Zedelijke en stichtelijke rijmen(1680)–J. Tradel– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Een gezang van dat men veel vrienden hebbende die alle niet voldoen kan. Op de wijze van O schoon Cato. 1. VEel vrienden t'zaam, en kan men geenzints niet Vernoegen al, maar 't waar tot groot verdriet, Wanneer men dit zouw nemen by de handt, [I]n plaats van goet, zoo waar het ons tot schant. 2. Zoo gy wel deed aan een door daad of woort, [Z]oo kon 't niet zijn of d'ander wiert gestoort; [W]ant die bemint die wil ook weder zijn [B]emint, of anders is 't hem herte pijn. 3. Doch als men geen quaat achterdenken voet, {D}an duid de liefde wel in 't geen ontmoet, {M]en kan verdraagzaam zijn in eenen vriendt, [A]l heeft hy niet gedaan het gene dient. 4. Indien dat hy iet aangenomen heeft, [E]n dat hy geen genoegen daar op geeft, [Z]oo hy dan zegt, onnozel is 't verzuimt, [H]et kan naar liefde worden ingeruimt. [pagina 142] [p. 142] 5. Maar zoo hy zegt, ik heb u niet gedient, Mits ik een ander mijnen goeden vriendt Moest dienstig zijn in 't gene datter viel, Op dat ik hem tot mijnen vriend behiel. 6. Of zoo hy zegt, ik heb u niet besocht In ziekten tijd, mits ik 'er niet om docht, Of zoo hy zegt, ik moest te gaste gaan Om vriendschaps wil, op datze mocht bestaan. 7. Dit zeggen is van eenen and'ren toon, Want dat licht opgenomen wort voor hoon, Die zich alzoo verschoont die geeft verdriet, Quaat achterdocht, voldoet hy daar mee niet. 8. Ontrekt u dan van 't gene onrust geeft, En leeft na dezen als die niet en leeft, Houdt u aan God, dat zal u geven baat, Ook aan een vriend, dat is de wijste raat. Vorige Volgende