De gouden oogst(1944)–Fernand Toussaint van Boelaere– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 97] [p. 97] [Geen drank is mij zoo zoet] Geen drank is mij zoo zoet als de zoen van uw mond. Geen balsem doet zoo goed gestreken op een wond... En nochtans sart mij het hart. Want meer dan mijn geheugen, weet het, hoe amper gij kunt zijn, hoe 'n zoen vaak niets is dan leugen - want zuur wordt eens de puurste wijn, leugen de zoen dien gij mij, ongelaafd, somtijds gaaft. En toch haak ik, mijn hart ten spijt, naar den zoen van uw mond: want 't geluk dat ik soms vond overtreft toch de bittre smart der diepste ontgoocheling die mij beving. [pagina 98] [p. 98] Ik haak er naar, en wacht, verduldig als Job op zijn vaalt, tot uw zoen me uit d'afgrond haalt van dien twijfel, die mij versmacht in de doffe eenzaamheid waar 'k, wachtend, lijd... Vorige Volgende