| |
| |
| |
Hoofdstuk 10/Geboortenregeling
Dit hoofdstuk gaat over een vraagstuk, dat in vrijwel ieder hedendaags gezin aan de orde is. Een vraagstuk ook, dat ingewikkeld is, waar men vaak nog moeilijk over spreekt en waarover in talrijke kringen, in en buiten de kerken, van hoog tot laag, vaak nog naïeve of eenzijdige opvattingen heersen. De moderne geboortenregeling is een verschijnsel, dat zó veel omvat en van zulk een grote omvang is, dat het over de gehele wereld, de onderontwikkelde gebieden incluis, in het brandpunt der belangstelling staat.
Geboortenregeling, wat bedoelen wij daarmee? We kunnen even goed spreken over geboortenbeperking, geboortencontrole, bewust ouderschap, verantwoord ouderschap en andere hiervoor wel gebezigde woorden. Er wordt in dit hoofdstuk mee bedoeld: de instelling, waarmede ouders bewust en doordacht maatregelen nemen om het aantal en de spreiding van hun kindertal zèlf te bepalen en dus de grootte van hun gezin niet aan het toeval of, zoals dat heet, aan de ‘natuur’ overlaten. Het kindertal hangt dan niet meer, zoals vroeger, af van het aantal zwangerschappen, dat maar mogelijk is bij een onbeperkt geslachtsverkeer der echtgenoten. Het woord geboortenregeling lijkt voor deze ouderlijke gesteltenis, voor deze bewuste gezinsplanning, wel het meest geschikt, omdat het 't minst een waardering of veroordeling inhoudt.
Het is vaak opvallend, hoe in de geschrichten of in de min of meer verhitte debatten over de geboortenregeling de diverse aspecten ervan zo moeilijk uit elkaar gehouden worden. Sommigen spreken alleen maar vanuit hun bezorgdheid over de overbevolking en de wereldhonger, anderen uitsluitend vanuit de gevaren, die zij op moreel en godsdienstig gebied bespeuren, weer anderen spreken
| |
| |
over de verantwoordelijkheid ten opzichte van vrouw en kinderen in het gezin en nog weer anderen over moderne genotzucht en egoisme en zo maar door. We moeten deze zo verschillende aspecten echter toch wel uit elkaar houden. Zo is er een groot verschil tussen de geboortenregeling als maatregel van bevolkingspolitiek, dus om overbevolking en hongersnood te voorkomen en geboortenregeling als persoonlijke beslissing van man en vrouw om in vrijheid naar eigen inzicht hun gezinsgrootte te bepalen. Dit laatste aspect is vooral voor dit hoofdstuk van belang: hoe wij, ouders van nu, ons gezin vorm geven.
Het verschijnsel geboortenregeling dat zo oud is als de mensheid, heeft pas sedert de vorige eeuw een meer publieke belangstelling gekregen. Het is de engelse geestelijke en econoom Thomas Malthus geweest, die al in 1789 (dus ongeveer ten tijde van de franse revolutie) zijn sedertdien zo beroemde studie over de bevolkingsgroei heeft uitgegeven. Hij maakte zich zorgen over de onbeperkte uitbreiding van het mensdom en berekende, dat het aantal mensen sneller toenam dan de hoeveelheid voedsel, die zij nodig hadden. Om nu de katastrofe van een massale hongersnood te voorkomen, adviseerde hij, dat echtelieden (en vooral in lichamelijk en geestelijk opzicht erfelijk belaste mensen) zich vrijwillig van geslachtsverkeer zouden onthouden. Pas 33 jaar later echter - dus na Malthus' dood - werd voor het eerst openlijk het gebruik van zwangerschapsverhoedende middelen aangeprezen. Iets, waarover Malthus zelf nooit had gedacht, laat staan, dat hij voor het eerste deze middelen zou hebben gepropageerd. Men ging toen spreken over neo-malthusianisme, een moeilijk woord, waarmede een beweging werd aangeduid, die het gebruik van voorbehoedende middelen voorstond en propageerde. Een beweging, die in vrijwel alle landen ter wereld voerde tot verenigingen voor geboortenregeling en die gebundeld zijn in de International Planned Parenthood Federation (I.P.P.F.).
Tegen de aktiviteiten van deze verenigingen en haar talrijke konsultatiebureaus voor geslachtskunde is tot voor kort stelling geno- | |
| |
men door de kerken en vooral de katholieke kerk. Hoewel die stellingname, historisch gezien begrijpelijk was, kan niet gezegd worden, dat de heftige strijd, die daarvan af en toe het gevolg was, altijd even waardig is gestreden, nòch dat zij in overeenstemming was met de grootheid en belangrijkheid van de betreffende problematiek. Integendeel! Ik herinner mij nog goed uit mijn eerste studentenjaren, hoe voor ons een neomalthusiaan identiek was met een onverantwoordelijke lustzoeker, een soort egoïstisch sex-monster, dat er alleen maar op uit was zich genot te verschaffen zonder zich door morele overwegingen te laten leiden. Pas later gingen wij zien, dat neomalthusianen ook gewone, nette of onnette, mensen waren, juist zoals wij zelf, al hielden zij er dan misschien een andere geslachtsmoraal op na. Toch heeft dit woord neomalthusiaans voor velen nog steeds iets van de bijklank van slecht of onverantwoordelijk. Het wordt dan ook nog graag gebruikt door degenen, die zich kanten tegen geboortenregeling, waarmede zij dan bewust of onbewust, een appèl doen op die nog voor velen bestaande negatieve bijklank van dit woord.
Deze tijd is voorbij. Wij zien thans broederlijk algemene, protestantse en katholieke instellingen voor geboortenregeling samen optrekken waar het gaat om voorlichting, wetenschappelijk onderzoek, subsidiepolitiek en hulpverlening. Er is een grote eenstemmigheid gegroeid over dit moderne stuk welzijnszorg. De pioniersarbeid van de vroege neomalthusiaanse verenigingen werpt thans haar vruchten af in brede kring.
Binnen onze eigen landgrenzen zien wij de veranderingen en verschuivingen ten gevolge van een meer algemeen worden van geboortenregeling zich steeds duidelijker aftekenen. De verschillen in gezinsgrootte tussen plattelanders met een groot en stedelingen met een klein gezin, tussen armen en rijken, tussen ongeschoolde arbeiders en intellektuelen, tussen katholieken en protestanten, orthodoxen en vrijzinnigen, zandboeren en kleiboeren, Drentenaren en Vlamingen. Ook al die verschillen binnen onze eigen samenleving vertonen de neiging te verminderen.
| |
| |
Voor zover de cijfers ons iets kunnen leren, staat het vast, dat ook in Nederland de geboortenregeling al lang gemeengoed geworden is. In het begin van deze eeuw, dus in 1900, werden daar per 100 getrouwde vrouwen (in de geslachtsrijpe leeftijd) 32 kinderen geboren. In 1945 waren dat nog maar 18 kinderen. Een belangrijke daling derhalve. Wanneer wij deze cijfers, die betrekking hebben op geheel Nederland, nu eens vergelijken met die van de provincie Limburg, dan blijkt, dat daar in 1900 per 100 getrouwde vrouwen 40 kinderen werden geboren, een getal, dat in 1945 al teruggelopen is tot 23 kinderen. De huwelijksvruchtbaarheid is dus in Limburg - ondanks een hoger geboortencijfer dan het rijksgemiddelde - toch het sterkst gedaald. Wanneer wij dan bedenken, dat deze provincie levensbeschouwelijk een der meest traditionele van ons land is, dat daarenboven zeker tot 1940 bewust van boven af geageerd is tegen geboortenregeling en het grote gezin daar als ideaal werd verkondigd, dan spreken deze cijfers nog meer en bevestigen zij het feit, dat geboortenregeling op grote schaal in ons land wordt toegepast. Voor België, waar al eerder een sterke daling van het geboortencijfer opviel, zijn de cijfers nog sprekender.
Dat is begrijpelijk want ieder ouderpaar staat thans voor de opgave het kindertal in het eigen gezin onder ogen te zien, ook en vooral het ouderpaar, dat besluit in geen enkel opzicht een vorm van geboortenregeling toe te passen. Het is dan ook van zeer groot belang, dat ieder man-vrouw paar, dat huwt zo volledig mogelijk over geboortenregeling wordt voorgelicht, opdat zij een gezin kunnen samenstellen in overeenstemming met de waarden en de moraal, die deel uitmaken van hun eigen levensovertuiging. Als men bedenkt, hoeveel mensen nog onvoldoende geinformeerd zijn over het toepassen van geboortenregeling en hoeveel ongewenste kinderen jaarlijks nog geboren worden, dan betekent dit een tekort van onze voorlichting en is dit een aanwijzing voor de lichtzinnigheid waarmee jonge mensen soms het huwelijk ingaan.
| |
| |
Hoe komt het, dat zich geleidelijk aan deze nieuwe instelling ten opzichte van de eigen gezinsgrootte kon ontwikkelen, zelfs tègen de uitdrukkelijke wens van de geestelijke leiders in en zonder dat er factoren van bevolkingspolitieke aard in medespeelden? De moderne geboortenregeling in de niet-westerse landen (in Japan, China of India bijv.) is nl. wèl in hoofdzaak gestimuleerd door overwegingen vanuit een zorgwekkend bevolkingsprobleem. In onze cultuurkring zijn het andere achtergronden, die vele echtparen gebracht hebben tot een of andere vorm van geboortenregeling. Hier is duidelijk sprake van een andere mentaliteit, die geleidelijk gegroeid is, dwars door alle taboes, tradities en conventies heen. Want het is zeker niet zo, dat alleen kennis en propaganda omtrent geboortenbeperkende middelen de oorzaak zijn van de daling der geboortencijfers.
Er zijn andere opvattingen gegroeid. Een gemeenschap met hoge geboortencijfers is nu eenmaal een andere dan een met lage geboortencijfers. Er is een diepgaand mentaliteitsverschil tussen een gemeenschap (een land of een landstreek), waarin de menselijke vruchtbaarheid ongestoord haar gang kan gaan en een, waarin de mensen zelf een of andere grens stellen aan hun mogelijk aantal kinderen. Een diepgaand verschil: in levensovertuiging, levensverwachting, in instelling ten opzichte van de kinderen, in waardering van de sexualiteit, in de positie die de vrouw inneemt, in de waardering van het nu ten opzichte van het hiernamaals. Een diepgaand verschil, dat niet afgedaan kan worden met de opvatting, dat de moderne geboortenbeperking slechts het gevolg is van propaganda voor geboortenbeperking, van de genotzucht en het welvaartsstreven van de moderne mens, van het egoïsme, de zelfzucht en gemakzucht van het moderne heidendom of wat voor goedkope verklaringen men daarover ook nu nog kan horen.
De geboortenregeling is essentieel verweven met het gehele samenlevingspatroon, waarin wij thans leven. Het is er niet uit los te denken. Om dit te verduidelijken volgen hieronder een paar voorbeelden, waaruit deze veranderde mentaliteit naar voren komt.
| |
| |
Hoe boeiend dit alles ook is voor degene, die belang stelt in de mens van onze tijd, in dit verband kunnen we er niet al te uitvoerig op ingaan.
1] Zo is er de sterk gedaalde kindersterfte. Waren er vroeger gemiddeld zes of zeven voldragen zwangerschappen nodig om drie kinderen tot volwassenen te laten opgroeien (de rest stierf vroegtijdig), thans levert ongeveer iedere levende geboorte uiteindelijk een volwassene op. De kindersterfte is uitzonderlijk laag geworden. De ‘natuur’, die vroeger het kindertal regelde en het door allerlei ziekten en kwalen vaak klein hield, maakt thans, wanneer men die zelfde natuur haar gang zou laten gaan, uitsluitend zeer grote gezinnen.
2] Men beperkt dus die natuur. En dat is een tweede punt: onze veranderde instelling ten opzichte van de natuur. De natuur dan opgevat als een mysterieus, heilig gebeuren, waar men slechts vol eerbied en schroom tegenover stond. De moderne wetenschap en vooral de geneeskunde heeft al jaren lang veel van dat mysterieuze en geheimzinnige van de natuur weggenomen. Men grijpt thans onvervaard en met een gerust geweten in de levensprocessen in: men opereert zelfs aan de hersenen en het hart. Dit gebeurt met een vanzelfsprekendheid, vooral ook van de kant der patiënten, dat men zelfs teveel verwacht van deze ingrepen in de natuur. Wij zijn vertrouwd geraakt met het idee dat de natuur iets is, dat wij kunnen aanpakken, veranderen, vorm geven en zonodig verbeteren. Dit heeft zeker ook velen vertrouwd doen raken met de idee, dat ook de zo mysterieuze en geheiligde voortplanting zich leent voor ingrepen, planning en bewuste regeling.
3] Een geheel andere factor, die de geboortenregeling bevordert, is vervolgens de huidige instelling tegenover onze kinderen. Een belangwekkend facet! Bij het moderne ouderschap hoort het ideaal de kinderen het beste mee te geven, dat we hen verschaffen kunnen. En dan nog niet eens zozeer geld en goed, als wel opvoeding, opleiding, vakbekwaamheid, een plaats in het leven. En wel, als het kan, een plaats, die gelijk is aan de onze of een betere plaats. De
| |
| |
sociologen noemen dat de vertikale mobiliteit in onze samenleving. Vele ouders tracht te voorkomen, dat hun kinderen het minder zullen hebben dan zijzelf, dat er een achteruitgang optreedt, zowel wat financiële welstand als wat sociale status betreft. Daarom geven ze hen graag een goede, gedegen opleiding en vorming. Daarvoor is veel zorg, veel geld, veel aandacht nodig. Daarvoor is ook een beperking van het mogelijke kindertal nodig. En is dat een egoïstisch en genotzuchtig motief, wanneer ouders op deze grond hun kindertal beperken?
4] Het volgende motief is wat moeilijker en wekt nogal gemakkelijk misverstanden. Kortweg kan het aangeduid worden als de veranderde positie van de vrouw, de huisvrouw, de moeder. Gesteld kan worden, dat menig moderne huisvrouw niet ten volle bevredigd is, als haar taak in het leven uitsluitend bepaald wordt tot het trouwe echtgenote en goede moeder zijn, of als haar werkzaamheden zich alleen beperken tot de nimmer ophoudende huishoudelijke bezigheden. Op deze bewering zijn destijds heel wat reacties gekomen. In sommige van die brieven was het verwijt te lezen dat de hoogheid en de verheven taak van de huismoeder door dergelijke beweringen ondermijnd en aangetast werden. Neen, juister is het om te zeggen: signaleren, vaststellen, wat ieder om zich heen kan zien. Daarin kan men zich natuurlijk vergissen, maar daarover hadden de briefschrijfsters geen opmerkingen. Integendeel zij kenden ook wel voorbeelden uit hun eigen omgeving van dit soort moderne huisvrouwen. Het verschil is alleen, dat zij vrouwen, die niet voor 100% in hun huishouden kunnen opgaan, ontaarde huismoeders vonden, terwijl wij probeerden wat begrip te hebben voor moeders, die naast hun huishoudelijke en moederlijke taak ook tijd en aandacht wilden besteden aan andere zaken, niet het minst aan het werken aan hun geestelijk leven, aan hun persoon. Dit verlangen en dit streven is zo goed invoelbaar. Wij, mannen, doen dit al eeuw in, eeuw uit en niet zonder profijt voor onszelf, onze gezinnen, onze maatschappij, ja voor onze gehele beschaving. Waarom onze vrouwen dan nièt?
| |
| |
Het is deze veranderde moderne positie van de vrouw, die ongetwijfeld ook de geboortenregeling in de hand gewerkt heeft. Zo gezien is geboortenregeling een verschijnsel, dat ten nauwste samenhangt met de huidige emancipatie van de vrouw. Is het dan zo ontaard om daarin vooral te zien: een verheugende omstandigheid, een teken van beschavingsopgang? Misschien dat nu sommige moeders met een grote gezinstaak dit wat smalend lezen. Moeders, die naast de zorg voor hun grote gezin wel degelijk een eigen persoonlijk leven leiden en niet alleen maar van 's morgens vroeg tot 's avonds laat verdrinken in de zorg voor hun gezin. Natuurlijk bestaat dat soort moeders ook. Maar is het erg overdreven om te stellen, dat zij juist als uitzonderingen de regel bevestigen? En is het niet zo, dat de doorsnee huisvrouw van vandaag, die prijs stelt (al is het maar op een klein stukje) persoonlijk leven, zich voor het probleem van de geboortenregeling gesteld ziet? Ook de moeder van zes, acht of zelfs tien kinderen. Want het schijnt, dat het gemiddelde kindertal van een normaal gezond echtpaar, dat niet aan geboortenregeling doet, ongeveer twaalf kinderen is.
5] Het is vervolgens ook zeer waarschijnlijk, dat de wat veranderde instelling, die de man van vandaag ten opzichte van zijn vrouw heeft, bijdraagt tot het toenemen van de geboortenregeling. In vroeger tijden was de vrouw toch vooral voortbrengster en moeder van 's mans kinderen. Dat maakte haar grootste glorie uit. Wij echter stellen thans veel meer prijs op een liefdesverbondenheid met onze vrouwen. Wanneer deze niet tot stand komt, spreken wij zelfs van een mislukt huwelijk, ook dàn als zo'n huwelijk met kinderen gezegend is. Wij kunnen ons zelfs afvragen, of wij uiteindelijk niet meer prijsstellen op een vrouw, die deze liefdesverhouding met ons deelt, dan op een vrouw, die voornamelijk moeder is van onze kinderen. Natuurlijk behoeft dit geen tegenstelling te betekenen: Een goed echtgenote is meestal ook een goede moeder. Maar het is toch geen uitzonderlijek toestand, wanneer een man, die zich geheel instelt op een zo goed mogelijk echtelijke verhouding, daardoor juist kan, ja mòet, medewerken
| |
| |
aan een beperking van het aantal kinderen. Of, anders gezegd, dat het de liefde van de echtgenoten voor elkaar en voor de vrucht van hun liefde: de kinderen is, die een direct motief tot kinderbeperking kan betekenen.
Dit zijn dan zo een paar achtergronden, die enigszins begrijpelijk maken, waarom de geboortenregeling in onze tijd zulk een omvang heeft aangenomen. Er is wat uitvoeriger bij stilgestaan, omdat nog steeds geluiden uit een grijs verleden te horen zijn, die geboortenregeling alleen toelaatbaar achten op grond van medische of sociaal-economische redenen, zoals kleine behuizing of een te krap inkomen. Is het niet zo, dat mensen (artsen, priesters, ouders), die zo spreken, tegen windmolens vechten en niet willen of niet kùnnen zien, dat wij in het midden van deze eeuw in een ander klimaat leven, waar eigen waarden opgeld doen? Waarden, die beslist niet lager behoeven te zijn dan honderd, tweehonderd jaar geleden. Daarom lijkt het ook absurd om te stellen, dat alleen maar gezondheidsredenen van de vrouw of een beslist te krappe beurs of een te nauwe woning een geldige reden tot geboortenregeling zouden geven en dat alle andere motieven, die - zoals wij zagen - toch zo geheel verweven zijn met ons tijdsbestel, min of meer verdacht gemaakt worden.
Wanneer wij iets van de huidige behoefte aan geboortenregeling willen begrijpen en als wij de ambitie hebben de toekomstige ontwikkeling ervan mede te willen vorm geven, dan zullen we moeten beseffen, dat we leven in een tijd, waarin het individualisme, het rationalisme en de sekularisatie ook op huwelijk en voortplanting hun beslissende stempel hebben gedrukt.
De invloed van het individualisme zagen we hierboven al. Veel meer dan vroeger zoeken we thans zelf naar oplossingen. Veel minder dan vroeger nemen we tradities en gewoontes over. De betekenis van het rationalisme verloopt hieraan evenwijdig. Het verstandelijke element, het bewuste overleg omtrent de gewilde gezinsgrootte moeten we beschouwen als een typisch verschijnsel van onze tijd. Een tijd, waarin wij ook vele andere zaken met ons
| |
| |
verstand plegen te benaderen. Geboortenregeling is niet alleen maar een min of meer zelf bepalen van het aantal kinderen, maar ook het bewust, verstandelijk regelen van de opeenvolging, de tijd tussen de geboortes. Het rationele, het verstandelijke is voor ons uiterst belangrijk. Wij kunnen zelfs zeggen, dat wij thans onmogelijk tezamen zouden kunnen leven, als wij niet voortdurend bij duizend en één zaken onze bewuste, verstandelijke vermogens inschakelden. Het is begrijpelijk, dat wij deze verstandelijke instelling niet zo maar weer ineens laten varen, als het gaat om de vorming van ons eigen gezin.
Maar wij willen hier toch vooral aandacht geven aan het derde, typisch eigentijdse, verschijnsel, dat mede verantwoordelijk gesteld moet worden voor de veranderde instelling ten opzichte van de gezinsuitbreiding: de sekularisatie. Sekularisatie betekent eigenlijk ‘vertijdelijking’, verwereldlijking en we duiden er de grote verandering in geestelijk klimaat mee aan, die vooral in de laatste eeuw zo duidelijk valt te bespeuren. Het is als het ware een geleidelijk teruggaan van de alles beheersende invloed van godsdienst en kerken op het gewone leven van alledag. Wij hebben die ontwikkeling gezien op bestuursgebied: waar kerk en staat thans volledig gescheiden zijn; wij hebben het gezien in landbouw en veeteelt, waar het voor de boer zo belangrijke en wonderlijke spel der seizoenen thans veel minder beleefd wordt in afhankelijkheid van de Hogere Macht. Ook de moderne gelovige boer plant en regelt de natuur volgens inzichten van wetenschap en techniek en zijn dagelijks doen en laten zijn veel minder gekenmerkt door de gelovige afhankelijkheid en aanvaarding, waarmede zijn voorvaderen hun bedrijf uitoefenden. In de geneeskunde is het al niet anders. Het gevecht met de ziekte, ja met de dood zelf, wordt tot het uiterste toe gestreden, met alle moderne hulpmiddelen, die wij maar hebben. Een pokkenepidemie is niet meer zozeer een straffe Gods, als wel een gevolg van nalatige inenting of onvoorzichtige quarantainemaatregelen. En zo is er nog veel meer, waaruit de verwereldlijking, de sekularisatie van onze tijd val af te lezen.
| |
| |
Die verwereldlijking is ook in het gezinsleven binnengetreden, ook in het gelovige, ja zelfs het meest rechtzinnige gezin. Het is een feit, een werkelijkheid, die juist op het gebied der geboorteregeling in menig gelovig gezin aanleiding is geworden tot botsingen tussen oud en nieuw, tot conflicten, tot een gewetensnood, waarover men niet te licht moet denken. Wij zullen dit conflict eens nader onder de loupe nemen, een conflict, dat menig mens in onze tijd ervaren heeft tussen het oude, vertrouwde christelijke ideaal omtrent het gezin en zijn samenstelling en de moderne, zich onafwendbaar opdringende opvattingen over gezin, gezinsvorming en gezinsgrootte, die wij hierboven zagen. Een botsing, die, toen dit alles nog vrij nieuw was, in alle heftigheid en emotionaliteit naar buiten trad, op preekstoel en in geschriften, op vergaderingen en bijeenkomsten. De openbaarheid van die botsende opvattingen is thans wel verdwenen. Die vaak ook onredelijke en eenzijdige heftigheid horen wij niet meer zo. Doch de strijd speelt zich soms nog binnenskamers, ja binnenmenselijk af.
Het is begrijpelijk dat bij sommigen nog een heimwee leeft naar de ideaalstelling van vroeger: een onbeperkt gezin, met blijdschap en dankbaarheid aanvaard uit de handen van een Voorzieningheid, die wel uit zou maken hoe rijk de kinderzegen zou zijn. Gelovige aanvaarding en overgave vermogen nog steeds het menselijk handelen te beïnvloeden. Maar... er zijn een tweetal hedendaagse ervaringen, die de verwerkelijking van deze ideale norm voor verreweg de meeste christenen onmogelijk maken en het mooie ideaal niet meer in zijn oude vorm leefbaar doen zijn. Allereerst is de gelovige instelling van vele christenmensen heel wat anders - minder wil ik niet zeggen, al beweren velen dat - dan vroeger. Of liever gezegd, het domein waar de gelovige overgave en aanvaarding de enige norm was, is veel kleiner geworden. De overwegingen omtrent gezinssamenstelling zijn er voor een groot deel buiten komen vallen. Vervolgens zien steeds minder mensen, overigens ook bewust christelijk levende mensen het dienend ouderschap, het offerend ingesteld zijn, het zichzelf ontzeggen en beperken in
| |
| |
een voortdurende gerichtheid op de uiteindelijke bestemming, nog als een vurig ideaal. Een werkelijk leven vanuit het eschaton is slechts weinigen gegeven. Men kan dit betreuren, ja ernstig betreuren. Maar wat schieten we met dit treuren op? Hoogstens miskennen we erdoor het klimaat en de stemming van onze eigen tijd. En zouden we dan toch maar niet beginnen met die werkelijke toestand, waarin we nu, dit jaar, verkeren en zou het niet positiever en zelfs ook christelijker zijn om te erkennen dat dit oudchristelijke gezinsideaal niet leefbaar meer is en daarom onmenselijk en onchristelijk geworden is?
Al schijnt het dus dat de oude vertrouwde en traditionele christelijke gezinsopvatting niet altijd even gemakkelijk te rijmen valt met de levensinstelling van het moderne kleine gezin, toch zijn er ook aanwijzingen, dat hier een nieuwe waardevolle visie aan het groeien is, al wordt het er allemaal niet eenvoudiger op. Die oude, traditionele, christelijke opvatting over het grote gezin had toch ook veel onchristelijke elementen. Daarnaast heeft de ‘moderne’ instelling, ongetwijfeld ook vanuit een christelijke visie op de mens, zeer waardevolle aspecten. Christen-zijn is tenslotte toch geen star vasthouden aan datgene wat was, zonder meer, maar een, mede zelf gekozen levensavontuur binnen de eigentijdse décors en rekwisieten, die van eeuw tot eeuw en van plaats tot plaats verschillen. Als gevolg van die verschuivingen zien we dan ook in al die eeuwen telkens de groep mensen, die de décorveranderingen toejuichen en het nieuwe van hun tijd vol vreugde aanpakken, maar daarnaast ook steeds weer een groep, die zich tegen het nieuwe verzet en vooral het waardevolle uit het oude, vertrouwde wil handhaven: omdat men ervan is gaan houden, omdat het de eigen levensinstelling heeft bepaald of omdat men nu eenmaal moeilijk verandert en gewoonte en traditie de zekerheid geven, die men behoeft. De spanningen tussen beide groepen verlevendigen de geschiedenis van de mensheid. In onze eigen tijd gaat in de strijd nogal eens de sympathie uit naar de progressieve, nieuwe ideeën, vaak ook alleen maar omdat dit nieuw en modern is. Toch ligt - zoals
| |
| |
steeds - de wijsheid (en misschien ook de waarheid) in het midden. Het is en het blijft verstandig juist voor hen, die de nieuwe tijd heftig in hun bloed voelen kloppen, toch bij tijd en wijle eens te luisteren naar de stem van hen, die zich minder absoluut tot de moderne levensinstelling bekennen.
| |
Middelen en methodes
In de eerste druk van dit boek hebben we uitvoerig (en voorzichtig) een beschouwing gegeven over de methodiek van de geboortenregeling, ervan uitgaande dat voor een belangrijke volksgroep (de katholieke) alleen maar algehele en periodieke onthouding als methode tot geboortenregeling in aanmerking kwam. Deze tijd is inmiddels voorbij. Het kiezen van de meest geschikte methode, zo is men thans van mening, is uitsluitend een zaak van de echtgenoten zelf. Dit standpunt wordt zowel door het nederlandse als belgische episcopaat ingenomen, alhoewel ‘Rome’ nog steeds niet tot een dergelijke voor de hand liggende verklaring is kunnen komen. Het is met name de tijdelijk onvruchtbaarmakende ‘pil’ geweest, die in de afgelopen jaren de definitieve omslag, ook in orthodoxe milieus, heeft te weeg gebracht. Het is dwaasheid te verwachten, dat een officieel ‘verbod’ vanuit Rome nog enige invloed kan hebben op de inmiddels gegroeide realiteit. Wij besluiten dit hoofdstuk met een informatieve uiteenzetting over de thans meest gebruikte zwangerschapsverhinderende middelen en methodes.
Als eerste uitgangspunt zou ik willen stellen, dat er geen enkele methode van geboortenregeling is, die werkelijk als ideaal kan worden aangeprezen. Nòch wat betreft de betrouwbaarheid (dus de kans op zwangerschap), nòch wat betreft de schadelijkheid in lichamelijk of geestelijk opzicht. Iedere methode heeft zijn vooren nadelen en geen enkele methode is feilloos of zo heel veel beter of slechter dan een andere. Daar is maar één uitzondering op en dat is de abortus, dus de kunstmatige onderbreking van de zwan- | |
| |
gerschap, de vruchtafdrijving. Hoewel dit middel clandestien op grote schaal wordt toegepast, is het geen methode om er gezinsregeling mee te bereiken. De opgewekte abortus hoort thuis in het medische domein en dient alleen uitgevoerd te worden, indien daartoe strikte aanleiding van medische of psychosociale aard bestaat. De abortus provocatus is een operatie, die niet in aanmerking komt als bruikbare methode tot geboortenregeling.
Afgezien dus hiervan, ontlopen de diverse methodes van zwangerschapsvoorkoming elkander niet zoveel, wat betreft de betrouwbaarheid en schadelijkheid. Zij verschillen slechts in de morele beoordeling en in bruikbaarheid, die van paar tot paar verschilt. Verder zijn - bij onze huidige kennis hiervan - alle argumenten van lichamelijke of geestelijke aard, die een bepaalde methode afkeuren of speciaal aanprijzen, twijfelachtig. Twijfelachtig is de bewering van de tegenstanders van de p.o., dat het gebruik van mechanische en chemische voorbehoedsmiddelen zoveel safer en zoveel minder schadelijk voor de huwelijksliefde zou zijn. Maar even twijfelachtig is de bewering, dat deze mechanische of chemische voorbehoedsmiddelen of de methode van het voortijdig afbreken der geslachtsgemeenschap (de coitus interruptus of, zoals het in de volksmond heet, de manier om ‘voor het zingen de kerk te verlaten’), lichamelijke of geestelijke beschadigingen zouden geven.
Vervolgens dient vastgesteld te worden, dat geen enkele methode of geen enkel middel van geboortenregeling iets is waar echtgenoten verlangend naar uitzien. Integendeel. Maar de eisen om enerzijds het kindertal te beperken en anderzijds de sexuele huwelijksliefde toch telkens weer vorm te geven, zijn zo dringend, dat niet gevraagd wordt of men het al of niet prettig vindt de geslachtsgemeenschap onvruchtbaar te houden. Iedere onvruchtbaar makende beïnvloeding van de geslachtsgemeenschap, hoe hinderlijk soms ook, is altijd nog beter dan een ongewenste zwangerschap te riskeren. Daarna pas gaan overwegingen omtrent de te volgen methodiek gelden. Als men bedenkt, hoe moeizaam en tijdrovend
| |
| |
vaak het proces is, waarin man en vrouw sexueel naar elkaar toegroeien en hun sexualiteit de uiteindelijke bij hen passende vorm weten te geven (met de bedoeling deze in dienst te stellen van hun liefdesrelatie), dan wordt het duidelijk, dat geboortenregeling in een huwelijk altijd een zeer ernstige aangelegenheid is, die de volle aandacht en bereidheid van beide partners behoeft.
De geboortenregeling is zowel een individuele als een de tweeheid van het paar betreffende aangelegenheid. Er kan dus niet in het algemeen gesproken worden van betere of slechtere middelen. Er is geen enkele methode, die voor iedereen het meest aangewezen zou zijn, noch wat betreft betrouwbaarheid, noch wat betreft de al of niet optredende beïnvloeding van de lichamelijke of geestelijke gezondheid. Dat hangt immers helemaal af van het echtpaar, dat de betreffende methodes toepast. Iedere methode heeft een, soms zelf lang, aanpassingsproces door te maken, dat slechts door deze man en deze vrouw samen in dienst aan het geluk van elkaar en de verantwoordelijkheid ten opzichte van de kinderen uiteindelijk een goede vorm kan krijgen. Daarbij is dan vooral van belang, dat de sexualiteit de centrale plaats behoudt of opnieuw verkrijgt in het betuigen en bevestigen van de huwelijksliefde. Dat is immers de directe motivering van de geboortenregeling binnen een goede echtelijke relatie.
Het is een ervaringsfeit, dat juist die vrouwen het meeste bezwaar tegen geboortenregeling naar voren plegen te brengen, die ook reeds vóór die tijd een bepaalde afkeer of koelheid van de sexuele aspecten van hun huwelijksverhouding hadden. Als zij de sexuele vormgeving van hun verhouding echter zien en beleven als heel wat meer dan een voodzakelijk kwaad of een onbelangrijk gebeuren ten dienste van de voortplanting, als de sexualiteit voor hen een duidelijke betekenis en waarde als huwelijksvormend element heeft, blijken deze weerstanden tegen de geboortenregeling en de daarvoor in aanmerking komende methodes veelal afwezig te zijn.
De werkelijke bezwaren, die bepaalde methodes van geboorten- | |
| |
regeling oproepen, liggen dan ook in het levensbeschouwelijke vlak. Als gelovige christenen tegen hun geweten in een bepaalde methode toepassen zonder voldoende motivatie, dan treden nogal eens gewetensangsten op. Deze treden echter ook op, als er wel degelijk goede motieven aanwezig zijn voor een bepaalde methode van geboortenregeling. Door een van buiten aangebrachte, sexuele moraal, die vaak alleen formeel van aard is zonder bij de belevingswereld en gewetensfunctie van het betreffende paar aan te sluiten is de gevoeligheid voor echte levenswaarden en voor een innerlijk beleefde moraal vaak op verwaarende wijze misvormd. De consequente vorming tot een meer zelfstandig geweten is in de pastorale zorg eerst de laatste tijd werkelijk actueel. Het zullen in toenemende mate deze vrijere en meer volwassen, tot zelf oordelen gevormde gewetens zijn, die tot een eigen keuzee der geboortenregelingsmethode zullen gaan komen.
Vrijwel alle heden ten dage gebruikte methodes en middelen tot voorkoming van zwangerschap berusten op wetenschappelijk onderzoek en hebben een of ander medisch of klinisch uitgangspunt. Sedert de primitieve methodes uit de begintijd van de geboortenregeling is het aantal toepasbare en effectieve middelen sterk uitgebreid. Daarenboven krijgt men de indruk, dat een aantal nieuwe middelen al in een ver gevorderd onderzoekstadium verkeert. Het wetenschappelijk vruchtbaarheidsonderzoek wordt over de gehele wereld - na een opvallende achterstand, samenhangend met sociale taboes - thans door allerlei wetenschappelijke disciplines bestudeerd. In een onderzoekklimaat, dat het zelfs mogelijk maakt menselijke eicellen buiten het lichaam van de vrouw te bevruchten en zich een bepaalde tijd te laten ontwikkelen (Petrucci), kan men ten aanzien van de ontdekking en ontwikkeling van nieuwe anticonceptionele methodes nog veel verwachten.
De huidige methodes berusten op een tweetal verschillende uitgangspunten. Men kan zorgen dat het vrouwelijk of mannelijk lichaam gedurende langere (soms zelfs blijvende) of kortere tijd
| |
| |
geen vruchtbare geslachtsprodukten aflevert. Is een van beider lichamen in een dergelijke situatie, dan blijft ieder geslachtsverkeer onvruchtbaar. Dit is bv. het geval bij de al of niet blijvende sterilisatie of bij de methode van de periodieke onthouding.
De tweede reeks methodes is gericht op een onvruchtbaar maken van de geslachtsdaad zelf, zoals dit het geval is bij het gebruik van het condoom en andere mechanische of chemische middelen. Iedere geslachtsgemeenschap dient dan telkens opnieuw onvruchtbaar gemaakt te worden. De voornaamste thans in gebruik zijnde methodes en middelen willen wij hieronder in het kort bespreken.
| |
Terugtrek-methode
De coitus interruptus, ofwel het voortijdig afbreken der geslachtsgemeenschap, waarbij het zaad buiten de schede blijft, is wel de oudste en meest toegepaste methode om ongewenste zwangerschap te voorkomen. Tegen deze methode zijn in de loop der tijd vele medische en psychologische bezwaren aangevoerd, zoals de stuwing die hierdoor bij de vrouw zou optreden. Deze kan niet orgastisch afvloeien en zou daardoor nerveuze en lichamelijke klachten geven. De bewuste oppasmentaliteit die deze methode met name voor de man met zich brengt maakt het voor sommigen van hen onmogelijk om tot een goede en zo volledig mogelijke sexuele overgave te komen. Daarenboven eist het van de man de nodige discipline. De coïtus interruptus levert de vrouw geheel en al over aan de instelling die de man heeft, speciaal als hij sexueel geprikkeld is. Geheel veilig is deze methode ook al niet, omdat sommige mannen enig zaadverlies kennen buiten de ejaculatie om. Bij een vaak gepleegde geslachtsdaad, bv. enige malen per dag, kan levensvatbaar zaad van een vorige zaadlozing, dat op het mannelijk geslachtsorgaan achtergebleven is, in de vrouwelijke organen terecht komen en bevruchtend werken. Toch dient men te bedenken dat de terugtrek-methode de enige ‘spontaan’ gegroeide methode is.
| |
| |
Deze op grote schaal toegepast methode is niet het produkt van wetenschap en techniek zoals alle andere methodes.
| |
Periodieke onthouding
De periodieke onthouding berust op het maandelijks rythme van de vrouwelijke vruchtbaarheid. In iedere maandelijkse periode zijn er maar een beperkt aantal dagen, waarin levende eicellen voorkomen. Als men deze dagen nu kent, kan door geslachtelijke onthouding bevruchting voorkomen worden. De vruchtbare periode van de vrouw duurt betrekkelijk kort, ruim genomen hoogstens zes à acht dagen. De toepassing van deze methode, die vele voordelen heeft, vertoont helaas ook enkele zwakke plekken. De belangrijkste daarvan is wel, dat men er nog niet in geslaagd is op gemakkelijke en duidelijke wijze het moment van de eisprong, het moment dus, waarop enige dagen een vruchtbaar eitje aanwezig is, met zekerheid te kunnen aangeven. Een veilig uitgevoerde periodieke onthouding moet dus eigenlijk steeds wachten tot met enige zekerheid het moment van de eisprong (ovulatie) vastgesteld is. Pas als men weet dat het eicelletje te gronde is gegaan, is het veilig om geslachtsverkeer te hebben zonder kans op zwangerschap.
Vroeger gebeurde dit vaststellen van de ovulatie met behulp van de kalender. Bij een regelmatig menstruatiepatroon kon men ten naaste bij de vruchtbare perioden schatten, maar geen enkele maandelijse periode is nu eenmaal altijd geheel regelmatig: ziektes, psychische factoren, sociale omstandigheden, biologische veranderingen, zoals in de diverse levensfases of onregelmatigheden na de geboorte leveren grote bronnen van fouten bij het schatten van de vruchtbare en onvruchtbare dagen. Daarom is een grote verbetering opgetreden, toen men de tempertuurmethode in praktische vorm wist te gieten. Men kan thans met de thermometer vrij nauwkeurig de dag van de ovulatie vaststellen. Op die dag verdwijnt nl. de lichte ondertemperatuur die normaal is voor
| |
| |
| |
| |
de eerste helft van de maandelijkse periode. De op een lijst uitgezette ochtendtemperatuur vertoont dan een lichte stijging. Het begin van deze tweede helft van de periode valt samen met de ovulatie. Men kan dus het moment van de ovulatie thans achteraf vaststellen, maar men is echter nog niet in staat dit moment tevoren aan te geven.
Hierdoor vloeien uit deze methode voor een werkelijk spontaan geslachtsverkeer (een verlangen van vele echtgenoten) maar weinig mogelijkheden voort. Ook de temperatuurmethode geeft onzekerheden, zoals de lichte temperatuurstijgingen, die samenhangen met ziektes. Een groot bezwaar, vooral voor drukke huisvrouwen vormt de noodzaak om dagelijks op hetzelfde moment de lichaamstemperatuur te moeten opnemen. Psychische invloeden, de periode van borstvoeding en andere moeilijkheden maken deze methode ook niet altijd betrouwbaar. In het algemeen kan men zeggen, dat de periodieke onthouding - wil zij goed functioneren - een meer dan normale kennis van de voortplantingsfunctie en een behoorlijke sexuele vorming nodig heeft. Daarenboven dienen een sterke motivatie en een behoorlijk intelligentieniveau aanwezig te zijn. De p.o. is een methode die bij een onregelmatige cyclus moeilijk systematisch en langdurig vol te houden is. Vooral in de sociaal hogere lagen vindt deze methode toepassing. Toonaangevende belgische gynaecologen (Leuven) schatten de toepasbaarheid van de p.o. voor de vlaamse bevolking op slechts 40 pct. In feite ziet men dan ook, dat echtparen die periodieke onthouding toepassen, dit vaak afwisselen met af en toe een coïtus interruptus. Merkwaardig is echter vast te moeten stellen, dat een goede voorlichting - die thans over de periodieke onthouding vrijwel ontbreekt, mede door de onkunde van vele artsen - de populariteit ervan doet toenemen. Dit is o.a. gebleken uit amerikaanse ervaringen na uitgifte van een geslaagde folder over periodieke onthouding. Om al deze hierboven genoemde redenen is de periodieke onthouding geen standaardmethode voor gebruik op grote schaal. Zij kan niet als universeel middel voor ieder echtpaar gelden.
| |
| |
| |
Chemische middelen
Deze voorbehoedsmiddelen zijn reeds zeer oud. De in de schede gebrachte tampons met citroensap worden zowel bij primitieve volkeren als in de griekse oudheid aangetroffen. De werking daarvan berust op een duidelijke verandering van de zuurgraad van de vrouwelijke schede-inhoud, waardoor de meeste zaadcellen spoedig te gronde gaan. Spoelingen met azijn of boorzuur hebben eveneens een dodende werking op de zaadcellen. Ook andere eiwitdodende middelen worden wel toegepast. Toepassing van deze chemische middelen, in de vorm van een spoeling na de samenleving is niet erg betrouwbaar. Tijdens de samenleving wordt de slijmprop, die normaal in de baarmoederhals voorkomt vaak in de vagina gedrukt, waarna deze bij de optredende verslapping van de inwendige geslachtsorganen, doordrenkt met zaadcellen, weer in de baarmoeder wordt gezogen. Daarom brengt men deze stoffen liever in vóór de samenleving en wel in de vorm van tabletten, globuli, schuimproducerende (en daardoor goed zich verspreidende) of gewone pasta's. Het nadeel van al deze anticonceptionele methodes is het veranderen van het natuurlijke chemische milieu in de schede, met kans op andere (zelfs schadelijke) micro-organismen, waarvan de aanwezigheid allerlei klachten kan geven, zoals een verhoogde afscheiding. Daarenboven blijkt geen enkel van de thans toegepaste middelen ook altijd alle zaadcellen werkelijk te doden. De invloed van de chemische middelen (vergiften) op de geslachtsprodukten en dus eventueel ook op het daaruit zich ontwikkelende kind, zijn voor diverse in de handel zijnde middelen onderzocht. Ook al is er bij deze produkten van misvormingen van het desondanks soms toch verwekte kind niet veel gebleken, toch blijft de chemische contraceptiemethodiek, medisch gezien, weinig aantrekkelijk en vol risico's. Samen toegepast met de hierna genoemde ‘mechanische’ middelen geven de chemische preparaten echter een grote extra beveiliging.
| |
| |
| |
Mechanische middelen
Van de mechanische voorbehoedsmiddelen is het condoom het meest gebruikt. Het is een zeer betrouwbaar anticonceptionele methode, die echter niet voor iedere man geschikt blijkt te zijn. Sommigen hebben bezwaar tegen de vermindering van het sexuele gevoel, dat door dit rubber vliesje kan optreden, anderen, zoals licht impotente mannen (die er nogal veel zijn) ervaren er een bemoeilijkte erectie door. Het condoom dankt zijn uitvinding aan de overweging, dat men er het oplopen van geslachtsziekten bij willekeurig geslachtsverkeer, mee kan voorkomen. Recente onderzoeken hebben echter aangetoond, dat dit vele eeuwen aangenomen beschermingsmiddel niet geheel en al in staat is om bescherming tegen geslachtsziekten te geven. Niet alleen omdat er vaak een onhygiënisch gebruik van wordt gemaakt, maar ook door de onvolkomenheden van de methode zelf.
De mechanische voorbehoedmiddelen, die door vrouwen gebruikt kunnen worden, vertonen enige diversiteit. Niet veel meer gebruikt wordt het zg. intra-uterine pessarium, een uit twee delen bestaand apparaatje, waarvan het ene in de baarmoeder zelf en het andere (een dunne cylinder met afsluitplaatje) in de baarmoederhals gebracht wordt. Dit op het eerste gezicht afsluitende middel is niet alleen onbetrouwbaar maar ook schadelijk voor de gezondheid. De werking ervan berust nl. niet op de afsluiting van de baarmoeder (dat kan niet op deze wijze) maar op de erdoor optredende infecties, die de innesteling van het ei onmogelijk maken maar daarenboven allerlei gevaarlijke ziekten kunnen veroorzaken. Betere ervaringen heeft men met de ringen van Gräfenberg: gouden of zilveren ringen die blijvend in de baarmoeder verkeren en die een zodanige invloed op het slijmvlies hebben dat innesteling van het bevruchte ei onmogelijk is. Zij zouden geen aanleiding geven tot infecties.
Veel meer in gebruik is de portiokap, een hoedje, dat de baarmoederhals afsluit. Het bezwaar van deze methode is dat het kapje
| |
| |
slechts door een medicus op juiste wijze kan worden ingebracht, hetgeen inhoudt dat men het iedere maand, nadat het voor de menses verwijderd is, weer opnieuw moet laten inbrengen. Daarenboven geeft dit kapje nogal eens stuwing, waardoor ontstekingen optreden en het verschuift gemakkelijk, waardoor toch nog bevruchting kan plaats vinden. Het meest effectieve van de vrouwelijke mechanische middelen is het occlusief pessarium, ook wel de ‘ring’ genaamd. Het is een hoog in de schede ingebrachte ring die strak om de wand sluit, waarin een dun membraan bevestigd is, dat het transport van zaadcellen volledig blokkeert. Met enige oefening is dit middel door de vrouw zelf in en uit te brengen. Toepassing ervan vereist nauwgezetheid en een hygiënische levenswijze in verband met het gevaar voor infecties, verwondingen e.d.
De mechanische middelen hebben alle het gevaar van constante prikkeling. Volgens sommige artsen geven de chronische prikkelingen van deze middelen blijvende ziekelijke veranderingen van de inwendige geslachtsorganen. Anderen, die op een groot ervaringsmateriaal kunnen bogen, bestrijden dit echter. Daar evenwel vooral jonge vrouwen dit middel gebruiken en de bedoelde blijvende afwijkingen pas op oudere leeftijd voorkomen, is het moeilijk bewijzende conclusies te trekken over de eventuele slechte invloed van deze mechanische middelen,
| |
De pil
De werking van de progestatieve hormonen, beter bekend als de pil, berust op een blokkade van het eirijpingssysteem. Deze blokkade wordt door een bepaalde dosis hormonen via de hersenen uitgeoefend en blijkt een zeer effectieve methode te zijn. Zij imiteert een bij dieren en mensen voorkomend natuurlijk proces. De pil bevat dus geen ‘vergiften’ in de eigenlijke zin, maar stoffen die verwant zijn aan het menselijke organisme en daarom volgens sommigen tot de fysiologische middelen worden gerekend. De
| |
| |
enorme omvang die het gebruik van de pil heeft aangenomen over de gehele wereld, wijst op de gemakkelijke toepassing en tevens op het geringe effect van de ‘bijverschijnselen’. De medische huiver tegen het gebruik van de pil blijft echter bestaan, zelfs al is er van een direct beschadigende invloed tot op heden nog geen sprake geweest. Het is wetenschappelijk gezien nog een jonge methode, die zeker wat de effecten op de zeer lange duur betreft nog onvoldoende onderzocht is. Het is deze (geringe) onzekerheid en de angst voor sommige bijverschijnselen (b.v. gewichtstoename) die dit middel niet voor iedere vrouw aantrekkelijk maakt. Mede ook gezien de betrekkelijk hoge kosten is ook de huidige ‘pil’ geen universeel middel.
| |
De spiraal
De nieuwste methode - vooral ook geschikt voor minder ontwikkelde gebieden - is het spiraaltje van plastic dat in de baarmoederhals wordt ingebracht en jaren kan blijven zitten. Bij 80% van de vrouwen is dit middel bruikbaar. Het geeft echter niet zulk een absolute veiligheid als de pil. De invloed van het spiraaltje bewerkt waarschijnlijk dat het eitje zich niet kan innestelen in de baarmoederwand, waarna het afsterft. Dit middel lijkt van groot belang te worden ter bescherming van meisjes, die op grond van beperkte of afwijkende geestvermogens onvoldoende weerstand hebben tegen mannelijke sexuele agressie.
| |
Toekomst
Een recent onderzoek bracht aan het licht dat minstens veertien grote concerns bezig zijn met een actief program, dat niet alleen nieuwe ovulatieremmers moet opleveren, maar ook de zaadcellen onvruchtbaar wil maken, dan wel het juist bevruchte ei wil ver- | |
| |
hinderen in zijn groei of innesteling. Deze middelen verkeren nog in de laboratoriumfase en zijn nog nauwelijks toe aan experimentele klinische toepassing. Zo zijn er diverse chemische stoffen in onderzoek, die ieder op een ander moment in de ingewikkelde processen van de zaadcelproduktie kunnen ingrijpen en de verdere ontwikkeling ervan blokkeren, waardoor uiteindelijk een onvruchtbare vorm van mannelijk zaad geproduceerd wordt. Enerzijds mogen dergelijke middelen, als men tot toepassing ervan op grote schaal wil overgaan, geen bij-effecten hebben (bv. op de sexuele behoeftes), anderzijds mogen zij geen schade toebrengen aan het kiemweefsel. Het is te verwachten dat een ‘mannenpil’ binnen niet al te lange tijd op de markt verschijnt. Dan zal het mogelijk zijn na te gaan, in hoeverre de psychische weerstanden, die men bij vele mannen verwacht, een toepassing ervan in de weg staan.
Ook de in te nemen middelen, die de eerste ontwikkeling (celdeling) van het bevruchte ei willen tegengaan, ofwel de innesteling daarvan in de baarmoederwand willen verhinderen, zijn eveneens nog pas in ontwikkeling. Het gaat hier niet - zoals sommigen menen - om een zeer vroege, chemische opgewekte abortus, waardoor morele bezwaren zouden kunnen ontstaan. Zolang er geen innesteling van het ei is en er geen verbinding tussen eitje en moederlijk lichaam is, kan nog niet van zwangerschap (dus ook niet van abortus) gesproken worden. Het aantrekkelijke van deze methode is, dat men na een geslachtsgemeenschap die onvruchtbaar moet blijven, alsnog gelegenheid heeft op eenvoudige wijze zwangerschap te voorkomen. De antimetaboliten, die hiervoor getest worden, zijn nog allerminst ongevaarlijk. Er is reeds minstens een geval bekend van een (hierdoor?) beschadigd ei, dat uitgroeide tot een ernstig mismaakt kind (anencephalus).
Interessant zijn ook de proefnemingen om de ovulatiedatum met eenvoudige middelen precies te kunnen vaststellen. Men heeft geexperimenteerd met eenvoudig te meten actiestromen, met simpele reagensen enz. Hierdoor zou de p.o. veel meer mogelijkheden kunnen gaan krijgen en een veel grotere toepassing mogelijk ma- | |
| |
ken. Evenals trouwens door middelen, die het moment van de eisprong, die thans geheel onwillekeurig, buiten de bewuste wil om plaats vindt, onder controle van de wil kunnen brengen. Men zal dan de ovulatie evenals bijv. slaapgewoonten en eetgewoonten aan vaste uren kunnen binden. Vele bezwaren van de periodieke onthouding zouden door een dergelijk middel ondervangen kunnen worden. Tenslotte zij nog melding gemaakt van immunisatieproeven. Bij deze onderzoekingen werkt men volgens dezelfde principes als bij het immuniseren tegen besmettelijke ziektes. Hier gaat het dan echter niet om het kweken van antilichamen tegen ziektekiemen, maar tegen zaadcellen, die er door vernietigd worden.
Niet alle mogelijke methodes en middelen zijn met dit korte overzicht uitgeput. Wanneer men de diverse stadia van het ingewikkelde voortplantingsproces beziet, bestaan er nog allerlei andere mogelijkheden, die wetenschappelijk tot ontwikkeling gebracht kunnen worden en ergens de normale voortplantingsfuncties gaan blokkeren. Ongetwijfeld zullen in de toekomst nog vele andere middelen en methodes voor het grote publiek toegankelijk worden. Het streven is daarbij om een methode te ontwikkelen die ethisch voor iedereen aanvaardbaar is, die honderd procent veiligheid geeft en die zeer gemakkelijk is toe te passen. Eerst dan zal de geboortenregeling uit de medische sfeer komen, waarin zij thans nog vrijwel geheel verkeert. Gezinsplanning is immers in wezen een zaak van twee echtgenoten en geen zaak van de dokter.
Nog een enkele opmerking tot slot. Er kan geen twijfel over bestaan dat bij een onbeperkte toename van het kindertal niet langer van een kinderzege, maar van een gezinsoverbevolking gesproken moet worden. Waar deze omslag van minimaal, via optimaal naar maximaal of zelfs erboven komt te liggen, is uiteraard een persoonlijk en sociaal bepaalde aangelegenheid. Wij hebben de indruk dat het optimum thans bij drie kinderen gezien wordt. Dat wil dan zeggen, dat lange periodes van hun huwelijksleven, zeker bij de vroege huwelijken van thans, onvruchtbaar moe- | |
| |
ten blijven en een goede methode van geboortenregeling dan ook dringend noodzakelijk is. Wil een methode echter goed zijn, dan gaat het vooral om de persoonlijke betrokkenheid van het echtpaar op deze methode. ‘Wij weten tegenwoordig, dat het succes van een bepaalde contraceptieve methode in het individuele geval slechts voor een gering deel afhangt van de technische volmaaktheid van het middel en dat een veel belangrijker factor voor het succes ervan is, de emotionele houding van de vrouw en haar partner’. (Van Emde Boas). Daarom is mentale voorlichting en mentaliteitsvorming eigenlijk veel belangrijker dan goede medisch-technische voorlichting, al vormt deze laatste dan ook een onmisbaar en belangrijk onderdeel van de eerste.
Vooral ook voorlichting en vorming van de oudere jeugd blijft in onze jaren een urgente zaak. Als de plannen om de verkoop van voorbehoedsmiddelen geheel vrij te geven, doorgang vinden, is positieve vorming van de jeugd meer dan ooit nodig. Niet dat men van deze wetswijziging een misbruik op grote schaal mag verwachten. (Geslachtsverkeer voor het huwelijk wordt immers niet beïnvloed door het al of niet strafbaar stellen van de verkoop van voorbehoedsmiddelen). Neen evengoed als men de jeugd opvoedt voor het moderne verkeer, moet men hen vertrouwd maken met een realiteit, waarvoor zij op sexueel gebied nu eenmaal gesteld worden.
Als men er nu zeker van kon zijn, dat de gezinsadviseurs, zoals zielzorgers en artsen, hier de nodige informatie, vorming en praktische hulp zouden kunnen bieden, zou menig echtpaar geholpen kunnen worden. Maar ook bij hen bestaan dezelfde vooroordelen, emotionele kortsluitingen en vaak helaas ook onkunde ten aanzien van geboortenregeling als bij deze echtparen zelf. Ook artsen zijn wat dit betreft produkten van hun sexuele opvoeding en daarenboven naar aard en opleiding conservatief ingesteld, ook ten opzichte van moderne praktijken als de geboortenregeling. In de geschiedenis van de contraceptie hebben artsen slechts een geringe rol gespeeld. Thans is hun aandeel in de voorlichting en de
| |
| |
begeleiding van echtelijke geboortenregeling weliswaar wat groter. Maar de noodzaak van consultatiebureaus en gespecialiseerde adviesbureaus blijft nog steeds groot. Gezien de ingewikkelde, medische aspekten van de meeste hierboven besproken methodes, zullen voorlopig gespecialiseerde voorzieningen nog wel nodig blijven en druk werk hebben, omdat steeds meer echtparen behoefte hebben aan een advies voor een zo goed mogelijke geboortenregeling.
|
|