatste pogingen in zwitserland.
De oppositie tegen de godsvredepolitiek der leiding was na December 1914, het
eerste onafhankelijke optreden van Liebknecht, in de Duitsche partij geleidelijk
toegenomen. Tegen de fraktieverklaring, waarin Liebknechts optreden veroordeeld
werd, had zich in de fraktie een belangrijke minderheid verzet. In Maart 1915
hield Haase, bij de debatten over nieuwe oorlogskredieten, tegen de zin van de
rechterzijde der fraktie een rede, waarin hij op een spoedige vrede aandrong en
betoogde, dat het op de weg van Duitschland lag, den eersten stap daartoe te
doen. Sedert December 1914 was de minderheid, die tegen de kredieten wilde
stemmen, verdubbeld.
In Juni 1915 publiceerden Kautsky, Bernstein en Haase tezamen een manifest, ‘Das
Gebot der Stunde’, waarin de algemeen-toenemende vredeswil met vreugde werd
begroet en de toegevende houding der meerderheid tegenover alle regeeringsdaden
ernstig werd gekritiseerd. De leiding der Duitsche partij veroordeelde deze stap
als disciplinebreuk; aan de buitenlandsche partijgenooten en vele andere
buitenstaanders toonde zij, hoe sterk het verzet tegen de oorlogspolitiek der
Duitsche partij juist bij de beste harer leiders was.
In Augustus van dat jaar gaven de meerderheid van het Duitsche partijbestuur en
de Rijksdagfraktie een | |
| |
verklaring over het doel van den oorlog in
het licht, waarin zij elke verminking van het Duitsche grondgebied afwezen; het
manifest vervolgde: ‘Dit geldt ook voor den eisch van wederaanhechting van
Elzas-Lotharingen aan Frankrijk, in welke vorm hij ook moge worden gesteld.’
Niet minder bedenkelijk waren de eischen, die het manifest voor de vrijheid van
ekonomische ontwikkeling van het Duitsche rijk stelde, die, waren zij bij de
vrede ingewilligd, het overwicht van Duitschland blijvend zouden hebben
vastgelegd. Terwille van de Duitsche ekonomische expansie naar het Zuid-Oosten
wees het manifest ‘elke verzwakking en verbrokkeling van Oostenrijk-Hongarije en
Turkije’ af. Wel veroordeelde het manifest tenslotte alle annexaties en bevatte
het den eisch, dat België hersteld moest worden, maar dit niet in zoo krachtige
en duidelijke termen als Haase en andere leden der minderheid hadden
voorgesteld.
In December was de minderheid, die tegen de kredieten wilde stemmen, tot 43 leden
aangegroeid. Onder leiding van Haase scheidde zich een twintigtal openlijk van
de fraktie af, liet een eigen verklaring voorlezen en bracht zijn stem tegen
uit. Hiermede was de splitsing in de Duitsche arbeidersbeweging een feit
geworden. Voor zoover de censuur het toeliet, werden de twistpunten in de pers
enin partijvergadering en besproken, en de polemieken en debatten namen steeds
feller vormen aan.
Naast de door Haase geleide minderheid teekende zich al spoedig een nog radikaler
groep af, de mannen van Spartakus. De arrestatie van hun leider, Liebknecht, op
den eersten Mei 1916, veroorzaakte de eerste belangrijke stakings- en
verzetbeweging onder de Berlijnsche arbeiders die door den ekonomischen nood
steeds meer vatbaar werden voor radikale propaganda. Buiten het parlement, in de
partijorganisatie, bleef de uiterlijke eenheid bestaan, totdat in het voorjaar
van 1917 | |
| |
de ‘Onafhankelijken’ tot de stichting van een eigen
organisatie overgingen, waarin ookde Spartakus-groep werd opgenomen.
In de Fransche partij viel een dergelijke ontwikkeling waar te nemen; doch daar
stak de minderheid pas in het voorjaar van 1915 het hoofd op en daar is het in
de oorlogsjaren niet tot een splitsing gekomen. Het vezet der Fransche
minderheid richtte zich eveneens tegen het klakkeloos volgen der regeering,
terwijl de richtingen voorts tegenover elkaar stonden inzake de houding der
partij tegenover het I.S.B. De meerderheid bleef weigeren aan een zitting van
het Internationaal Bureau tezamen met partijgenooten der centrale landen deel te
nemen; later stelde zij voorwaarden op, waaraan de Duitsche partij moest
voldoen, voordat haar vertegenwoordigers de Franschen mochten ontmoeten. De
minderheid, onder leiding van Longuet, ijverde voor onvoorwaardelijke deelname
aan een zitting van het voltallige Bureau, en eischte van de regeering
nauwkeurige omschrijving van de oorlogsdoeleinden. Terwijl de meerderheid wilde
doorvechten, ‘totdat het Duitsche militarisme zal zijn verslagen’, keerde de
minderheid zich tegen militaristen en annexionisten in het eigen land. Het
toetreden van de socialistische ministers tot een nieuw kabinet werd in Oktober
1915 door de Fransche fraktie slechts met geringe meerderheid goedgekeurd, en in
de partijraadsvergaderingen van April en Augustus 1916 behaalde de minderheid
ruim één derde van de stemmen. Veel sterker dan in Duitschland kwam hier ook in
de vakbeweging, die sedert den aanvang van den oorlog nauw met de partij
samenwerkte, de radikale richting tot uiting.
In Engeland was het de Independant Labour Party, die de rol van
internationaal-gezinde minderheid vervulde. In haar rijen rees tegen het
aanvaarden van ministerportefeuilles door de Arbeiderspartij verzet. Ook sprak
zij zich uit voor deelname aan een vol- | |
| |
tallige zitting van het
I.S.B. Een in Mei 1915 door haar uitgevaardigd manifest riep de regeeringen der
oorlogvoerende staten toe: noemt allen uw vredesvoor waarden. Evenals de
neutrale socialisten, zag de I.L.P. daarin den eenig mogelijken grondslag voor
het aanknoopen van vredesonderhandelingen. Op de kongressen der Arbeiderspartij
bleef zij echter in de minderheid.
Zoo was de gesteldheid der partijen, die wij steeds weer door bemiddeling van het
I.S.B. tot elkaar trachtten te brengen. Begrijpelijker wijze waren er in alle
landen elementen, wien het moeizaam werken van het I.S.B.niet vlug genoeg ging.
In September 1915 kwamen vertegenwoordigers van deze strooming bijeen in een
internationale konferentie te Zimmerwald. Het initiatief was uitgegaan van de
Italiaansche partij, de eenige partij, die officieel vertegenwoordigd was;
verder waren er afgevaardigden van minderheden. De konferentie, waar o.a. Lenin
aanwezig was, werd voor Holland alleen bijgewoond door mevrouw Roland Holst. Uitdrukkelijk werd uitgesproken, dat het
niet de bedoeling was, een nieuwe Internationale te stichten, maar men wilde
‘het proletariaat oproepen tot een gemeenschappelijke aktie voor de vrede, een
middelpunt voor die aktie stichten en trachten het proletariaat weer tot zijn
historische taak terug te brengen.’ Deze konferentie, die haar voortzetting had
in die van Kienthal van April 1916, vond ook aanhang binnen onze Partij, zoodat
het Partijbestuur in November 1915 besloot er openlijk stelling tegen te nemen.
Onze Partij hield in Januari 1916 een buitengewoon kongres, dat vooral van belang
was door de pittige en goed gedokumenteerde rede, waarin de sekretaris van het
I.S.B., Huysmans, er de gestie van het Bureau voor en na het uitbreken van den
oorlog verdedigde. Hij gaf verslag van de pogingen van het Bureau, om kontakt te
krijgen met de partijen der oorlogvoerende | |
| |
landen en besprak de
beteekenis van de officieele verklaringen der Duitsche, Fransche en Engelsche
partijen over de oorlogsdoeleinden.
In het voorjaar van 1916 maakten Wibaut en Huysmans voor het I.S.B. een reis naar
Parijs en Londen. Met uitzondering van de kleine groepen, die op het standpunt
van Zimmerwald stonden, hadden de minderheden in beide landen het optreden van
het I.S.B. volkomen goedgekeurd. De resultaten van zijn reis samenvattend,
stelde Huysmans o.a. het volgende vast: ‘De Franschen en Engelschen erkennen het
Bureau in Den Haag als het centrum der beweging;.... De meerderheid is van
oordeel, dat de tijd van een Bureauzitting nog niet gekomen is; er bestaan
nochtans belangrijke minderheden, die zulk een vergadering wenschen.’
Wibaut bracht mij van zijn bevindingen in Parijs op de hoogte in een brief,
waaruit ik hier enkele passages weergeef, die handelen over de opvatting der
Fransche partijgenooten: ‘Ik heb uitvoerig gepraat, eenerzijds met Sembat,
Albert Thomas, Bracke, Renaudel, Guesde, Lebas, Dubreuilh, (de leiders der met
de regeering samenwerkende meerderheid), anderzijds met Longuet, Mistral,
Pressemanne en een aantal van hun geestverwanten op dit bizondere punt, (de
minderheid).... De argumenten van de Franschen ertegen (n.l. tegen een volledige
bijeenkomst van het I.S.B.) zijn te verdeelen in twee kategorieën: 1ste, het is
ons onmogelijk om de meerderheids-Duitschers te ontmoeten, zoolang zij zich niet
van hun regeering hebben losgemaakt...; 2de, een deelneming onzerzijds aan een
bijeenkomst van het Bureau, dus met die Duitschers, zou door de Fransche natie
en ook door een groot deel van de Fransche Partij worden beschouwd als in
flagrante strijd met het landsbelang. Het lijkt ons onmogelijk
- de verstandigsten, zooals Sembat, Thomas, Renaudel, verklaren dat
uitdrukkelijk, deze handeling door de massa te doen verstaan. Het gevolg zou
zijn, dat de | |
| |
partij al haar invloed verloor bij de
vredesonderhandelingen.... De groep Longuet-Mistral zegt: zoo spreken de
leiders; er is een groote massa in de partij, die er geheel anders over denkt,
die betere gevolgen voor de grondslagen van de vrede verwacht van reeds thans internationaal optreden.’
Het I.S.B. besloot nu een nieuwe konferentie van de socialisten der neutrale
landen in de zomer van 1916 te Den Haag bijeen te roepen. Toen deze konferentie
den 31sten Juli geopend werd, was ik weer voldoende in staat om mijn aktie tot
herstel der Internationale, die door mijn ziekte ontijdig afgebroken was, te
hervatten en de openingsrede te houden.
Ik noemde het de plicht van de socialistische partijen om in elk stadium van den
oorlog, onafhankelijk de vraag te onderzoeken, of voortzetting in de gegeven
omstandigheden nog in het belang van het volk was. En ik vervolgde: ‘Ik ben
stellig van meening, dat zulk een onderzoek op dit oogenblik er toe moet leiden,
dat de socialistische partijen der verschillende landen hun vrijheid tegenover
de eigen regeeringen en burgerlijke partijen zullen hernemen en zich met elkaar
over het verkrijgen van een duurzame, d.i. op de grondslagen van het
internationaal socialistisch vredesprogram gesteunde vrede, zullen verstaan.’ Ik
herhaalde vervolgens mijn stelling, dat de Internationale moest zorgen niet door
de vrede te worden overrompeld, zooals zij door den oorlog overrompeld was.
Daarvoor zou het, zoo betoogde ik, noodig zijn, dat de socialistische partijen
in de oorlogvoerende landen de godsvrede verbraken. ‘Alle regeeringen hebben in
dezen oorlogstijd de noodzakelijkheid leeren kennen, door de socialistische
arbeiders beweging te worden gesteund. Het oogenblik is aangebroken, waarop de
verdere verleening van deze steun moet worden afhankelijk gemaakt van de in
williging van belangrijke eischen, zoowel ten opzichte van de vredespolitiek der
regeering als van de | |
| |
politieke positie der arbeidersklasse.... Een
vrede, gelijk door de Internationale verlangd, zal niet zonder strijd tegen de
heerschende machten te bereiken zijn.’ Ontwikkeling van de demokratie noemde ik
een eersten eisch: ‘Naast de uitbreiding van de autonomie der gemeenten zullen
verschillende organen van het maatschappelijk leven, in de strijd der
arbeidersklasse gevormd, zooals vakvereenigingen, koöperatieve en andere
dergelijke lichamen, belangrijke organen kunnen zijn ter uitvoering van de
nieuwe staatsfunkties.’ Herstel van België als een zelfstandige staat noemde ik
een vanzelfsprekenden eisch, terwijl ik de moeilijkheid van de
Elzas-Lotharingsche kwestie erkende.
Onmiddellijk nadat ik mijn rede geëindigd had, vroeg Branting het woord, om een
speech te houden, die feitelijk tegen verschillende passages van mijn rede was
gericht. Hij wilde een scherper veroordeeling van Zimmerwald; van te
stellig-gestelde ontwapenings eischen bleek hij niet veel te willen weten; hij
eischte van de Duitsche socialisten, dat zij zich openlijk bereid zouden
verklaren over Elzas-Lotharingen te onderhandelen, wat de meerderheid tot nu toe
geweigerd had; hij verdedigde de bezwaren van de Fransche partijgenooten tegen
een vergadering samen met de Duitschers; en hij betoogde vooral, dat volgens hem
het oogenblik voor vredesonderhandelingen niet geschikt was, daar de
oorlogssukcessen van Duitschland niet voldoende door overwinningen der
geallieerde legers waren geneutraliseerd.
In de kommissievergaderingen, die daarna plaats hadden tot het opstellen der
resoluties, bleken de tegenstellingen niet zoo groot, als in de openingszitting
had geschenen. In de loop van de konferentie zette ik mij naast Branting aan een
tafeltje, legde mijn hand op de zijne, en zeide: ‘Jij staat dichter bij de
geallieerden, terwijl ik meer naar de centralen georienteerd ben; juist omdat
wij verschillend georienteerd zijn, kunnen | |
| |
wij samen veel voor de
vrede doen. Laten wij dat nooit vergeten.’ Met welke woorden Branting zijn
hartelijke instemming betuigde.
De door de kommissie voorgestelde resolutie betoogde allereerst, dat strijd tegen
het kapitalisme, dat schuldig was aan den oorlog, noodiger was dan ooit.
‘Daartoe is in de nog niet parlementair geregeerde landen onmisbaar de strijd
tegen het absolutisme en voor de grondwettelijke erkenning van de
volkssouvereiniteit.’ De resolutie sprak zich uit voor herstel van België en
Servië en voor de zelfstandigheid van Polen en gaf uiting aan de verwachting,
‘dat ook de Duitsche sociaal-demokratie bereid zal zijn over het vraagstuk van
Elzas-Lotharingen met de Fransche partij in overleg te treden.’ Zij betuigde
instemming met de door het I.S.B. gevoerde aktie en protesteerde ‘tegen elke
poging om het vertrouwen van het proletariaat in zijn partijen en organisaties’
te ondermijnen. Herinnerend aan het program van Kopenhagen riep de konferentie
de socialistische partijen op, ‘om op de bodem van dit program tot
overeenstemming te komen, opdat niet het historische oogenblik om voor zijn
verwezenlijking te werken ongebruikt voorbijgaat en de vrede door de
imperialistische groepen vastgesteld wordt.’ Tenslotte sprak de konferentie zich
uit voor de bijeenroeping van een volledige Bureauvergadering.
In mijn toelichting van deze resolutie, uitgesproken in de openbare zitting der
konferentie, besprak ik nog eens het tekort van de Duitsche partij. Ik zeide:
‘De politieke machteloosheid der Duitsche partij drukt zwaarder op de
Internationale dan ooit, maar van buiten af kan het Duitsche absolutisme niet
worden vernietigd; dat is de historische plicht van het Duitsche volk zelf.
Meerderheid noch minderheid heeft tot nog toe in dezen het verlossende woord
gesproken. Het is niet genoeg, voor sociale hervormingen te strijden en
radikaal-marxistische resoluties aan te nemen; ook het | |
| |
politiek
systeem moet veranderd. Zoolang het moderne Duitschland een Russisch regeerings
stelsel heeft, drukt dat op de heele Internationale.’
De resolutie werd met algemeene stemmen aangenomen, evenals de ekonomische
resolutie, die door een rapport van Wibaut over ‘De ekonomische oorlog na den
militairen oorlog’ was voorbereid.
Het oordeel over de konferentie in de partijpers der oorlogvoerende landen, was
niet onverdeeld gunstig. Zeer tevreden toonde zich de Weensche
‘Arbeiterzeitung’, die met nadruk mijn opmerking onderschreef, dat voor alle
socialistische partijen de tijd gekomen was, om haar vrijheid tegenover de
regeeringen te hernemen. Een dergelijk oordeel heerschte bij de Duitsche
minderheid en in haar orgaan de ‘Leipziger Volkszeitung’. Wel had ik volgens dit
blad een duidelijke geneigdheid voor de geallieerden aan den dag gelegd. Groote
verontwaardiging hadden speciaal mijn woorden over het tekort der Duitsche
socialisten gewekt in het kamp der meerderheid. De Franschen waren over mijn
openingsrede zoo mogelijk nog slechter te spreken. Zoo schreef de latere
kommunist Cachin in de ‘Humanité’: ‘Dat zij, (de neutrale socialisten), geen
woord van opzettelijke afkeuring voor het Duitsche militarisme hebben kunnen
vinden, dat zij geen werkelijk krachtige uitspraak lieten hooren voor de
vrijheid der volken om over hun eigen lot te beslissen: welk een leemte, en voor
ons, welk een teleurstelling.’
De zeer primitieve omgeving, waarin de besprekingen plaats hadden, was teekenend
voor de précaire omstandigheden, waarin de Internationale door den oorlog was
gebracht; in een zaaltje van een dansmeester werden de vergaderingen gehouden.
Slechts de gemoedelijke figuur van van Kol, die in een viktoria door de stad
reed, om de buitenlandsche vrienden af te halen, gaf aan de bijeenkomst eenige
fleur. Vergelijkt men echter deze konferentie in haar opzet, verloop en resulta-
| |
| |
ten met die van Kopenhagen, in Januari 1915 gehouden, dan kan
een groote vooruitgang worden gekonstateerd. Op breeder basis staande, leidde de
Haagsche konferentie tot veel krachtiger uitspraken, en aan de beraadslagingen,
die in tegenstelling met de vorige maal wel in het openbaar werden gehouden,
wijdde de geheele internationale pers haar aandacht.
Het volgende halfjaar bracht, ondanks Duitsche overwinningen in het Oosten, geen
verandering in de positie der oorlogvoerende partijen. De Duitsche regeering
neigde steeds meer tot het uiterste middel van den onbeperkten duikbootenoorlog,
doch liet daaraan voorafgaan een vredelievend gebaar, om de oppositie in het
eigen land te ontwapenen. Zoo althans beschouwden de onafhankelijke socialisten
de uitnoodiging tot vredesonderhandelingen, door de Duitsche regeering op 12
December 1916 gepubliceerd, en ik geloof, dat zij juist oordeelden. Door den
aanmatigenden toon van het Duitsche stuk en vooral door het ontbreken van
konkrete voorstellen, waarop Haase herhaaldelijk had aangedrongen, was de stap
van te voren tot mislukking gedoemd. Enkele dagen later noodigde de
Amerikaansche president, Wilson, in een nota de oorlogvoerende partijen uit, hun
vredesvoorwaarden bekend te maken. Het antwoord der geallieerde regeeringen
toonde duidelijk, dat ook zij de vrede niet wenschten. Er bleef den volkeren
geen ander uitzicht dan onbegrensde voortzetting van den oorlog.
Voor de Hollandsche delegatie in het I.S.B. werd de toestand onhoudbaar. Moest de
Internationale ook na Wilsons stap blijven zwijgen, tengevolge van de
onmogelijkheid om met de Belgische leden van het Bureau tot overeenstemming te
komen? Ik bracht de zaak in het P.B. en algemeen bleek men van oordeel, dat er
iets moest gebeuren, desnoods op onorganisatorische wijze, buiten den voorzitter
Vandervelde en de andere Belgische leden van het Bureau om.
| |
| |
In Engeland en in Frankrijk won de vredesidee terrein. Van belang was, dat op het
Fransche partijkongres van December 1916, de weigering om aan een zitting van
het I.S.B. deel te nemen, zoolang de Duitsche partijgenooten niet aan bepaalde
voorwaarden hadden voldaan, slechts met een zeer geringe meerderheid was
bevestigd; 1537 stemmen tegen 1407. Wij konden ons er niet bij neerleggen, dat
die kleine meerderheid de Internationale tot werkloosheid en daarmee misschien
tot ondergang zou doemen.
In een brief aan Vandervelde van 8 Januari 1917 deden wij het voorstel, dat
vertegenwoordigers der Engelsche, Fransche en Belgische partijen naar Den Haag
zouden komen om over de mogelijkheid en inrichting van een algemeene vergadering
van het I.S.B. te overleggen; ‘vijanden’ zouden zij dus in Den Haag niet
ontmoeten. Wij schreven: ‘In bijna alle landen verwacht men van de
Internationale een woord en een daad; en wij vreezen zeer, dat als eens de
Internationale haar beleid zal moeten verantwoorden, het verwijt van
onvergeeflijke werkloosheid haar zal treffen, indien nu dit woord niet wordt
gesproken en die daad niet wordt verricht.’ Het Fransche partijbestuur wees het
voorstel met 13 tegen 11 stemmen af; onder de voorstemmers bevonden zich
Longuet, Mistral en Paul Louis; onder de tegenstemmers: Albert Thomas, Bracke,
Dubreuilh, Renaudel, Sembat en Guesde, die één van de onverzoenlijksten was.
Zoo was deze laatste poging om langs organisatorische weg de Internationale in
aktie te brengen mislukt. Tegelijkertijd bewees echter de stemming in het
Fransche P.B., dat, zooals ik in Het Volk schreef, ‘het niet lang meer duren
zal, of de Fransche Partij is haar hypernationalistisch tijdperk te boven en
weer tot het normale denken en voelen van een afdeeling der Internationale
teruggekeerd.’ In een uitvoerig antwoord aan de Fransche partij schreven wij:
‘Wij verhelen niet, dat | |
[pagina t.o. 112]
[p. t.o. 112] | |
NEUTRALEN-KONFERENTIE DEN HAAG, 1916
| |
[pagina t.o. 113]
[p. t.o. 113] | |
HET HUIS VAN I. KEESING, TE LAREN, WAAR TOT DE KONFERENTIE VAN
STOCKHOLM BESLOTEN IS
| |
| |
wij ons in een zeer lastige positie bevinden.... Van de 28
aangesloten partijen, vragen er 25 de bijeenroeping van de Internationale,
(tegenstanders waren de Franschen, Engelschen en Belgen).’ Over de vraag, welke
houding door het I.S.B. tegenover dien toenemenden aandrang moest worden
aangenomen - schreven wij - hadden wij met u willen spreken.
Branting schreef ons, dat naar zijn meening het I.S.B. met verdere stappen moest
wachten, totdat in de Ententepartijen de vredeswil zich sterker zou hebben
ontwikkeld. De stoot tot die ontwikkeling kwam van buiten: het was de revolutie
in Rusland van Maart 1917, die in de arbeidersklasse aller landen zoo sterke
beroering bracht, dat de leiding der socialistische partijen zich niet langer
tegen een internationale aktie kon verzetten. De Deensche vrienden bezwoeren
ons, niet langer te aarzelen. Van ons, aan wie de leiding der Internationale was
toevertrouwd, werd nu de daad verwacht; nu of nooit.
De Russische revolutie riep in de volkeren het sluimerende verzet tegen den
oorlog wakker; het zelfbewustzijn der arbeidersklasse werd in hooge mate
versterkt. Uit de landen van bondgenoot en vijand zonden arbeidersvergaderingen
gelijkgestemde begroetingstelegrammen. De werkstakingen in de
oorlogsindustrieën, in de volgende maanden uitgebroken, moeten uit de Russische
revolutie worden verklaard.
Eind Maart reeds richtte de arbeiders- en soldatenraad van Petrograd een
vredesoproep tot alle volkeren, onder de leuzen: geen annexaties; geen
oorlogsschattingen; zelfbeschikkingsrecht voor alle volkeren. Vooral bij de
socialisten der centrale rijken, ook bij de Duitsche meerderheid, vond deze
oproep weerklank. Op 2 April kon ik in een groote vergadering in de Haagsche
Dierentuin in het openbaar uiting geven aan de gevoelens van bewondering en
enthusiasme, die de Russische revolutie bij mij had wakker geroepen. Ik | |
| |
sprak daar met van Kol en Huysmans; in de vergadering heerschten
een leven en vuur, zooals wij in jaren niet hadden meegemaakt. Duidelijk gaf ik
te kennen, dat nu de beurt was aan het Duitsche en Oostenrijksche absolutisme.
Tot hen, die moedeloos geworden waren, zeide ik: ‘Tracht naast het vreeselijke
ook het grootsche van deze tijd te zien. De Russische revolutie is grootsch en
schoon, om wat zij bracht en brengen zal.’
Ik was na het Paaschkongres, dat op 10 April eindigde, zeer vermoeid en nam
daarom de uitnoodiging van Is. Keesing aan, in zijn huisje te Laren rust te
komen nemen. Het was daar, dat op 15 April de leden der Hollandsche delegatie,
Albarda, van Kol, Wibaut en ik, met Huysmans bijeenkwamen en besloten tot de
konferentie van Stockholm. De Zweedsche hoofdstad was in de gegeven
omstandigheden de aangewezen plaats voor een vredespoging. Over Stockholm
reisden allen, die met het nieuwe Rusland kontakt zochten; daar namen de
centrale socialisten voeling met hun Russische partijgenooten; daarheen moest de
zetel van het I.S.B. worden overgebracht. Ik vond bij allen enthusiaste
instemming met mijn plan. Tot dien tijd hadden wij het moeten dragen, dat wij
tot machteloosheid gedwongen waren door de tegenstand der geallieerde
socialisten. Als wij er nu in slaagden, de Russen voor onze vredesaktie te
interesseeren, zou het onmogelijk zijn, die tegenstand vol te houden. Zonder de
andere Belgische leden van het I.S.B. te raadplegen, besloten wij, het Bureau
naar Stockholm te verplaatsen en daar met de Skandinavische partijen een komitee
te vormen ter organisatie van een algemeene socialistische vredeskonferentie.
Alle aangesloten partijen werden uitgenoodigd tegen 15 Mei afgevaardigden naar
Stockholm te zenden. De Belgische leden van het I.S.B. waren hiermee feitelijk
uitgeschakeld en voor een fait accompli gesteld. Dit was slechts mogelijk door
mijn goede verstandhouding en nauwe samenwerking met | |
| |
den sekretaris
van het I.S.B., Camille Huysmans, die zijn volledige medewerking verleende. De
onafhankelijke en moedige houding, door dezen Belgischen socialist in de
oorlogsjaren aangenomen, kan niet genoeg worden gewaardeerd. Zonder ooit zijn
vaderland ontrouw te worden, vervuld met felle verontwaardiging over het
optreden der Duitschers tegenover België, is hij niettemin zijn plicht als
sekretaris der Internationale met trouw en onovertroffen bekwaamheid blijven
vervullen. Door de tegenwerking der Duitsche overheid gedwongen naar Den Haag te verhuizen, heeft hij hier gedurende den
oorlog met zijn gezin in zeer zorgelijke omstandigheden geleefd. Belasterd door
de nationalistische pers, omgeven door spionnen, gewantrouwd door zijn Belgische
partijgenooten, moest hij zich van allen verlaten gevoelen. Doch rustig en zeker
is hij zijn weg gegaan, zonder zich ooit te bekommeren over de gevaren, die niet
alleen zijn positie, maar ook zijn persoon hebben bedreigd. Hiernaast moet
worden genoemd zijn groote politieke bekwaamheid; Huysmans is een ras-politikus.
Ik heb met Huysmans vaak stevig gevochten, doch ik stel voorop, dat deze
veelzijdigontwikkelde en geestige man één van de belangrijkste figuren is
geweest, waarmee ik in de internationale arbeidersbeweging heb samengewerkt.
Tegenover de onjuiste voorstellingen, die reeds dadelijk omtrent oorsprong en
bedoeling der konferentie in de pers opdoken, omschreef ik nog voor mijn vertrek
in een interview in Het Volk het juiste karakter der zaak. Ik
zeide o.a.: ‘Wij zien allerlei pogingen van socialistische partijen uit
verschillende oorlogvoerende landen om met de Russische arbeiders in kontakt te
komen. Het I.S.B. mag dit niet aanzien als een dood ding; het moet er bij zijn.’
Ik verklaarde, dat wij tot de konferentie niet alleen de partijleidingen, maar
ook de minderheden in de socialistische partijen opriepen, die juist het meest
internationale element vertegen- | |
| |
woordigden. ‘Een eventueele
afzonderlijke vrede zou door ons slechts kunnen worden toegejuicht, voor zoover
hij het door de omstandigheden geboden middel zou zijn om te komen tot een
algemeene vrede.’ In Den Haag bracht ik een bezoek aan dr. Rosen, den Duitschen
gezant. Ik verzocht hem, er bij zijn regeering op aan te dringen, ook den
onafhankelijken socialisten passen voor de konferentie te verleenen. Tevergeefs
trachtte hij mij te beïnvloeden door te eischen, dat over Elzas-Lotharingen niet
zou worden gesproken. Overigens was hij zeer bereidwillig. Na den oorlog met
mijn vrouw in Detmold vertoevend, heb ik hem nog eens ontmoet en toen bleek mij,
dat hij tegenover zijn regeering als de ‘geestelijke vader’ der Stockholmsche
konferentie had geposeerd. Den 19den April vertrok ik naar Berlijn. Ik had daar
gelegenheid, niet alleen met de leiders der beide Duitsche richtingen, maar ook
met Oostenrijksche en Hongaarsche socialisten, de opzet der konferentie te
bespreken. Bovendien had ik een uitvoerig onderhoud met den Staatssekretaris
voor Buitenlandsche Zaken, den heer Zimmermann. Het bleek mij, dat de toestand
voor de centrale rijken na de oorlogsverklaring van Amerika reeds zóó donker
was, dat zij elke vredespoging, ook een socialistische, moesten steunen. Met
veel moeite verkreeg ik van Zimmermann de toezegging, dat ook aan de
onafhankelijke socialisten passen zouden worden verstrekt. Hij zwichtte voor
mijn argument, dat de konferentie anders als Duitsche regeeringsmanoeuvre zou
worden beschouwd en zeker zou mislukken. Men heeft dit bezoek onvoorzichtig
genoemd, daar de Ententepers het tegen mij heeft uitgespeeld. Doch ik beschouw
het nog steeds als een goede zet; hadden de Onafhankelijken geen passen
gekregen, dan had die pers nog veel meer vat op ons gehad.
Met Albarda en van Kol, die eveneens over Duitschland reisden, kwam ik in de
laatste dagen van April | |
| |
in Stockholm aan. Mijn vrouw reisde met mij
mede, daar mijn gezondheidstoestand voortdurende zorg vereischte. Uit het groote
aantal buitenlandsche journalisten, dat ons opwachtte en bestormde en de
tallooze telegrammen met sukceswenschen, die ons dagelijks uit alle deelen van
de wereld bereikten, bleek, hoe de gespannen aandacht van alle volken op
Stockholm was gericht. Huysmans was na een avontuurlijke tocht eveneens
gearriveerd; hij had de reis over zee moeten maken en zich, om tijdig aanwezig
te zijn, als lid der bemanning op een vrachtschip laten aanmonsteren. Een maand
later kwam op dezelfde wijze zijn sekretaris, Karl Mayer, die met zijn groote
bekwaamheid de konferentie belangrijke diensten zou bewijzen. Al spoedig vormde
zich tusschen ons beiden een verhouding van persoonlijke genegenheid.
De 1 Mei-betooging in Stockholm vormde een goeden inzet voor de konferentie. In
de geheele stad lag het werk stil en een indrukwekkende stoet trok door de
straten achter doeken, waarop één woord stond: vrede! De 9de Mei kwam het
‘Hollandsch-Skandinavisch komitee’ tot stand, dat de organisatie van de
algemeene konferentie op zich nam. Het sekretariaat werd opgedragen aan
Huysmans, wien de Zweed Engberg werd toegevoegd. Op mijn voorstel benoemde het
komitee Branting tot voorzitter. In de praktijk presideerden Branting en ik om
de beurt; hij, als er een delegatie uit een Ententeland gehoord werd; ik, als de
partijgenooten uit de centrale rijken aanwezig waren.
De samenwerking tusschen Branting en mij is gedurende de vijf en een halve maand,
dat de konferentie duurde, niet altijd even hartelijk geweest. Hij toonde wel
heel duidelijk zijn sympathieën voor de Entente; tegenover de Duitsche
meerderheid was zijn houding minder korrekt dan die van Huysmans. Met de
gezanten van Engeland en Rusland hield hij nauw kontakt, at bij hen en overlegde
met hen. Na inzage van de | |
| |
stukken en brieven te hebben genomen,
weet ik nu zeer goed, dat hij op de wijze, die hem de beste scheen, alles heeft
gedaan, wat hij kon, om de konferentie te doen slagen. Doch ik had toen wel eens
het gevoel, dat hij gezamenlijk met de geallieerde gezanten ons werk remde. Ik
moest mij zorgvuldig van alle aanraking met het Duitsche gezantschap onthouden,
wat met de houding van Branting een eigenaardige tegenstelling vormde. Branting
was niet in de eerste plaats een politikus; doch hij was ongetwijfeld een
krachtige persoonlijkheid, die onder zijn volk groot gezag had en de
socialistische beweging van zijn land tot groote macht en ingrijpenden invloed
op vele gebieden heeft gebracht. Gelukkig zijn wij later weer de goede vrienden
geworden, die wij vroeger waren geweest.
Het werk, dat de omstandigheden op mijn schouders hadden gelegd, was voor mij
geheel nieuw. Spoedig had ik mij in het Zweedsch ingewerkt, zoodat ik niet
alleen de kranten van het land kon lezen, maar mij ook in die taal kon
uitdrukken. En in het meer diplomatieke optreden, dat van mij werd gevraagd,
voelde ik mij weldra thuis.
Wij troffen in Stockholm onzen Belgischen partijgenoot de Brouckère aan. Spoedig
verscheen Vandervelde met zijn sekretaris, Hendrik de Man; zij waren op weg naar
Rusland, met het doel, de Russische revolutionairen te kalmeeren en hen weer aan
de Entente te binden; een eigenaardige taak voor socialisten, die zich slechts
door de verblinding der oorlogsjaren laat verklaren. Zij bleken in hooge mate
door nationalisme te zijn aangetast, waarbij echter niet moet worden vergeten,
dat Vandervelde als minister van een oorlogvoerend land in een lastige positie
verkeerde. In plaats van de val der tsarenheerschappij met onverdeelde vreugde
te begroeten, waren zij geneigd, de Russische revolutie als een verraad aan de
zaak der Entente te beschouwen.
| |
| |
Hoe dit zij, een vijandige houding der Ententesocialisten zou de konferentie bij
voorbaat tot mislukking doemen en wij moesten met de Belgen tot overeenstemming
komen, wat in de loop van een paar bijeenkomsten gelukte. Zij bleven bij hun
weigering, met de Duitsche meerderheid samen te komen, zoolang deze de
oorlogspolitiek harer regeering steunde. Het is niet onze overtuiging, zeide de
Brouckère, dat een Entente overwinning een socialistische overwinning is, maar
wel, dat een Duitsche overwinning een overwinning der ergste reaktie zou
beteekenen. Vandervelde wilde wachten, totdat de positie der geallieerden op het
slagveld gunstiger zou zijn. Toch erkenden zij, dat wij in Stockholm veel goed
zouden kunnen doen. Zij hoopten, dat wij erin zouden slagen, de Duitsche
meerderheid van haar regeering los te maken. Zij zagen in, dat door ons streven
naar een algemeene vrede het gevaar van een afzonderlijke vrede tusschen Rusland
en de Centralen werd verminderd.
Ik stelde daar met een enkel woord een verklaring van de houding der Duitsche
meerderheid tegenover en betoogde, dat een Ententeoverwinning evengoed een
versterking van het militarisme zou beteekenen. De konklusie, waartoe wij
kwamen, was de volgende: het Hollandsch-Skandinavisch komitee houdt aanvankelijk
afzonderlijke konferenties, waartoe alle aangesloten partijen om de beurt worden
uitgenoodigd; de partijen, die delegaties naar Stockholm zenden, verbinden zich
daarmee niet, ook aan een algemeene konferentie deel te nemen; het komitee van
zijn kant laat het plan van een algemeene konferente niet los en beschouwt deze
afzonderlijke konferenties als nuttigen voorbereidenden arbeid.
Op de eerste uitnoodiging voor een algemeene konferentie had het bestuur der
Engelsche Arbeiderspartij een voorloopig afwijzend antwoord gezonden. Instemming
vonden wij bij de Independant Labour Party en | |
| |
het is van belang
hier, naast de opvattingen der Belgen, die van MacDonald weer te geven, aan de
hand van een brief, door hem op 26 April aan Vandervelde geschreven. Volgens hem
moesten de Russische socialisten, zoo mogelijk in samenwerking met andere
partijen, na de noodige voorbesprekingen een vredesprogram publiceeren, waarop
alle werkelijke demokraten zich zouden kunnen vereenigen. Naast konkrete punten,
als het herstel van België, een onafhankelijk Polen e.d., zou dit program ook de
politieke voorwaarden voor een blijvende vrede moeten bevatten: demokratiseering
van de regeeringen aller volken, ontwapening, een schema voor een Volkenbond.
‘Het zal echter’, vervolgde MacDonald, ‘voor hen noodzakelijk zijn, hun
bondgenooten zeer duidelijk te doen begrijpen, dat de Russische demokratie niet
kan zijn een instrument in de handen hunner regeeringen, maar dat zij zich aan
het hoofd plaatst van een internationale demokratische beweging, die dezen
oorlog dienstbaar zal maken aan de verwezenlijking van haar eigen idealen en aan
de vestiging van haar eigen macht.’
Op hun terugreis uit Rusland deden de Fransche partijgenooten Cachin en Moutet
Stockholm aan. Zij weigerden ons op ons bureau te bezoeken; doch in hun hotel
hadden wij met hen een belangrijke bespreking. Van de vredeswil der Russische
partijgenooten bleken zij sterk onder den indruk te zijn. Tegelijkertijd bleek
ons, dat de minderheid van Longuet overwoog, op eigen gelegenheid een delegatie
naar Stockholm te zenden. Zoover behoefde het niet te komen, daar er spoedig een
belangrijke verandering in de houding van de Fransche partijleiding plaats
greep. Deze was vooral te danken aan het bekwame optreden van Vliegen, die begin
Mei naar Parijs reisde en in een zitting van het Fransche partijbestuur opzet en
doel van Stockholm toelichtte. Hij betoogde, dat socialisten niet konden wachten
op een vrede, door de uitkomsten van het slagveld gedik- | |
| |
CAMILLE HUYSMANS - SCHILDERIJ VAN OPSOMER
| |
| |
VICTOR ADLER TE STOCKHOLM
| |
| |
HOLLANDSCH-SKANDINAVISCH KOMITEE, STOCKHOLM 1917 - Van l. naar r.
Stauning, Albarda, Söderberg, Vidnes, Van Kol, Branting, Engberg,
Troelstra, Huysmans, Lindquist, Lian, Nilssen, Madsen, Möller
| |
| |
STOCKHOLM, 1917 - NINA BANG, HUYSMANS, VAN KOL, TROELSTRA
| |
| |
teerd; wij moesten niet achter de diplomaten aanloopen, maar hen
voorgaan. Hij wees op de tegenstrijdigheid van de eischen der Fransche partij,
die eenerzijds van de Internationale een veroordeeling van de Duitsche
meerderheid eischte en anderzijds weigerde een kongres mogelijk te maken, waar
een dergelijke zaak besproken zou moeten worden. ‘Als gij van de Internationale
iets eischt, komt het bepleiten.’ Met kracht protesteerde hij ertegen, de
konferentie te doen mislukken om de formeele bezwaren over de wijze van
samenroeping, die vooral door Renaudel weer waren geuit. Vliegen besloot: ‘Voor
hen, die uw houding steeds begrepen en verdedigd hebben, wordt dit van dag tot
dag moeilijker, omdat uw houding, die eerst begrijpelijk was, dit niet meer zou
zijn.’ De meerderheid van het Fransche P.B. had een resolutie voorgesteld,
waarin deelneming aan Stockholm werd afgewezen. In een brief aan ons komitee gaf
Vliegen aldus verslag van zijn zending: ‘Mijn kritiek op het ontwerp-resolutie
werd door de minderheid met groote instemming begroet en ik geloof zeker, dat
hij op de meerderheid zooveel indruk heeft gemaakt, dat zij haar beslist
standpunt niet zal handhaven.... Ik heb zelden zoo sterk het gevoel gehad, dat
zij er niets van terug hadden.’
Inderdaad, het resultaat van Vliegens reis bleek van geweldige beteekenis. Op de
partijraadsvergadering van 27 Mei, waar ook de Russische indrukken van Cachin en
Moutet zich deden gelden, besloten de Fransche partijgenooten met algemeene
stemmen, aan een internationale konferentie deel te nemen; het eerste gevolg
was, dat de Engelsche Arbeiderspartij kort daarna een dergelijk besluit nam; ook
hier oefenden de verklaringen van de uit Rusland teruggekeerde delegatie onder
leiding van Will Thorne, met wien wij in Stockholm hadden gesproken, hun
invloed. Voor het Stockholmsch komitee beteekenden deze besluiten de
mogelijkheid, ons werk voort te zetten, terwijl zij zelve | |
| |
reeds een
belangrijk gevolg van onze aktie uitmaakten. Erkend moet worden, dat de Fransche
resolutie niet op alle punten even duidelijk was. Dit was een gevolg van het
feit, dat wij nog steeds niet met de Russen tot klaarheid hadden kunnen komen.
De 9de Mei hadden de Russen eveneens een oproep gepubliceerd vooreen
internationale socialistische konferentie, te houden in een neutraal land. Was
het de bedoeling, met ons samen te werken? Ons streven moest er in de eerste
plaats op gericht zijn, tot een vereeniging van ons initiatief met het Russische
te komen.
Intusschen hadden wij op 19 Mei de reeks afzonderlijke konferenties met een
bijeenkomst met de Bosniërs geopend. Bovendien verzochten wij de delegaties, hun
inzichten in een memorandum neer te leggen. Om de verschillende antwoorden en
memoranda op dezelfde basis te doen opbouwen en onderling vergelijkbaar
materiaal te doen opleveren, had ik op mij genomen, een schema op te stellen,
het ‘program voor de diskussies in de voorbereidende konferenties.’ In de eerste
plaats werden de grondslagen der te bepleiten vredesvoorwaarden behandeld, de
kwesties van het zelfbeschikkingsrecht der volkeren, van de annexaties, van de
oorlogsschatting enz., en hun toepassing op de speciale gevallen. Vervolgens de
beginselen, waarop de internationale rechtsorde na de vrede moest worden
opgebouwd, om nieuwe oorlogen te voorkomen; dan de aktie van de Internationale,
om die eischen te doen inwilligen en tenslotte de vraag van een zoo spoedig
mogelijk te beleggen algemeene socialistische konferentie.
De hooge kosten, die de konferentie vorderde, werden voorloopig door de Zweedsche
partij betaald. Wij voelden, dat deze omstandigheid ons op den duur in een
zekere afhankelijkheid ten opzichte van de Zweden zou moeten brengen. Om
middelen te zoeken ter bestrijding van het Hollandsch aandeel in de
konferentiekosten, | |
| |
was Albarda reeds 12 Mei tijdelijk naar Holland
teruggekeerd. Het was Wibaut, die zich bereid verklaarde, persoonlijk alle
lasten op zich te nemen. Zooals zoo vaak in de geschiedenis onzer beweging,
hielp hij ons ook ditmaal uit de moeilijkheden op kiesche wijze, zonder dat
eigenlijk iemand het wist of er zich door gebonden gevoelde.
Ik nam nu van Albarda de taak over, de lezers van Het Volk van de
ontwikkeling der konferentie op de hoogte te houden, en deed dat in mijn
‘Brieven uit Stockholm’, die tot een serie van achttien artikelen zijn gegroeid.
In den eersten brief kon ik konstateeren, dat in Stockholm ‘de zoo vaak dood
verklaarde en tot dat oogenblik in haar aktie werkelijk lamgeslagen
Internationale met één slag weer vooraan op het plan der wereldgebeurtenissen’
was geplaatst.
In afwachting van de noodzakelijke overeenstemming met de Russen, ontvingen wij
de delegaties van de groote partijen der centrale rijken. Eind Mei de
Oostenrijkers, Hongaren en Tsechen; begin Juni de Duitsche meerderheid en
eind-Juni de Duitsche Onafhankelijken. Hadden alle sekties der Internationale
een dergelijk duidelijk standpunt durven innemen als onze vrienden uit de
Oostenrijksch-Hongaarsche landen, dan was er van Stockholm iets groots te maken
geweest. De Hongaren hadden met Paschen een geheim kongres gehouden, waar de
Russische revolutie als een door de centrale socialisten te volgen voorbeeld was
begroet. Ook met de Tsechen was overeenstemming te bereiken, al had hun partij
zich in de eerste plaats bezig te houden met haar nationaal probleem en te
kampen met een uitgesproken separatistische vleugel, die de socialistische
partij verscheurde. De Oostenrijkers verwachtten niet, dat wij voor de
nationaliteitenkwestie een definitieve oplossing zouden kunnen geven; die zou in
de betrokken landen zelf gevon- | |
| |
den moeten worden. Stockholm zou
nuttig werk doen, door de grondslagen voor de toekomstige internationale
rechtsorde uit te werken en vooral, door de ‘Schrei nach Frieden’ te geven, die
in de volkeren zelf nog werd onderdrukt. Speciale aandacht werd besteed aan
Servië en aan de Balkankwestie. De Oostenrijkers spraken zich uit voor hulp bij
het ekonomisch herstel van Servië en verwachtten, dat de Duitschers ten opzichte
van België hetzelfde zouden doen. Victor Adler erkende, dat het het verstandigst
zou zijn, de vorming van een groot Zuid-Slavisch rijk te bevorderen, waarin ook
Bosnië zou worden opgenomen; voor afstand van dit gebied echter zou de groote
meerderheid van het volk voorloopig niet te vinden zijn. Een dergelijk standpunt
namen zij tegenover dat deel van Polen in, dat bij Oostenrijk-Hongarije was
ingelijfd. Tot de bestrijding van het imperialisme in hun eigen land waren deze
partijgenooten bereid. Adler sprak: Ik gevoel mij hier niet als
vertegenwoordiger eener nationale partij. Hier moeten geen naties
vertegenwoordigd zijn, maar proletariaten; alleen dan.... maar dan ook zeker....
vinden wij elkaar. Van groot belang was, dat de Oostenrijkers zich van te voren
verbonden, de besluiten, die door de internationale konferentie zouden worden
genomen, als bindend te zullen beschouwen en te zullen uitvoeren; dit voorbeeld
werd helaas slechts door enkele delegaties gevolgd.
Het gelukte ons Victor Adler te bewegen, na het vertrek der delegatie in
Stockholm te blijven om aan het werk van het komitee deel te nemen. Zijn
lichaamskrachten waren uitgeput; hij was volkomen op. Doch zijn geest - een van
de grootste, edelste geesten, die de socialistische Internationale hebben geleid
- was nog frisch en levend. Met zijn onuitputtelijke geestkracht en humor stond
hij ons bij de vaak zware besprekingen ter zijde. Mijn vrouw en ik vonden in hem
een ouden en warmen vriend. Persoonlijk heb ik van | |
| |
geen der
internationale socialistische figuren zooveel geleerd en zooveel gehouden, als
van Victor Adler; een levend mensch, een scherpe kop, een onovertroffen
partijleider. Anders dan in de meeste andere landen is in Oostenrijk de
socialistische partij sterk en eendrachtig uit de verwarring en inwendige
twisten van den oorlog te voorschijn gekomen, om in de revolutie de leiding te
nemen. In Stockholm was Adler nog geheel onder den indruk van de daad en de
daarop gevolgde veroordeeling van zijn zoon Friedrich, Deze was in de
oorlogsjaren de leider van de internationalistische linkervleugel der partij;
reeds vroeger herinner ik mij, op een Oostenrijksch partijkongres een debat
tusschen vader en zoon te hebben bijgewoond, waarbij de tegenstelling tusschen
‘Genosse Adler’ en ‘Genosse Adler’ bijna komisch aandeed. Na 1914 was in
Oostenrijk het parlement naar huis gestuurd, de pers onder censuur gesteld, elke
demokratische vrijheid door het militair regiem vernietigd. Als eenig
overgebleven middel, om aan de steeds groeiende verbittering en wanhoop der
massa uiting te geven, had Friedrich toen in Oktober 1916 zijn doodelijk schot
op den minister-president gelost; de Oostenrijksche overheid had het niet
gewaagd, hem ter dood te veroordeelen. Evenmin als ik kon Victor Adler deze daad
goedkeuren, doch in de loop onzer gesprekken te Stockholm bleek mij, hoe sterk
zijn gedachten voortdurend met Friedrich bezig waren, hoeveel hij van zijn
moedigen zoon hield.
In deze jaren heeft Victor Adler verschillende malen een gunstigen en temperenden
invloed weten uit te oefenen op het nationalisme van de Duitsche
partijmeerderheid. Uit Stockholm teruggekeerd heeft hij in het in Mei heropend
Oostenrijksch parlement een moedige vredesrede gehouden, waarin hij o.a. zeide:
De socialisten lijden onder de materieele moeilijkheid, om met elkaar tot
overeenstemming te komen en bo- | |
| |
vendien onder de voor
oorlogsdoeleinden opgezweepte hartstochten der massa's. Hij eischte, dat
eindelijk de regeerders der centrale rijken klaar en duidelijk hun in de
Ententelanden moet weten, ‘dat niet, zooals zij gelooven en men hen wijsmaakt,
in de centrale rijken slaven leven, maar dat ook daar vrije menschen zijn, die
de demokratie willen en die de vrijheid en de vrede zullen veroveren’. Noodig is
‘niet alleen voor den enkeling, maar ook voor de partijen, ook voor de volkeren,
een beetje zelfverloochening en heel veel moed heel veel geloof, dat de oude
tijd voorbij is, dat de nieuwe tijd komen moet, die met de vrede aanvangt en
naar de vrijheid voert.’
Had de Duitsche meerderheid een zelfde standpunt kunnen innemen, had zij, als
Adler, durven verklaren: indien de algemeene konferentie daartoe besluit, zullen
wij voortaan tegen de oorlogskredieten stemmen, dan had Stockholm meer direkt
resultaat opgeleverd. De noodzaak, het Duitsche volk tegen het Russische
tsarisme te verdedigen, het belangrijkste argument voor de ‘godsvredepolitiek’
in Duitschland, was met de Russische revolutie vervallen. Scheidemann en de
zijnen hadden zich in het openbaar te veel vastgelegd; ook zij hadden het parool
‘durchhalten’ uitgegeven. In de Rijksdag hadden zij steeds weer plechtig
verklaard, dat over Elzas-Lotharingen niet gesproken kon worden.
Het was vooral op dit punt, dat ik zoowel in de besprekingen van het komitee met
de delegatie der Duitsche meerderheid, als in partikuliere gesprekken met Ebert
en Scheidemann, koncessies van hen trachtte los te krijgen. Doch zij wilden van
een volksstemming in die streken, de door ons gewenschte oplossing, niet weten;
verder dan het verleenen van autonomie aan die provincies binnen het Duitsche
rijk wilden zij niet gaan. Tegenover het argument van Branting: - als gij | |
| |
zoo zeker van het Duitsche karakter der twee provincies zijt, wat
kunt gij dan tegen een volksstemming hebben? - konden zij weinig inbrengen. Een
argument, overigens, dat evenzeer de Fransche tegenstanders van een
volksstemming moest treffen. Ik vroeg hen: neemt gij het op u, terwille van
Elzas-Lotharingen den oorlog te doen voortduren? Houdt gij per se aan uw
formeele recht vast? Wilt gij niet het bevrijdende woord spreken, door de
volksstemming te akcepteeren? In hun antwoord toonden Molkenbuhr en Scheidemann
meer verontwaardiging dan begrip voor mijn argumenten. Zwaarder dan de
‘nationale eer’ woog voor hen het ekonomisch argument; in Februari 1916 had de
mijnwerkersleider Hue in de Pruisische Landdag verklaard: het verlies van
Elzas-Lotharingen ‘zou een doodelijke slag beteekenen voor millioenen arbeiders
in de mijnen en in de ijzer- en staalindustrie.’ In hun memorandum aan het
Stockholmsch komitee betoogden zij: dat aanhechting van Elzas-Lotharingen aan
Frankrijk in strijd zou zijn met het beginsel: ‘Geen annexaties.’ Zij
herinnerden er aan, dat de Fransche partijgenooten, die nu in meerderheid
Elzas-Lotharingen opeischten - de minderheid was voor een volksstemming - zich
vóór den oorlog algemeen hadden akkoord verklaard met de autonomie der twee
provincies binnen het Duitsche rijk. Slechts voor een enkele, plaatselijke
grenswijziging, waarmee Frankrijk zijn prestige zou kunnen redden, zouden zij te
vinden zijn. De Duitsche Onafhankelijken daarentegen verklaarden zich
voorstanders van een volksstemming in dit gebied.
In de eerste bijeenkomst met de Duitsche meerderheid was de atmosfeer vrij
gespannen. De Duitschers hadden zich degelijk voorbereid, meer echter om hun
oorlogspolitiek tegen de buitenlandsche kritiek te verdedigen, dan voor het
eigenlijke vredeswerk. Daartegenover konden verschillende leden van het komitee
hun vijandige gezindheid nauwelijks verbergen. Branting | |
| |
had zelfs
tot onze groote verontwaardiging aanvankelijk geweigerd, bij de ontvangst der
Duitschers tegenwoordig te zijn.
Scheidemann gaf een algemeene verdediging van de houding der meerderheid, waar
hij, zooals hij met genoegen in zijn Memoiren herdenkt, ‘allerlei kleine
Bosheiten hineinflocht’. Vervolgens sprak van Kol over België en over de
duikbootenoorlog op een dergelijke toon, dat het niet veel scheelde, of hij had
de Duitschers weggejaagd, Ebert toonde zich zeer onaangenaam getroffen. Ik
trachtte de vrede te herstellen door te betoogen, dat ieder in deze
bijeenkomsten gelegenheid moest hebben, om eerlijk te zeggen, wat hem op het
hart lag. Ik verklaarde vervolgens de houding der Duitsche meerderheid zeer wel
te kunnen begrijpen, doch voegde er aan toe: gij hebt tegen de schending der
Belgische neutraliteit slechts op verstandelijke gronden geprotesteerd; gij
schijnt niet te begrijpen, van hoe groote beteekenis een uiting van oprechte
verontwaardiging van uw zijde had kunnen zijn. In de tweede zitting hield David,
in antwoord op de woorden van van Kol, een rede over de vraag van de schuld aan
den oorlog, die van zijn standpunt meesterlijk moest worden genoemd en op allen
indruk maakte.
In de derde zitting werd het schema voor de diskussies aan de orde gesteld; men
vond het van een ‘kaum loyale’ anti-Duitsche eenzijdigheid. Wij gaven
Scheidemann zijn zin, door aan het schema de vraag toe te voegen: wat hebt gij
reeds voor de vrede gedaan? Hij had een tweetal brochures samengesteld met de
Duitsche ‘vredesgezinde’ Rijksdagredevoeringen en partijbesluiten en wilde de
Ententesocialisten op deze wijze hun gebrek aan aktiviteit doen toonen.
Vervolgens stelden de Duitschers een memorandum op, dat wij in de volgende
bijeenkomsten behandelden.
Het duidelijkst herinner ik mij de vergadering, waarin de Belgische kwestie
behandeld werd. Ik heb Huys- | |
[pagina t.o. 128]
[p. t.o. 128] | |
TEEKENING VAN J. BRAAKENSIEK. JUNI 1918, NAAR AANLEIDING VAN
TROELSTRA'S MISLUKTE REIS NAAR ENGELAND Onderschrift: ‘Te zwaar beladen
voor een vredesduif’.
| |
| |
mans die dag bewonderd; zijn toelichting tot den eisch, dat
Duitschland in het herstel van België zou bijdragen, was beheerscht en
overtuigend; hij had de eerste jaren van den oorlog één en ander persoonlijk
beleefd! David verdedigde het Duitsche standpunt: als wij in principe
vaststellen, dat er geen oorlogsschuld wordt betaald, dan ook niet voor België.
Volgens David waren de verwoestingen het gevolg van den oorlogstoestand in het
algemeen en zou het ook aan een onpartijdige kommissie niet mogelijk zijn, vast
te stellen, welke partij in de speciale gevallen de schuldige was. ‘Het is
absoluut uitgesloten, dat Duitschland een eenzijdige schadeloosstelling kan
aanvaarden.’ Zij wilden niet verder gaan, dan in hun memorandum opnemen, dat
voor staten, die niet zelf in staat waren de schade te herstellen,
internationale steun moest worden georganiseerd. Ook in deze kwestie zouden de
Onafhankelijken de door ons voorgestelde oplossing ondersteunen.
Ik moest den vrienden van de Duitsche meerderheid toegeven, dat Duitschland zelf
voor demokratiseering zijner staatsinstellingen had te zorgen en zich op dat
gebied niets door de Ententeregeeringen behoefde te laten voorschrijven, maar ik
drong er sterk op aan, dat zij er dan ook voor zouden zorgen en zich niet met
schijnkoncessies zouden laten paaien. In een Stockholmbrief stelde ik tegenover
de uitingen van van der Goes, redakteur-buitenland van Het Volk, die de Duitsche
meerderheid imperialistisch had genoemd, mijn meening, ‘dat die meerderheid, wat
hare opvattingen omtrent de oorzaken van den oorlog betreft, niet genoeg
kritisch staat tegenover de officieele Duitsche lezing en de beteekenis van het
militarisme als zelfstandige faktor van oorlogsdrang, met name in Duitschland,
onderschat; maar dat haar eigen bedoelingen met den oorlog en haar eigen streven
naar de vrede niet door imperialistische gezindheid worden beheerscht.... | |
| |
In geheel Duitschland betitelt men een vrede zonder annexaties enz.
als een “Scheidemann-Vrede”. In onze kringen wordt Scheidemann nog steeds
gedoodverfd als de imperialist.’ Ik bestreed deze opvatting; in de eerste
plaats, omdat zij onbillijk was: de houding der Ententesocialisten was niet
wezenlijk anders; en in de tweede plaats, omdat wij de Duitsche meerderheid niet
moesten afstooten, maar haar hadden voort te drijven naar een meer radikale,
onafhankelijk-socialistische vredespolitiek.
Wij leefden te Stockholm in een door spionnage verpeste omgeving. Bij zijn
aankomst bezocht Scheidemann den Duitschen gezant; het was half twee in de
middag en de gezant wist hem mede te deelen, wat er om twaalf uur in ons komitee
besloten was. Op ons verzoek, aan die spionnage een einde te maken, zeide
Scheidemann niet te kunnen ingaan, omdat dezelfde personen tegelijkertijd voor
de Entente-gezanten spionneerden. Wij hadden op ons bureau een juffrouw
aangesteld, die met een merkwaardigen ijver werkte, zoodat zij er zelfs flauw
bij viel. Op zekere dag trad een der Russische afgevaardigden binnen, die
blijkbaar meer van haar wist; zij verdween met groote haast, om niet terug te
keeren. In Juli tijdelijk naar Holland terugreizend, om aan de stemming over de
grondwetsherziening deel te nemen, werd ik in de trein begeleid door een spion,
een kerel met een onvergetelijk boeventronie. In Berlijn was aan het station
geen rijtuig te krijgen; een twijfelachtig individu was zoo vriendelijk, er één
voor ons op te zoeken, met het resultaat, dat in het hotel de spion weer naast
ons opdook. Het was deze atmosfeer van gemeenheid en bedrog, die meer dan iets
anders ons zenuwgestel op de proef stelde.
Scheidemann vertelt in zijn Memoiren, dat de Duitsche delegatie bij haar
terugkeer in Berlijn verslag uitbracht aan de regeering; deze, zoowel als de
keizer persoonlijk, | |
| |
waren over hun optreden te Stockholm zeer
tevreden! 22 Juni kwamen de Duitsche Onafhankelijken. Merkwaardig was, dat deze
delegatie der radikalere vleugel uitsluitend oudere figuren bevatte: naast
mannen als Kautsky en Bernstein was Haase de jongste. Hugo Haase is mij als
mensch steeds zeer sympathiek geweest; als politikus streed hij voor inzichten,
die meer met de mijne overeenstemden, dan die der Duitsche meerderheid. Doch ook
hij miste de staatsmansgaven en de ruime politieke kijk, die noodig waren
geweest, om de Duitsche sociaal-demokratie te verjongen.
In de eerste bijeenkomst met de Onafhankelijken toonde Haase zich veel
optimistischer over de waarde en de kansen der konferentie, dan uit zijn later
gepubliceerde korrespondentie uit die dagen zou kunnen worden afgeleid. Hij trok
direkt scherp tegen de Duitsche meerderheid van leer; de oprechtheid van haar
bekeering tot de vredesprincipes van den Petersburgschen arbeiders- en
soldatenraad trok hij in twijfel. Verder oefende hij uitvoerig kritiek op het
gepubliceerde memorandum der meerderheid. De tweede vergadering werd met een
speech van mij geopend. Ik sprak mijn teleurstelling uit over Haase's rede,
waaruit wij den indruk moesten krijgen, dat hij de Duitsche partijstrijd op
internationale bodem wilde overbrengen. De algemeene konferentie had wat anders
te doen, dan de Duitsche meerderheid tot ‘Prügelknabe’ te maken. Er moest een
minimumprogram worden gevonden, dat voor allen aanvaardbaar was, en daarvoor had
ieder iets van zijn eigen ‘gelijk’ op te geven. Haase's scherpte werd niet
gerechtvaardigd door de zakelijke grondslag van het meeningsverschil. De eenheid
van het Duitsche proletariaat moest hersteld worden, en de twee Duitsche
frakties mochten niet van de algemeene konferentie terugkeeren als twee honden,
die slechts hun staarten hadden overgelaten. De politieke taak der
Onafhankelijken omvatte grooter eischen dan het ver- | |
| |
ketteren van
de meerderheid; zij hadden die meerderheid te drijven en te sterken in de strijd
tegen de imperialistische regeering. Bovendien herhaalde ik in dit gezelschap
mijn beschouwingen over het politiek tekort der Duitsche partij, (blz. 13). De
fout was in de jaren vóór den oorlog gemaakt, en daaraan waren de tegenwoordige
Onafhankelijken mede schuldig. Gij hebt, zeide ik, sedert 1890 een voor de
Internationale schadelijke politiek gevoerd. Gij hebt uw groote macht ongebruikt
gelaten en uw revolutionaire kracht gezocht in resoluties. Het kettergericht van
Dresden en uw overwinning te Amsterdam in 1904 (zie: ‘Groei’ blz. 305) hebben
zich gewroken in de débacle van uw partij in 1914. Meer dan ooit mogen wij u nu
vragen: wat doet gij voor de demokratiseering van de Duitsche staat? Uit deze
uitvoerige weergave mijner rede - aan de hand van de notulen - ziet men, dat ik
meer deed dan ‘meinem revisionistischen Herzen Luft machen’, zooals Haase het
met eenige bitterheid in een brief aan zijn vrouw heeft genoemd. Het scheen voor
deze Onafhankelijken even moeilijk om mijn bedoeling te begrijpen, als het voor
Wolffgang Heine en zijn geestverwanten was geweest.
Uit de woorden van Bernstein, die de kwestie breeder zag, bleek, dat onder de
Onafhankelijken ernstige meeningsverschillen bestonden. Geheel anders dan bij de
delegatie der meerderheid, die eerst in eigen boezem haar standpunt vaststelde
en dan haar spreker aanwees. Ik gaf Bernstein toe, dat het noodig zou zijn, op
de algemeene konferentie de schuldvraag aan de orde te stellen; niet, om
daarover als een soort van internationaal gerechtshof een uitspraak te doen,
maar om door een openhartige diskussie de atmosfeer te zuiveren. Kautsky
betoogde terecht, dat de konferentie slechts waarde zou hebben, als alle
partijen bereid waren voor de uitvoering van het op te stellen program de strijd
tegen de eigen regeeringen aan te binden. Hun stand- | |
| |
punt ten
opzichte van kritieke punten, als het herstel van België en Elzas-Lotharingen,
heb ik reeds vermeld. In het algemeen maakte het memorandum, dat zij na afloop
der besprekingen opstelden, op de Ententesocialisten een gunstigen indruk; hier
was de toon gevonden, die herstel der internationale aktie mogelijk maakte.
Na het vertrek der Onafhankelijken kwam de konferentie in een periode van
afwachten. Wij hadden deze eerste maanden heel hard gewerkt; nu lag het
hoogtepunt achter ons. Wij hebben ons werk voortgezet en de delegaties van
kleine landen en allerhand nationale minderheden in afzonderlijke konferenties
ontvangen. Ik heb mij, door de omstandigheden gedwongen, in deze maanden geheel
in het nationaliteitenprobleem verdiept. De plaats ontbreekt mij, er hier
uitvoerig over te spreken, doch in het boek, dat onder de titel ‘Stockholm’ na
afloop der konferentie door het I.S.B. is uitgegeven, vindt men een schat van
materiaal over deze kwestie verzameld. Verschillende dezer delegaties, die van
de Duitsche regeering passen hadden gekregen, ontleenden haar beteekenis minder
aan haar positie in het eigen volk, dan aan het feit, dat Berlijn haar als
werktuig voor de Duitsche politiek wilde gebruiken. De invloed van Stockholm
heeft zich ongetwijfeld doen gelden bij het tot stand komen van de
vredesresolutie, die op 19 Juli door de meerderheid van de Duitsche Rijksdag
werd aangenomen. Deze, zich uitsprekend voor ‘een vrede door overleg en van
blijvende verzoening der volken’ wees niet alleen veroveringen, maar ook alle
pogingen tot ekonomische overheersching af. Met de meerderheidssocialisten
stemden vóór de resolutie het Katholieke Centrum en de ‘vrijzinnigen’. Ondanks
enkele dubbelzinnige passages, die in de ter zelfder tijd gehouden rede van den
nieuwen Rijkskanselier Michaëlis voorkwamen, maakte deze stap in het buitenland
indruk. Daar Scheide- | |
| |
mann en de zijnen, ingelijfd bij het nieuwe
regeeringsblok, nu gebonden waren, ook verder voor de oorlogskredieten te
stemmen, werd het resultaat der Rijksdagszitting door het Stockholmsch komitee
met gemengde gevoelens begroet. In een interview, in de Vossische Zeitung
opgenomen, verklaarde ik het te betreuren, dat de socialistische meerderheid,
terwille van het kompromis, voorloopig van een scherpe aktie voor het
belangrijkste punt, de demokratiseering van Duitschland, had afgezien. Bij de
vrede van Brest-Litowsk met Rusland is gebleken, dat de regeering deze resolutie
ongestraft kon negeeren. Het afwijzend standpunt der Onafhankelijken is door de
feiten bevestigd. In het begin van den oorlog had een dergelijke politiek van
beteekenis kunnen zijn; nu kwam zij te laat en vormde zij meer een rem dan een
steun bij ons werk tot herstel der Internationale en voor een vrede door
overleg. Evenmin als de partijgenooten in de Ententelanden bleek de Duitsche
meerderheid in staat, zich definitief uit de nationalistische stemming los te
maken. Pas in September 1918, onder de druk der dreigende militaire nederlaag,
heeft haar politiek een krachtige zwenking naar links gemaakt.
Op de konferentie van Den Haag van 1916 was het N.V.V. vertegenwoordigd geweest;
ook in Stockholm stelden wij op deelname van de vakbeweging prijs; het N.V.V.
verklaarde zich bereid, een viertal leden in de Nederlandsche delegatie naar de
steeds uitgestelde algemeene konferentie te benoemen. Evenmin als de politieke
Internationale was het I.V.V. er in geslaagd, de vijanden in den oorlog op één
bijeenkomst te vereenigen. Namens de Duitschers, die het internationaal
sekretariaat in handen hadden, hield Oudegeest in Amsterdam als
‘korrespondentieadres’ de zaken zooveel mogelijk gaande. Legien hoopte zijn
lang-gekoesterd plan, een internationale vakkonferentie te beleggen, in
aansluiting aan ons Stockholmsch initiatief te | |
| |
kunnen
verwezenlijken en tegen 8 Juni werd die konferentie te Stockholm samengeroepen.
Tengevolge van de korte voorbereiding waren slechts een beperkt aantal neutrale
en centrale landen vertegenwoordigd. De bijeenkomst kreeg daardoor het karakter
van een voorloopige bespreking, waar tot de belangrijke internationale
vakkonferentie van Bern, van Oktober 1917, werd besloten.
Vonden wij hier voorloopig weinig steun, ook de als konkurreerende onderneming
bedoelde vredeskonferentie van de Zimmerwalders (zie blz. 105) kon niet op
resultaten bogen. Zij voerden besprekingen met de Russen, die eerst tusschen hen
en ons schenen te aarzelen; en met de Duitsche Onafhankelijken en enkele andere
delegaties. Doch meer dan in het oneindige diskussieeren over de vraag, of zij
al dan niet aan onze konferentie zouden deel nemen, deden zij niet. Dank zij ons
initiatief was hun beteekenis sedert de konferentie in Kienthal, toen hun aktie
door de instemming van de Independant Labour Party een zeker relief had
gekregen, belangrijk verminderd.
In Rusland had de arbeiders- en soldatenraad in Mei minister Miljoekof, die zich
als voortzetter van de imperialistische tsaristische politiek had ontpopt, tot
aftreden gedwongen en een koalitieregeering gevormd uit socialistische en
burgerlijke elementen. Het Russische volk wilde geen voortzetting van den oorlog
en bij de steeds duidelijker sabotage der vredespogingen door de
Ententeregeeringen, moest in Rusland de invloed van de meest radikale vleugel,
de Bolsjewiki, groeien. Voorloopig echter, hadden deze in den arbeiders- en
soldatenraad weinig aanhang; het is van belang, hier vast te stellen, dat
aanvankelijk in de ‘sovjet’, die niet van bolsjewistischen oorsprong is, de
sociaal-demokraten en sociaal-revolutionairen (een partij, steunend op het
platteland) de toon aangaven. De konferentie van Stockholm, uit de Russische
revolutie ge- | |
| |
boren, moest in sterke mate de terugslag ondervinden
van de verdere gebeurtenissen in Rusland.
Door partikuliere inlichtingen kregen wij meer en meer de zekerheid, dat de
sovjet van Petrograd niet anders bedoelde dan de door haar samengeroepen
konferentie met de onze te vereenigen; maar officieel vernamen wij weinig; de
komst van de Russische delegatie werd telkens uitgesteld. In een manifest van 15
Mei wees de sovjet nog een afzonderlijke vrede met Duitschland af, doch riep de
arbeiders in de Ententelanden op, een aktie voor een onmiddellijken algemeenen
vrede te openen. ‘Gij moet op die wijze ons revolutionaire leger, dat streeft
naar vrede tusschen de volkeren, de zekerheid geven, dat haar bloedige offers
niet zullen worden gebruikt tot iets kwaads.’ Den 1sten Juni volgde een nieuwe
oproep aan de politieke partijen en vakbeweging aller landen, waarin de sovjet
als eerste taak van een internationale konferentie stelde: ‘het volledig breken
met de politiek van de “godsvrede” met de regeeringen en de kapitalistische
klassen, omdat deze politiek de strijd voor de vrede onmogelijk maakt.’ De
bedoeling der Russische kameraden was dus in volkomen overeenstemming met het
streven van ons Stockholmsch komitee.
Intusschen wekte deze ontwikkeling ongerustheid bij die Ententesocialisten, die
in de eerste plaats Rusland als strijdvaardig oorlogsbondgenoot wilden behouden.
Zoo ontstond de brief van Vandervelde, Albert Thomas en de Brouckère aan de
sovjet, die in ernstig verminkte vorm door de Entente-pers werd verspreid. Zij
noemden de konvokatie van de internationale konferentie voorbarig, zoolang de
vredesformule van de sovjet niet was uitgewerkt in deze zin, ‘dat zij noch de
bevrijding van gebieden volgens de wil der bewoners, (Elzas!), noch het herstel
van de door de overweldiging gewelddadig bezette gebieden uitsluit.’ Slechts als
de Duitsche socialisten geheel met de keizerlijke politiek zou- | |
| |
den
breken ‘zouden wij de mogelijkheid eener gemeenschappelijke aktie onder de oogen
kunnen zien.’ Voor hun eigen partijen bleven zij tegenover het Duitsche
imperialisme medewerking aan de ‘godsvrede’ als hun plicht beschouwen.
Het antwoord van de sovjet, in verzoenende toon gesteld, bevatte niettemin deze
juiste passage: ‘De arbeidende klasse in alle landen zal niet gemakkelijk een
snelle en duurzame overeenstemming kunnen bereiken, als zij zich niet
uitsluitend laat leiden door haar eigen belangen, en afwijst het streven der
imperialisten, dat vaak zijn werkelijk aangezicht onder een verleidelijk masker
verbergt.’ Voorloopig was het onmogelijk, de Ententesocialisten te genezen van
de fiktie, dat in den oorlog de ‘demokratische’ geallieerden vrijheid en recht
tegenover het Duitsche imperialisme verdedigden. Na 1918 is maar al te duidelijk
gebleken, dat ook het optreden der Entente geheel door imperialistische motieven
werd beheerscht; dat er nog steeds socialisten zijn, ook in ons land, die dit
trachten te ontkennen, moet als bewijs van ongeneeslijke vooringenomenheid en
verblinding worden beschouwd.
Toen ik na een kort verblijf in Holland te Stockholm terugkeerde, was eindelijk
de Russische delegatie aanwezig. Op 9, 10 en 11 Juli hadden de beslissende
bijeenkomsten plaats, waaraan ook Vliegen deelnam; misverstanden, door onjuiste
en half juiste persberichten gerezen - ik zou mij b.v. misprijzend over de
Russische revolutie en de sovjet hebben uitgelaten - waren spoedig opgehelderd.
Zonder moeite werd overeenstemming over samenstelling en program der algemeene
konferentie bereikt. Tscheidze zou voorzitter zijn, met Branting en mij als
ondervoorzitters. Ons komitee maakte plaats voor een
Russisch-Hollandsch-Skandinavisch komitee, waarin de Russen Erlich, Goldenberg,
Rosanof, Roussanoff en Smirnoff werden opgenomen. Van den oprechten vredeswil
der Russen | |
| |
verwachtte ik de redding van de konferentie. Voor den
aanvang der besprekingen had ik Erlich uitgenoodigd tot een onderhoud, waarin ik
mij verplicht gevoelde, hem voor de nauwe verbinding van Branting met de
geallieerde gezanten te waarschuwen; het gevolg daarvan was, zeide ik, dat
Branting aarzelde tot konklusies te komen. ‘Van de Russen’, vervolgde ik, ‘heeft
onze konferentie alles te verwachten. Van u moet de kracht uitgaan, die ons werk
tot een goed einde brengt.’
Ook onder de niet-bolsjewiki had Zimmerwald aanhang en het nieuwe komitee
besloot, tot de algemeene konferentie allen uit te noodigen, dus ook de
Zimmerwalders. Hun linkervleugel onder de leiding van Lenin, de kern van de
latere kommunistische Internationale, weigerde aan die uitnoodiging te voldoen.
Op zijn terugreis uit Rusland verklaarde Vandervelde in een interview voor een
Zweedsch blad, dat hij over de gevechtswaarde van het Russische leger zeer
optimistisch was. De verbroedering tusschen de vijanden aan het front behoorde
weer tot het verleden; de Russen hadden ingezien, dat een offensief de beste
manier was, om met de Duitschers tot vrede te komen en de Duitschers zouden
weldra bemerken, dat het Russische leger zich hersteld had. Inderdaad ging de
koalitie-regeering Kerensky onder druk der Entente in Juli over tot het
offensief in Gallicië, dat, gezien de uitputting van het Russische leger, op een
débacle moest uitloopen. Deze daad, door het volk als verraad beschouwd na de
herhaalde vredelievende regeeringsverklaringen, beteekende de vermoording van de
demokratische revolutie; èn de diktatuur, èn de afzonderlijke vrede met
Duitschland, waartegen de Entente en haar afgezanten zich juist hadden willen
vrijwaren, waren nu op den duur niet tegen te houden.
Het nieuwe komitee stuurde een oproep voor een algemeene konferentie de wereld
in, voorloopig voor 15 Augustus; de agenda bevatte: de Wereldoorlog en de | |
| |
Internationale; (zonder dat punt op de agenda zouden de
Ententesocialisten moeilijk tot deelname te overreden zijn); het vredesprogram
der Internationale; en de wegen en middelen om op de grondslag van dat program
den oorlog spoedig te doen eindigen. In een aanvullende verklaring deelde de
Russische delegatie mede, er niet in geslaagd te zijn, ook het komitee van de
Zimmerwald-groep tot medewerking aan de konferentie te bewegen.
Zoo was met de Russen overeenstemming verkregen en in afwachting van de komst der
delegaties hadden wij een tijd rust, die ik gebruikte om met mijn vrouw in één
van de prachtige badplaatsen ten Noorden van Stockholm enkele weken vakantie te
nemen. In onze buurt logeerde Branting en met hem overlegde ik in deze vredige
omgeving, welk standpunt ons komitee tegenover de ter konferentie te verwachten
moeilijkheden had in te nemen. Ik ontveinsde mij niet, dat verschillende
delegaties zich meer als vertegenwoordigers van een oorlogvoerende partij, dan
als socialisten zouden voelen, maar ik vertrouwde op twee krachten om de
konferentie te doen slagen: op de werking van het milieu, dat het den vroegeren
kameraden mogelijk zou maken, elkaar terug te vinden; en vooral op de druk van
de massa's in de landen zelf, nu het onder de oppervlakte voortlevend besef van
de internationale gemeenschap van het proletariaat zich elke dag weer luider
deed hooren. Nog was de hoop van alle volkeren op Stockholm gericht; geen
delegatie zou de verantwoordelijkheid aandurven, op kleinzielig nationalisme de
konferentie te doen mislukken. Al spoedig bereikten ons van de Ententepartijen
verzoeken, de konferentie uit te stellen. Nog uit mijn vakantieverblijf schreef
ik hierover aan Huysmans: ‘Als wij nog tijdig vóór den vierden oorlogswinter
onze stem daartegen zullen laten hooren, moet het nu. Dat de
Ententesocialisten weinig voor onze konferentie voelen, is tot | |
| |
heden duidelijk gebleken. Moet zij op hun onwil afstuiten,
het zij zoo. Maar dan moeten zij het maar ronduit zeggen, dat zij niet willen.
Een uitstel-taktiek, waarbij wij als domme jongens achter een zeepbel aanloopen,
is al het ergste, wat men ons kan aandoen.’ Eenzelfde stemming maakte zich van
onze Russische vrienden meester, die, nu zij eens in Stockholm waren, zich meer
en meer verbitterd gevoelden over het gebrek aan medewerking bij hun partij
genooten in het Westen. Enkele leden der Russische delegatie begaven zich toen
naar Engeland, Frankrijk en Italië, om van de socialisten in die landen
krachtiger optreden te verkrijgen. Zij werden hoffelijk ontvangen, doch ook zij
bereikten niet het gewenschte resultaat.
De toon van de Entente-pers ten opzichte van Stockholm was, op enkele
uitzonderingen na, zeer vijandig; Stockholm was ‘een muizenval, door de Duitsche
regeering gezet.’ De officieele persagentschappen publiceerden onze geregelde
kommuniqués onvolledig en verdraaid; van het memorandum van de Duitsche
meerderheid werden de belangrijkste passages met omgekeerde strekking
weergegeven. Zoo werd de publieke opinie rijp gemaakt voor de groote slag, die
de geallieerde regeeringen onze konferentie wilden toebrengen: op de reeds
vermelde bereidverklaring der Fransche en Engelsche partijen, delegaties naar
Stockholm te zenden, antwoordden de regeeringen met de weigering om passen te
verstrekken. De Engelsche regeering, die een ruimer inzicht had, was voor de
pressie uit Rome en Parijs gezwicht. De passenweigering werd ook door den
bondgenoot, de Russische regeering-Kerensky, die Stockholm loyaal steunde, als
een onvriendschappelijke daad beschouwd. Zij werkte de verwijdering tusschen
Rusland en de Entente in de hand. Van socialistische zijde is in die dagen over
het algemeen de schuld van het mislukken der algemeene konferentie aan de
passenweigering gegeven. Toch heb ik | |
| |
het ook toen reeds in het
openbaar gezegd: door een deel der Ententesocialisten is dit voorwendsel
dankbaar aanvaard, om van de konferentie af te komen. Hadden onze partijen in de
Ententelanden er alles op gezet, om Stockholm te doen slagen, dan hadden zij de
regeeringen, die bij de oorlogvoering de steun der arbeidersbeweging niet konden
missen, kunnen dwingen, de passen toe te staan.
Het is niet noodig, de verschillende episodes van de uitsteltragedie uitvoerig te
beschrijven. Onder de partijgenooten, die op hun reis van en naar Rusland ons
bezochten, was ook Henderson. Hij bleek zich voldoende te hebben losgemaakt van
het nationalisme, om de gegrondheid van den Russischen aandrang naar vredesdaden
en de noodzaak van een eendrachtig optreden der Internationale te begrijpen. Met
de Russische afgezanten reisde hij naar Parijs, doch moest er zich bij
neerleggen, dat daar in een bijeenkomst met het Fransche P.B. besloten werd, op
uitstel der konferentie tot September aan te dringen en haar door een
intergeallieerde socialistenkonferentie te Londen te doen voorafgaan. Namens de
Russen protesteerde Tscheidze onder verwijzing naar de toenemende onrust in
Rusland tegen deze voorvergadering van één groep, waarvan Stockholm weinig goeds
te verwachten had. Tegelijkertijd kwamen uit de Fransche Kamerfraktie en de
Engelsche vakbeweging openlijke protesten tegen Stockholm los. Nog minder dan de
Duitsche meerderheid bleken de Franschen en Engelschen bereid, zich van te voren
tot uitvoering van de besluiten der algemeene konferentie te verbinden.
Hiermede, schreef ik in Het Volk, vervalt ‘de kans, dat de konferentie, b.v.
door zich vóór de strijd aller partijen vóór de direkte invoering van een zuiver
demokratisch parlementair systeem in alle landen uit te spreken, op de invoering
daarvan in Duitschland, Pruisen, België, Engeland enz. (de eerste twee waren het
belangrijkst!) | |
| |
anderen dan slechts moreelen en propagandistischen
invloed zal oefenen.’ Ik konstateerde met spijt, dat Henderson Stockholm vooral
had aanbevolen, als een geschikt middel in de strijd tegen de centrale rijken;
een redeneering, die door Albert Thomas in Frankrijk werd herhaald. Dit optreden
toont, schreef ik, ‘hoe zonderling het socialisme in het gedrang komt, als het
tijdelijk zijn tenten heeft moeten opslaan in de ziel van een minister voor de
ammunitie van een land, dat in oorlog is.’
Ik betoogde, dat de Ententeregeeringen passen weigerden, omdat zij begrepen, dat
door een geslaagd Stockholm de Internationale zich ‘aan den aanvang van het
nieuwe tijdperk in de wereldgeschiedenis een positie in de harten der menschen
en in de politieke machtsverhoudingen zal veroveren, die haar voor de verdere
groote strijd, die haar wacht, een zedelijk en politiek overwicht over de
burgerlijke machten zal geven, waarvan niet alleen menschelijkheid en
beschaving, maar met name het proletariaat voor zijn eigen bestaan en streven de
heerlijkste vruchten plukken zal.’ Helaas schenen de regeeringen in de
Ententelanden dit duidelijker te beseffen dan een deel der socialisten.
De intergeallieerde socialistische konferentie kwam eind Augustus te Londen
bijeen; aan de vooravond schreef ik in Het Volk: ‘Als deze konferentie stevig
stelling neemt tegen de passenweigering van de Vierbond, is handhaving daarvan
onmogelijk; als zij het aan kracht van wil en overtuiging laat mankeeren, zal
dit de regeeringen aanmoedigen, op de weg van dwang en geweld verder te gaan.’
In een brief aan de konferentie sprak ons komitee dezelfde gedachte uit: ‘Ons
komitee heeft den indruk, dat de weigering der passen niet alleen is gericht
tegen het idee van Stockholm, maar tegen het georganiseerde proletariaat in het
algemeen’. Met groote meerderheid sprak deze konfe- | |
| |
rentie zich
wederom vóór een algemeene konferentie uit, doch over het daar te verdedigen
vredesprogram bestond zooveel verschil van meening, dat zij zonder tot
overeenstemming te zijn gekomen, uiteenging. Eén en ander was een gevolg van het
feit, dat bij de innerlijke worsteling in de betrokken partijen tusschen
oorlogsidee en vredesidee, de krachten elkaar ongeveer in evenwicht hielden.
Als het belangrijkste resultaat van Stockholm moet ongetwijfeld de verandering
worden beschouwd, die ons optreden in de politieke situatie in de verschillende
landen heeft opgeroepen. Ik zeide niet te veel, toen ik reeds half Augustus in
een Stockholm-brief betoogde: ‘Zoo groeien de feiten boven hun opzet uit en
zitten Frankrijk en Engeland wegens de Stockholmsche konferentie reeds midden in
de dreigende verbreking van de godsvrede, zonder dat die door welke partijen dan
ook gewild of gepredikt is. Stockholm heeft de geesten ontketend, die te midden
van de oorlogsrazernij en de onderlinge vijandschap der arbeiders in de
oorlogvoerende landen, de harten opheffen naar vrede en herstel der
Internationale.... Het proces der inwendige genezing is aan de gang; al zou 't
nog mogelijk zijn, door misbruik van macht en geweld de konferentie geheel of
gedeeltelijk te weren - Stockholm werkt reeds en geen macht ter wereld is meer
in staat, die werking tegen te houden.’
De arbeiders hadden zich terwille van de ‘nationale verdediging’ beknotting van
hun politieke en vakvereenigingsrechten moeten laten welgevallen. Toen ook in de
Ententelanden in 1917 groote ‘wilde’ stakingen uitbraken in de oorlogsindustrie,
speelde daar, naast de eischen voor meer vrijheid en betere ekonomische
verzorging, de vredesvraag een rol. In Frankrijk was door het ministerschap van
Albert Thomas de arbeidersbeweging nog steeds aan de regeeringspolitiek gebonden
gebleven; deze positie werd nu onhoudbaar. | |
| |
Begin September 1917
kwam voor het eerst sedert 1914 een kabinet zonder socialisten aan het bewind.
De periode van censuur en hatelijke onderdrukking begon, die onder de niets
ontziende diktatuur van Clemenceau haar hoogtepunt zou bereiken. De
socialistische arbeidersbeweging echter, was onder de drang van Stockholm weer
zich zelf geworden: op het kongres van Bordeaux, in Oktober, behaalde de
vroegere minderheid onder Longuet de beslissende overwinning. Het is duidelijk,
dat deze ontwikkeling op haar beurt het standpunt der socialisten in de centrale
rijken moest beïnvloeden.
In Engeland vielen in andere verhoudingen dergelijke verschijnselen waar te
nemen, al bleef de meerderheid der vakvereenigingen, en daarmee de meerderheid
der Arbeiderspartij, tot het einde de godsvrede getrouw. Doch de minderheid om
MacDonald won snel aan invloed en van onschatbare beteekenis was de stap van
Henderson, die uit de passenweigering door de meerderheid van het kabinet de
juiste konklusie trok, door uit de regeering te treden en het geheele gewicht
van zijn gezag vóór Stockholm in de weegschaal te werpen. Achteraf beschouwd kan
worden gezegd, dat Henderson door deze daad zijn positie in de Engelsche
arbeidersbeweging nog juist op tijd heeft gered. Na den oorlog hebben de
Engelsche arbeiders aan de vredelievende minderheid der oorlogsjaren hun
dankbaarheid voor haar moedige en werkelijk socialistische houding getoond. Niet
alleen aan leiders van de regeeringsgezinde vleugel, als Roberts, maar ook aan
MacDonald was een pas toegestaan voor een reis naar Rusland, die hem op zijn
doorreis in Stockholm althans in officieus kontakt met ons komitee zou hebben
gebracht. Deze reis echter werd onmogelijk gemaakt door Engelsche arbeiders: de
nationalistische zeeliedenbond van Havelock Wilson weigerde den ‘defaitist’
MacDonald te vervoeren; meer dan iets anders | |
| |
heeft deze uiting van
verblinding het vertrouwen der Russische revolutionairen in de vredeswil der
Engelsche arbeiders vernietigd en daardoor den afzonderlijken vrede van Rusland
met Duitschland voorbereid.
In Augustus was van den Paus het initiatief tot een nieuwe, evenmin sukcesvolle,
vredespoging uitgegaan - een uitvoerige nota over de grondslagen van de komende
vrede - die, evenals Stockholm, in de Entente-pers onmiddellijk als een Duitsche
‘manoeuvre’ werd begroet In Het Volk schreef ik naar aanleiding van die nota:
‘In hoeverre aan dat initiatief de zucht, aan het socialisme het monopolie van
vredesstichter te ontnemen, mede ten grondslag ligt, is moeilijk te
beoordeelen.’ Ik betoogde, dat wij dit optreden van den Paus met instemming
konden aanvaarden. ‘Wij kunnen hiertegen te minder bezwaar maken, omdat de Paus,
met zijn aanvaarding van de leuze der Russische socialisten, onbedoeld een
kompliment maakt aan het socialisme.... Een fout zou het zijn, van beide zijden,
de burgerlijke en de onze, deze twee vredespogingen tegenover elkaar te
stellen.’ In een volgende brief besprak ik het teleurstellend antwoord van
Wilson op de pauselijke nota, waarin toch de beginselen waren neergelegd, door
hem zelf vóór Amerika's intrede in den oorlog geproklameerd. Tegen zijn nieuwe
stelling: de ware vrede kan slechts gebracht worden door een overwinning der
Entente - protesteerde ik in de volgende woorden, die na 1918 maar al te juist
gebleken zijn: ‘Een overwinning van het Entente-militarisme over het Duitsche
zal eenvoudig de balans der overmacht van het militarisme naar den anderen kant
doen overslaan. Een vrede op deze grondslag zal een vrede zijn, die een groot
volk neerdrukt in een revanchestemming, elke duurzame vredestoestand in Europa
uitsluit en in alle landen het gevaar voor nieuwe konflikten en dus de zucht
naar steeds hooger opvoering van militair geweld levendig houdt.’
| |
| |
De veranderingen in den oorlogstoestand waren voor de kansen onzer konferentie
niet gunstig. Op de mislukking van het laatste Russische offensief volgden
verdere Duitsche veroveringen, die de imperialistische strooming in Duitschland
nieuw voedsel gaven; het Duitsche antwoord op de pauselijke nota muntte, ook
inzake België, door vaagheid uit. De socialistische meerderheid keurde wel op
haar kongres van Würzburg het door haar delegatie te Stockholm ingenomen
standpunt goed, maar kon zich aan die stemming niet geheel onttrekken. Het was
onder invloed der Oostenrijkers, dat eind Augustus de centrale socialisten een
nota aan ons komitee richtten, bedoeld als aansporing en bewijs van instemming
met onze aktie.
De Russische delegatie, die de Entente-partijen had bezocht, keerde de 10de
September te Stockholm terug; haar berichten luidden niet ongunstig: overal had
zij de onmiskenbare bewijzen van de toenemende vredeswil der arbeiders
ontvangen; in enkele Italiaansche industriesteden was haar komst zelfs met een
demonstratieve algemeene staking begroet. Duidelijk was echter, dat voorloopig
de algemeene konferentie niet zou kunnen plaats vinden. Wat stond ons nu te
doen? De resultaten van de uitvoerige beraadslagingen van ons komitee werden in
een manifest aan de aangesloten partijen samengevat. Het komitee verklaarde zijn
werk te zullen voortzetten en het plan van een algemeene konferentie niet op te
geven; het wees op het nauwe verband tusschen het lot van onze konferentie en de
Russische revolutie, die op dat tijdstip ernstig bedreigd scheen; het manifest
kondigde aan, dat het komitee de verzamelde gegevens zou publiceeren en een
daarop steunend konkreet ontwerpvredesprogram zou opstellen.
Zoo besteedden wij onze laatste weken in Stockholm aan het opstellen van het
vredesprogram. In Het Volk noemde ik het ‘een arbeid, waarvan zij, die er aan
deel- | |
| |
nemen, voorloopig weinig vreugde zullen beleven, daar hij
bestaat in het ontwerpen der grondslagen voor een kompromis op allerlei punten,
waaromtrent blijkens de memoranda derverschillende partijen, deze soms
tegenovergestelde standpunten innemen.’ Doch er waren ernstiger moeilijkheden.
Uit besprekingen met Branting was mij reeds gebleken, dat hij ervoor
terugdeinsde, tot konkrete konklusies te komen. Toch was het opstellen van een
samenvattend rapport het eenige middel, om het door ons gedurende een half jaar
verrichte werk voor de arbeiders te brengen. Ik had een ontwerp voor een
memorandum uitgewerkt en las het in ons komitee voor. Toen kwam Branting uit
zijn schuilhoek; hij zei, er geen bezwaar tegen te hebben, dat ik het stuk voor
eigen verantwoordelijkheid uitgaf, doch het kon volgens hem niet van het komitee
uitgaan. Ik had het gevoel, dat ik een slag op mijn kop kreeg. Zelden in mijn
leven ben ik zoo razend geweest. Daarvoor hadden wij dus zes maanden gewerkt!
Dat zou het resultaat zijn van Stockholm, waar millioenen arbeiders hun hoop op
hadden gevestigd! En waarom? Omdat het voor enkele leden van het komitee met het
oog op hun positie in de binnenlandsche politiek veiliger was, zich niet te veel
vast te leggen? Na felle diskussies heb ik het komitee voor mijn standpunt
gewonnen en Branting heeft er zich bij neer moeten leggen. In de volgende
zittingen zijn wij erin geslaagd, over alle opgeworpen kwesties tot
overeenstemming te komen; mijn memorandum kreeg het karakter van een toelichting
op het korte vredesprogram, dat door Huysmans aan het slot der besprekingen werd
geformuleerd. Half Oktober zonden wij de twee stukken de wereld in, onderteekend
door de neutrale leden van het komitee. Om alle schijn van partijdigheid te
vermijden, zetten de Russen en Huysmans, hoewel zij een belangrijk aandeel in de
opstelling hadden genomen, hun naam er niet onder.
| |
| |
In aansluiting aan het besluit der Stockholmsche voorvergadering kwam begin
Oktober te Bern een internationale vakvereenigingskonferentie bijeen. Ook daar
ontbraken de Entente-landen, de Engelschen en Belgen, omdat zij weigerden samen
met de Duitschers te vergaderen; de Franschen, die van harte bereid waren te
komen, omdat hun passen geweigerd waren. Op deze konferentie, waar als
belangrijkste punt de aan de vredeskonferentie te stellen eischen op sociaal
gebied op de agenda stond, is het bekende ‘Berner Program’ van sociale wetgeving
opgesteld, dat in de volgende jaren een groote rol zou spelen. Na krachtigen
aandrang van mij zijn deze eischen van Bern in ons Stockholmsch vredesprogram
opgenomen.
De plaats ontbreekt mij om het program en mijn memorandum hier weer te geven. De
algemeene beginselen en hun toepassing op de belangrijkste konkrete punten zijn
trouwens in de voorafgaande bladzijden voldoende besproken. Men kan deze
stukken, evenals het uitvoerig en helder samenvattend rapport, dat door Karl
Mayer op grond van alle te Stockholm ingediende memoranda der partijen is
samengesteld, vinden in het boek ‘Stockholm’, dat eind 1917 door het komitee in
het Fransch, Duitsch en Engelsch is uitgegeven. Men moet hierbij in het oog
houden, dat wij een minimum-program gaven, een kompromis, bedoeld als basis voor
de diskussies op een algemeene konferentie. Ons program had als logische
konklusie: ‘het stichten van een Volkenbond, op de basis van verplichte
arbitrage en algemeene ontwapening, met uitsluiting van elken ekonomischen
oorlog en uitbreiding van de parlementaire kontrole op de buitenlandsche
politiek.’ Ik behoef niet lang uit te wijden over het scherpe konflikt, dat bij
de publikatie van het program tusschen Huysmans en mij uitbrak. Het handelde
over de te eischen oplossing van de Servisch-Bulgaarsche moeilijkheden en was
een gevolg van het feit, dat ik daarin op het | |
| |
laatste oogenblik een
wijziging meende te moeten aanbrengen, die tengevolge van een misverstand door
Huysmans niet is overgenomen, zoodat op dit punt het program en de toelichting
met elkaar in strijd waren.
Reeds had de Kamerfraktie op mijn terugkomst aangedrongen en half Oktober verliet
ik Stockholm. Huysmans bleef achter om met de Skandinaviërs ons werk voort te
zetten. In naam was de konferentie slechts uitgesteld, in werkelijkheid was zij
mislukt! Wel was, formeel, de passenweigering de oorzaak; wel was de
Internationale naar buiten hersteld, door de bereidwilligheid aller partijen,
(behalve de Belgische, die praktisch niet funktionneerde), aan een konferentie
deel te nemen; wel had Stockholm den reeds besproken belangrijken invloed gehad
op de politieke toestand in de verschillende landen, doch ik gevoelde mij
teleurgesteld en terneergeslagen. Maar al te duidelijk voelde ik, dat de
grootste hindernis was opgeworpen door de socialistische partijen zelve, die
door haar verbond met de imperialistische regeeringen haar socialistische kracht
hadden verlamd. Dat gold voor de Ententesocialisten, ook na het aftreden van
Henderson en Albert Thomas als minister; voor de Duitsche meerderheid, die
vastzat aan de vredesresolutie; en ook voor Branting, wiens meer diplomatieke
dan socialistische houding vooral moet worden verklaard door de socialistische
verkiezingsoverwinning in Zweden, die hem in Oktober 1917 tot het ministerambt
riep. Ik had gelegenheid gehad, die verkiezingskampagne van nabij te volgen en
gezien, dat daarbij de zuiver-socialistische eischen voor algemeen demokratische
frases hadden plaats gemaakt. Voor een groot deel was het een verkiezingsstrijd
tusschen pro-Duitschers en Entente-vrienden geworden, waarbij Branting als
vanzelfsprekend de zaak der ‘demokratische’ Entente verdedigde. Deze vragen
lieten mij niet los; ik zag de dreigende verwijdering tusschen de aan hun
regeeringen | |
| |
verbonden leiders en de sterker dan ooit
anti-kapitalistisch gezinde en naar bevrijding hakende proletarische massa. Zoo
groeide in mij de overtuiging, dat de vrede, die langs de weg van overleg niet
bereikbaar bleek, door revolutie moest worden afgedwongen; dat een te groot
vertrouwen in parlementaire middelen voor het socialisme funest moest worden en
dat alleen door een radikale wijziging in onze politiek, door strijd tegen het
kapitalisme met alle middelen, ook de scherpste, het socialisme kon worden
gered.
Men heeft zich bezig gehouden met ijdele spekulaties over de vraag, wat de
gevolgen van een geslaagd Stockholm zouden zijn geweest. Dan zouden de
revoluties in Duitschland en Oostenrijk door ons zijn belet en zouden de keizers
daar nu nog de lakens uitdeelen. Ik acht deze redeneering niet slechts
onvruchtbaar, doch ook onjuist. Was werkelijk, dank zij de Internationale, in
1917 de vrede tot stand gekomen, dan zou daardoor, vooral in Engeland en
Frankrijk, de macht van het socialisme grooter zijn geweest en zijn sukcessen
ingrijpender, dan nu in de jaren na 1918 het geval is geweest. In ieder geval
konden wij ons door dergelijke overwegingen in 1917 niet laten weerhouden om te
doen, wat wij als onze plicht beschouwden. In een brief aan prof. Ragaz, die
zijn vrees had uitgesproken, dat Stockholm het Duitsche imperialisme zou redden,
schreef ik: ‘De arbeid ter bevordering van een duurzame en snelle vrede is een
poging, mee te werken aan de huidige ontwikkeling van de wereldgeschiedenis. Het
is nuttig, zich daarbij in de eerste plaats bewust te zijn van de elementaire
macht der drijvende historische krachten en van de zeer beperkte mate van
direkten invloed, die bewust politiek willen kan uitoefenen. Dan zal men zich
niet verbeelden, aan het katastrofale groeien van de naaste toekomst de weg voor
te kunnen schrijven en inzien, weinig meer te kunnen nastreven en bereiken dan
het opwekken en | |
| |
organiseeren van bestaande krachten en tendenzen.
Hierin ligt ook een zekere verlichting van de ontzaglijke en haast niet te
dragen verantwoordelijkheid, die het geloof in een grootere beteekenis van onze
pogingen met zich zou brengen.... Het “het moet”, dat op dat oogenblik, (n.l. na
de Russische revolutie), in de ziel van den internationalen socialist sprak, was
zoo dwingend krachtig, dat ik het als een misdaad zou hebben beschouwd tegen het
beste in mijzelf en tegen alles, waaraan ik het beste deel van mijn leven heb
gewijd, als ik toen niet de Hollandsche delegatie in het I.S.B. bewogen had, het
initiatief tot deze konferentie te nemen.’
Na mijn terugkomst heb ik te Amsterdam in het
Koncertgebouw een groote rede over de beteekenis en de resultaten van Stockholm
uitgesproken, die vervolgens als brochure verschenen is. Ik had geen aanleiding
voor dit publiek mijn teleurstelling geheel te verbergen en de te Stockholm
gebleven vrienden toonden zich over mijn vrij sombere uiteenzetting onaangenaam
getroffen. Toch was mijn konklusie geen andere dan deze: ondanks alles moeten
wij het te Stockholm aangevangen werk voortzetten. Op het Kerstkongres van 1917
betuigde de Partij op spontane en hartelijke wijze haar instemming met
Stockholm. Het kongres nam een door mij opgestelde resolutie over den
internationalen toestand aan, die de hoop uitsprak, dat de op dat oogenblik door
de bolsjewiki geopende vredesonderhandelingen tot een algemeene vrede zouden
leiden. De resolutie noemde het de plicht der centrale socialisten, te
verhinderen, dat hun regeeringen, misbruik makend van Ruslands zwakte, in het
Oosten veroveringen zouden maken. Helaas moet worden gekonstateerd, dat bij de
vrede van Brest-Litowsk - waarvan ik in de Kamer zei: ‘Die vrede is een
oorlogsdaad’ en kan slechts als tijdelijke maatregel worden beschouwd - de macht
| |
| |
der centrale socialisten niet groot genoeg was, om deze
overwinning van onomwonden inperialisme te voorkomen, terwijl de Duitsche
meerderheid zelfs niet de kracht vond om ‘tegen’ te stemmen en meende zich met
stemonthouding van haar socialistische plicht te kunnen kwijten.
Bij de behandeling der resolutie had ik gelegenheid, mijn meening over het
bolsjewisme te zeggen: ‘Wij moeten onszelf blijven. Het is niet onverschillig,
of de bolsjewiki-regeering uitgaat van een standpunt, dat afwijkt van het
onze.... Ik kan niet verder gaan dan de hoop uitspreken, dat de poging der
bolsjewiki tot de vrede zal leiden, die ik wensch. Ik vergeet niet, dat wij in
Rusland thans niet hebben de diktatuur van het proletariaat, maar het
schrikbewind van een uiterste groep van het proletariaat.’ Naar aanleiding van
de verbreking door de bolsjewiki van de traktaten, die Rusland aan de Entente
hadden gebonden, ontspon zich een principieele diskussie, waarbij ik Vliegen
tegenover mij vond. Hij verklaarde, dat men door een dergelijke verbreking goed
te keuren, de grondslag ondermijnde van de door ons gewenschte toekomstige
internationale verhoudingen. In het algemeen de juistheid van Vliegens standpunt
erkennend, noemde ik het voor de Russische verhoudingen onjuist. Als ik,
verklaarde ik, door revolutionaire omstandigheden in ons land volkskommissaris
van Buitenlandsche Zaken geworden, een traktaat vond, dat ons land in de Oost
met Amerika verbond tegen Japan, zou ik dat stuk publiceeren en het daarna aan
stukken scheuren. ‘Zeker, wij erkennen het volkenrecht, achten ons dus gebonden
door traktaten, maar niet door traktaten, door de geheime diplomatie achter het
volk om gesloten.’ De zaak achteraf beschouwend, kan ik niet anders doen, dan
mijn toen ingenomen standpunt ten volle handhaven.
Onder den indruk van de bolsjewistische overwinning | |
| |
in Rusland,
stelden de Denen voor, in ieder geval de algemeene konferentie samen te roepen,
die dan desnoods zonder Franschen en Engelschen zou beraadslagen. Met Huysmans
verzette de Hollandsche delegatie zich tegen dit plan; in dat geval zou het
onherroepelijk een eenzijdige bijeenkomst worden, beheerscht door de Centralen;
bovendien mochten wij hoop koesteren, dat, aangedreven door de vrees, den
Russischen bondgenoot te verliezen, de Entente-socialisten nu de passen zouden
afdwingen.
De situatie was begin 1918 zóó, dat een nieuwe poging tot internationaal overleg
van de Entente-socialisten moest uitgaan.De Engelschen organiseerden in Januari
in Nottingham een kongres ter voorbereiding van een nieuwe konferentie van
Entente-socialisten. Het Stockholmsch komitee, zonder de Hollanders ditmaal, nam
het juiste besluit, Huysmans tot bijwoning der aanstaande belangrijke
bijeenkomsten naar Londen af te vaardigen; van daar uit zou hij de volgende
maanden de grondslag voor de niet opgegeven algemeene konferentie kunnen leggen,
in samenwerking met Henderson, die de drager van de Engelsche vredespolitiek was
geworden. In Frankrijk bleef de socialistische fraktie vóór de oorlogskredieten
stemmen, ondanks de hoon en onderdrukking, die het ministerie-Clemenceau haar
aandeed. In een nieuwe serie ‘Vredesbrieven’, in Januari 1918 in Het
Volk begonnen, toonde ik, in deze omstandigheden weinig van een
konferentie te verwachten.
Intusschen versterkten het verlies van den Russischen bondgenoot en de
voorbereiding van het groote Duitsche offensief op het Westelijk front de
vredeswil in de Entente-landen; de veertien punten van Wilson dateeren van
Januari 1918! De geallieerde socialisten kwamen, in tegenstelling tot Augustus
van het vorige jaar, op de konferentie van eind Februari tot overeenstemming
over een gemeenschappelijk vredesprogram, dat | |
| |
nauw aan de veertien
punten aansloot. Door bemiddeling van Branting en mij werd dit program - een in
de geest der Entente uitgewerkte uitgave van het Stockholmsch program - aan de
centrale socialisten doorgegeven, met de uitnoodiging, het als basis voor de
socialistische vredeskonferentie te akcepteeren. De houding van de Vorwärts
bewees al spoedig, dat de Duitsche meerderheid over het Londensch memorandum
weinig enthusiast was. Met vreugde konstateerde ik, dat de partijgenooten van de
Entente-regeeringen eischten, bij de vredesonderhandelingen in elke delegatie
tenminste één vertegenwoordiger van de socialistische arbeiders een plaats te
geven, terwijl zij besloten, tegelijk met de vredeskonferentie der regeeringen
een socialistische konferentie te beleggen; een besluit, dat helaas niet is
uitgevoerd.
Huysmans bleef in Londen; te Stockholm werden tot eind Mei de korrespondentie en
andere werkzaamheden van ons komitee door Karl Mayer gaande gehouden. Na de
uitschakeling van Rusland had Stockholm zijn beteekenis als internationaal
centrum verloren. Tegelijkertijd trachtte Huysmans in Zwitserland een geschikt
konferentie-oord te vinden. Inmiddels bleven wij, leden der Hollandsche
delegatie in het I.S.B., officieel mede belast met de tijdelijke leiding van het
Bureau. Dat uit deze versnippering van organisatie en krachten herhaaldelijk
verwarring moest voortkomen, ligt voor de hand.
Ter toelichting van mijn standpunt geef ik hier een enkele passage weer uit een
memorandum, dat ik begin Maart aan mijn medeleden in de Hollandsche delegatie
toezond. Het partijdige Londensche program noemde ik als grondslag voor een
konferentie ongeschikt. Doch ik trok vooral de opportuniteit van een nieuwen
oproep in twijfel, met het oog op den internationalen toestand, die bij onzen
eersten oproep in April 1917 veel gunstiger was geweest. ‘De gunstige toestand
| |
| |
voor een vrede door overleg bestaat dan, als alle partijen, ook
die aan de winnende hand zijn, wegens gemis aan uitzicht op een vrede door de
wapenen, die hun speciale wenschen vervult, en wegens de dreigende uitputting en
oorlogsmoeheid der bevolking, gevoelen tot onderhandelingen te moeten komen....
De Entente-socialisten en hun regeeringen hebben het gunstige moment.... laten
voorbijgaan.’ Nu, na de voorbereiding van het groote Duitsche offensief, zou de
konferentie ‘staan in het teeken van de strijd der Entente tegen de Centralen’.
Zoo moest mijn konklusie zijn: ‘dat de eerste voorwaarde voor een internationale
socialistische konferentie op de grondslag van een realistisch program, dat de
Internationale niet onteert, is: de mislukking van het Duitsche offensief in het
Westen.’ Ik pleitte voor uitstel ‘daar de feitelijke grondslag, die helaas ook
in dezen niet door onze wenschen en idealen, maar door de historische feiten
wordt gelegd, thans ontbreekt.’
Uit het bovenstaande volgt, dat ik begin Juni, toen het Duitsche offensief tot
staan was gekomen, de tijd rijp achtte om onze pogingen te hervatten en bereid
was, de uitnoodiging van de Engelsche partij te aanvaarden, haar kongres bij te
wonen, waar ik tevens de Franschen, Belgen en Branting zou ontmoeten. Ik zou
daar het door spionnage en censuur verbroken kontakt met de Entente-socialisten
kunnen herstellen. Enkele dagen later ontving ik een hartelijke brief van
Vandervelde, die mij met aandrang verzocht, te komen en mij mededeelde
voornemens te zijn, mij na afloop van het Engelsche kongres naar Le Hâvre en
Parijs te begeleiden.
Ik aarzelde niet langer, onderbrak mijn verkiezings-kampagne in Friesland en
spoedde mij naar Den Haag om mijn reis voor te bereiden. Wilde ik te Londen mijn
taak als bemiddelaar kunnen vervullen, dan moest ik | |
| |
het antwoord
der kameraden uit de centrale rijken op het Londensch memorandum kunnen
meedeelen. Ik telegrafeerde daarom naar Berlijn, Weenen, Boedapest en Sofia met
het verzoek, afgevaardigden te zenden, om mij nog vóór mijn vertrek naar Londen
op de hoogte te brengen. Ondanks de korte tijd van voorbereiding verschenen
allen op het appel, uitgezonderd de Onafhankelijken; mijn telegram aan Haase
werd door de Duitsche censuur zorgvuldig vastgehouden, totdat de daarin door mij
genoemde uiterste termijn verstreken was, en de leiders van de meerderheid
vonden het blijkbaar niet noodig, hun vroegere partijgenooten op de hoogte te
stellen.
Mijn bedoeling was deze: ik wilde het program van Stockholm door de Centralen als
grondslag voor een algemeene konferentie doen aanvaarden; te Londen zou ik
vervolgens de geallieerden moeten bewegen, hetzelfde te doen en het Londensch
memorandum los te laten. Met de Oostenrijkers en Hongaren kwam ik spoedig tot
overeenstemming; na de besprekingen stelde ik er een eer in, hen zoo rijkelijk
mogelijk van de beter voorziene keuken van het neutrale land te doen
profiteeren. De mededeelingen van mijn vrienden Seitz en Ellenbogen over de
revolutionaire situatie, die zich in Oostenrijk ontwikkelde, maakten op mij
grooten indruk. Minder gemakkelijk was het, Scheidemann te overtuigen, die aan
het te Stockholm ingediende memorandum zijner partij wilde vasthouden; dat de
daar ontwikkelde opvatting omtrent het herstel van België en Elzas-Lotharingen
voor de Engelschen en Franschen onaannemelijk waren, stond van te voren vast. Ik
had sukces en Scheidemann aanvaardde namens de Duitsche meerderheid het vredes
program van Stockholm, al beteekende dit volgens hem niet, dat hij inzake de
Elzas toegaf, terwijl hij zich bereid verklaarde, tegen de bepalingen van
Brest-Litowsk aktie te voeren. Bij zijn terugkeer te Berlijn is hem door zijn
| |
| |
partijgenooten dit vleugje van socialistisch internationalisme
ernstig verweten.
Intusschen was in de chauvinistische Entente-pers een kampagne tegen mij geopend,
waarbij men voor geen vorm van laster terugdeinsde. De bedoeling was, mijn reis
naar Engeland te beletten en de oorsprong der kampagne moest in Nederland zelf
worden gezocht. Het waren de Telegraaf en de Hollandsche afdeeling van ‘De bond
van neutrale landen’, een propaganda-instituut der Entente-regeeringen, die aan
de Engelsche bladen het materiaal verschaften, door tusschenkomst van den
vroegeren anarchist van der Veer. Het bestuur van deze ‘neutrale’ bond bekroonde
haar aktie door een telegram aan de zeeliedenbond van Havelock Wilson, met de
aansporing, mijn aan de Duitschers verkocht persoon niet te vervoeren. Voor deze
aan het ergste nationalisme ten prooi gevallen organisatie was die aansporing
feitelijk overbodig. Terwijl de Engelsche regeering, door Henderson natuurlijk
gepolst, aanvankelijk geen bezwaar tegen mijn komst scheen te zullen maken,
bezweek zij nu voor de pressie van de zeeliedenbond en weigerde mij een pas. (19
Juni). Met Brautigam had ik mij reeds over de mogelijkheid, plaats op een schip
naar Engeland te krijgen, verstaan, terwijl minister Cort van der Linden zich
bereid had verklaard, mij met een regeeringsschip te doen vervoeren.
Nog vóór Branting, die natuurlijk wel in Engeland werd toegelaten, Skandinavië
verliet, sprak hij in een interview zijn afkeuring uit over mijn plan, de
antwoorden der centrale socialisten op het memorandum van Februari naar Londen
over te brengen, een ‘onvoorzichtigheid’, die volgens hem de Engelsche regeering
het argument voor de pasweigering aan de hand deed. In een zeer fel interview
heb ik op dezen ongemotiveerden aanval in de rug geantwoord, waarbij ik tevens
de geheele, naar de Entente georienteerde, politiek van Branting aan scherpe
kritiek onderwierp.
| |
| |
De Engelsche beweging voelde de zaak zuiverder, namelijk als een beleediging,
haar door de regeering aangedaan. Henderson sprak zijn teleurstelling uit over
de afwezigheid van Troelstra, ‘een internationalist, die in de moeilijkste
omstandigheden onafgebroken een neutrale houding tegenover beide groepen van
oorlogvoerenden heeft bewaard.’ Ik ontving van het kongres een hartelijk
telegram en het was de burgerlijke New Statesman, die naar aanleiding van deze
zaak schreef, dat Troelstra niet nadrukkelijk
pro-Entente was, zooals Branting, ‘maar te zeggen, dat hij pro-Duitsch zou zijn,
is een geweldig misbruik van gebruikelijke woorden.’
De Londensche konferentie moest het verslag van mijn besprekingen met Scheidemann
missen en sprak nu haar teleurstelling uit over het standpunt der Duitsche
meerderheid, dat zij slechts uit de officieele uitlatingen in de gecensureerde
partijpers kende. Aan den anderen kant was ik, achteraf beschouwd, persoonlijk
blij, niet in Londen te zijn geweest. Wat had mijn houding moeten zijn bij het
verschijnen van Kerenski, die daar de hulp der kapitalistische landen kwam
inroepen tegen het bolsjewisme? En welke moeilijkheden hadden mij op een verdere
reis naar Frankrijk gewacht, waar ik niet, als Branting, gevolg had kunnen geven
aan de uitnoodiging der autoriteiten, het front te bezoeken, om vervolgens door
de officieele pers mijn bewondering voor de ‘geest der troepen’ e.d. te laten
uitbazuinen?
Begin Juli publiceerde ik in Het Volk een Open Brief aan Henderson over een
nieuwe socialistische vredeskonferentie. Ik wees op het gevaar van een
geweldvrede, die uit de overwinning van één der partijen zou voortvloeien en
betoogde daarom nogmaals de noodzakelijkheid, ons streven naar een vrede door
overleg voort te zetten, ‘waarbij de grondslag voor de Bond der Volkeren, voor
de verdwijning van het wereld-militarisme als beheerschende faktor van het lot
der volkeren, wordt gelegd’. Voorkomen moest worden, dat de kon- | |
| |
ferentie slechts zou dienen, om den oorlog over te brengen op het terrein der
Internationale. ‘De heilige schim van Jaurès moet de konferentie wijden met haar
tegenwoordigheid, niet om te worden aangeroepen als aanhitser tot verdere
massamoord maar als de apostel van de vrede, als de Mensch-zonder-haat, als de
visionair der historische perspektieven, die hij was.’
Ik zond dit stuk ook aan Vandervelde met een begeleidende brief, waarin ik hem
verzocht, zich zoo mogelijk openlijk bij mijn standpunt aan te sluiten. Ik
voegde daaraan toe, in geen geval te zullen meewerken aan een konferentie, die
als een ‘machine de guerre’ tegen de Centralen zou worden gebruikt. Tenslotte
deelde ik hem mede, naar Zwitserland te vertrekken, om daar te trachten met
Fransche en Engelsche partijgenooten in verbinding te komen. Vandervelde en de
Brouckère gaven hun antwoord in een brief van 20 Augustus, eveneens aan
Henderson gericht. Voor hen bleef het onmogelijk, tot eenstemmigheid te komen
met de Duitsche meerderheid, wier slappe houding tegenover het Duitsche
imperialistische optreden in het Oosten zij met recht konden kritiseeren.
Intusschen had ik mij naar Vévéy begeven; door het bestuur der Engelsche
Arbeiderspartij was aan Henderson en Smillie opgedragen, mij in Zwitserland te
ontmoeten, doch ook hiervoor werden hun de passen geweigerd. Wel ontmoette ik
Grumbach en door hem liet ik mij interviewen voor de Humanité, het Fransche
partijorgaan, om op die wijze het resultaat van mijn besprekingen met
Scheidemann en de anderen onder de oogen der Entente-vrienden te brengen. Ik was
nu wel gedwongen, de pers te gebruiken voor mededeelingen, die in persoonlijke
besprekingen met Henderson, Renaudel en anderen, die ik had hopen te ontmoeten,
beter tot haar recht zouden zijn gekomen. Al spoedig werd mij het verblijf te
Vévéy door laster en spionnage ondragelijk gemaakt; in de ‘Gazette de | |
| |
Lausanne’ verscheen een gemeen artikel, ‘Troelstra démasqué’, dat,
als zooveel andere vuilheid van dien aard, uit de Telegraaf-bron afkomstig was.
De meest fantastische verhalen deden de ronde: ik zou een onderhoud met den
oud-rijkskanselier von Bülow hebben gehad; ik zou van een Duitsch agent een
millioen hebben ontvangen, om te besteden ter beïnvloeding van de Engelsche
verkiezingen, enz. Onder de vele spionnen bevond zich een z.g. Duitsch
‘onafhankelijk’ socialist, in werkelijkheid een werktuig van den Amerikaanschen
millionnair-socialist Herron, die te Genève verblijf hield; hij was een verblind
hater van alles wat Duitsch was en ik weigerde elke ontmoeting met hem, waarop
hij zich op deze wijze in mijn zaken drong.Het was mijn stellige indruk, dat
Herron, die als leider van een delegatie van één van de Amerikaansche
socialistische groepen optrad, trachtte de internationale konferentie, die nu
ook door de Entente-socialisten werd gewenscht, te doen mislukken.
Het was in deze omstandigheden voor mij een uitkomst, dat mijn oude vriend
Dietzgen mij en mijn vrouw uitnoodigde, bij hem op de Bürgenstock te komen
logeeren. Ik was daar natuurlijk niet vrij van alle spionnage, maar ik had daar
toch gelegenheid, met verschillende personen voorbereidende besprekingen voor
een nieuwe konferentie te voeren, terwijl ik tegelijk mijn vermoeid gestel
eenige rust kon geven. Met de Zwitsersche partijgenooten te spreken, die geheel
in bolsjewistisch vaarwater waren geraakt, achtte ik onbegonnen werk. Wel trad
ik in verbinding met den heer de Jong van Beek en Donk, de onvermoeide en
sympathieke stuwkracht van den Nederlandschen antioorlogsraad, die in Bern zijn
vredeswerk leidde.
De verschillende besprekingen versterkten mijn overtuiging, dat de tijd voor een
konferentie rijp was en dat de internationale geest onder de arbeiders aan beide
zijden van het front onweerstaanbaar groeide. Daar | |
| |
er van de
konferentie niets gekomen is, behoef ik hierop niet verder in te gaan. Slechts
moet ik vermelden, dat ik op mijn terugreis te Frankfurt een zeer belangrijk
onderhoud had met Ebert. Onder de schaduw der dreigende nederlaag liet nu de
Duitsche meerderheid het socialistisch hart spreken. De partij stond aan het
begin van een aktie voor demokratiseering der staatsinstellingen in Pruisen en
in het rijk, die de volgende weken in kracht zou toenemen. En ik kon Ebert
verlaten met de overtuiging, dat een wijziging van de houding der meerderheid
inzake de Elzas niet lang meer op zich zou laten wachten.
Na mijn terugkomst in Holland, begin September, haastte ik mij, deze gunstige
indrukken aan Vandervelde en andere Entente-socialisten door te geven.
Onvermoeid en met hoop op eindelijk sukces zette ik mijn aktie tot herstel der
Internationale voort, totdat in het najaar de gebeurtenissen ons streven
achterhaalden en wij eindelijk het vurig verlangde einde van den oorlog konden
begroeten.
En wat ik vier jaren had trachten te voorkomen, werd een feit: de Internationale
was niet gereed; zij lag uit elkaar in fel-vijandige kampen en was niet in
staat, haar invloed bij de vredesonderhandelingen te doen gelden.
|
|