Toen Baltus thuis kwam, vond hij zijn vader in gezelschap van een onbekenden man.
‘Wat breng jij voor nieuws, Baltus,’ was de eerste vraag van vader. ‘Je kunt gerust praten, want deze man is mijn vriend, die voorlopig bij me blijft. We doen onze zaken samen.’
‘Nou, vader, vanavond is wat te halen. De koolschrijver Krutwig moet geld naar Kloosterrade brengen en zijn plan is, niet vóór vijf uur de mijn te verlaten. 't Is vroeg donker en me dunkt, er valt wat te verdienen.’
Vader kon niet anders dan trots zijn op z'n zoon. Die leerde het vak goed.
‘Prachtig, jongen!’
‘Zeg, kompel,’ wendde hij zich tot den vreemde, vanavond schudden wij den koolschrijver uit. Langs de weg naar het klooster kunnen wij ons gemakkelijk verdekt opstellen en verder is het een kleinigheid.
‘Zeg, Baltus, pak een stevig glas en ga dan weer terug naar de abdij.’
‘Neen, vader, ik blijf vanavond hier. Morgenmiddag moet ik er weer zijn.’
‘Best, jongen. Hoe is 't met dien Nand?’
‘Nog altijd hetzelfde, vader. Hij is vanmorgen van de steiger gevallen, maar er goed afgekomen.’
Wat hij zelf gedaan had, vertelde Baltus maar niet.
‘Zeg jongen,’ vroeg de vreemdeling, ‘is er voor ons niks te halen bij de monniken? Kun jij ons niet 'n keer binnen laten om eens een bezoek aan het hoenderhok te brengen. Een daalder heb ik er voor over. Wat denk je?’
‘Ja, man, die daalder wil ik wel verdienen, maar jullie moeten nu tevreden zijn met wat ik aangebracht heb. Dat is meer waard dan een daalder. Ik verlang dan ook het tiende deel van de buit, want dat komt mij toe.’
‘Je zult krijgen, wat je vraagt, Baltus, maar beloof, dat je ons 'n keer binnen laat in de abdij, dan kunnen we 'ns op ons gemak een paar vette hoenders uitzoeken. Je weet, van kippensoep ben ik bijzondere liefhebber.’
‘Ik zal er over denken, vader. Zo gauw de kans schoon is, zullen jullie gewaarschuwd worden. Ik moet eerst nog goed uitspionneren, hoe dat ongemerkt kan gebeuren. En vader, wat krijg ik?’
‘De beloofde daalder,’ zei de vreemde man.
‘Maak er twee van. Dat is het wel waard.’
‘Baltus, hou je mond. Één is genoeg en de rest betaal ik je met de lat, begrepen!’
De jongen, die nu maar gauw zweeg, haalde de kaarten uit de tafella en deelde ze rond. - - -