| |
| |
| |
Register
De cijfers verwijzen naar de bladzijden.
| |
A
aaneenschakelend verband 95 |
aangesproken persoon 56 |
aanloop 62 |
aantonende wijs 196 |
aanvoegende wijs 196, 198, 311 |
aanwijzend bijwoord 227 |
aanwijzend voornaamwoord 222 |
aanwijzend voornaamwoordelijk bijwoord 232 |
AB 3 |
ABN 2 |
absolute constructie 105 |
abstract 88 |
accusativus cum infinitivo 275, 289 |
achtervoegsel 146 |
achterzetsel 237 |
a.c.i.-constructie 289 |
actie-werkwoord 85, 119 |
actitief 182, 183 |
activum 182 |
Adj 282 |
adjectief 163, 174
antoniem - 301
indirect gebruik - 164
samengesteld - 169 |
adjunctie 91 |
adhortatief laten 192 |
ADV 83 |
adverbium 226, 234 |
af 233 |
affigering 168 |
affix 146, 153 |
affiziertes Objekt 307 |
afhankelijke vraag 109 |
afleiding 145, 146, 253
niet individualiserende - 167
samenstellende - 160
typisch-individualiserende - 168 |
‘agentive’ 306 |
agreement 136 e.v. |
al (bijwoord) 245
- (ondersch. voegwoord) 242, 246 |
Algemeen Beschaafd Nederlands 2 |
alle 143, 179 |
allomorf 197, 217 |
als (ondersch. voegwoord) 243, 245 |
ambigu 75, 140 |
ambiguïteit 140
soorten van - 309
structurele - 309
- van attributieve bepalingen 285
- van beloven 289
- van bepalingen met van 287
- van dreigen 289
- van kunnen 288
- van samenstellingen 253
- van woordgroepen 284
- van zinnen 308, 309 |
analytische bewering 301 |
antecedent 122, 123, 126, 223 |
antoniem 301 |
antonieme adjectieven 301 |
ART 68 |
artikel 212 e.v. |
aspect 185, 186, 192
hulpwerkwoord van - 185, 186, 190 |
ASS 92 |
asyndeton 241 |
ATTR 282 |
attributief 45, 170, 172 |
attributieve bepaling 45, 282, 283 |
Austin, J.L. 310 |
| |
B
bahuvrihi-compositum 159, 257 |
Bakel, J. van 310 |
Bakker, D.M. 281 |
balansschikking 107 e.v., 116, 117, 125, 243 |
basiscomponent 87, 88 |
basisregel 74, 83, 135 e.v. |
Bauer, Laurie 264 |
bedrijvende vorm 28, 182 |
begingroep 59 e.v. |
behalve 108, 109 |
beknopte bijzin 104 e.v., 116, 117, 244 |
beknopte lijdend voorwerpszin 112 |
beknopte onderwerpszin 110 |
belanghebbend voorwerp 33 |
| |
| |
belanghebbend voorwerpszin 115 |
bepaling
attributieve - 45, 282, 283
beperkende - 285
bijvoeglijke - 44
bijwoordelijke - 38
deiktische - 270
determinatieve - 44
interne bijwoordelijke - 39, 43
kwantitatieve - 270
modale - 43
resultatieve werkwoords - 51, 52, 293
uitbreidende - 285
vrije - 269, 270
- van beperking 42, 45, 294 e.v.
- van doel 40
- van gesteldheid 48, 293
- van gesteldheid (als infinitief) 275
- van gesteldheid tengevolge van de handeling 51
- van gesteldheid tijdens de handeling 48
- van gesteldheid volgens de handeling 51
- van gevolg 40
- van graad 42
- van de handelende persoon 40
- van hoedanigheid 41
- van hoeveelheid 41
- van identificatie 45, 270
- van middel 41
- van modaliteit 43, 310
- van omstandigheid 42
- van ontkenning 43
- van oorzaak 40
- van plaats 39
- van reden 40
- van specificatie 46, 270
- van toegeving 41
- van tijd 40
- van vergelijking 42
- van voorwaarde 41
- van wijze 41, 49 |
bepalingaankondigend voornaamwoord 222, 223 |
beperkende bijvoeglijke (relatieve) bijzin 47, 125 e.v., 284, 285 |
Berg, B. van den 279 |
bescheidenheidsmeervoud 218 |
betekenis
functionele - 305
grammaticale - 144, 298, 299
lexicale - 144, 251, 298
relationele - 305
structurele - 305
- van het woord 144, 251, 298
- van zinsdelen 305 |
betekenis-invariantie 91 |
betekenislagen van voorzetsels 234, 235 |
betekenisleer 298 e.v. |
betekenisoverdracht 304 |
betekeniswijziging 303 |
betrekkelijk bijwoord 227 |
betrekkelijk voornaamwoord 101, 123, 223 e.v.
- met ingesloten antecedent 102, 123, 224 |
betrekkelijk voornaamwoordelijk bijwoord 123, 232 |
bevelende zin 309 |
bevestigende zin 309 |
bezittend voorwerp 115 |
bindfoneem 153 |
bindingsklank in samenstellingen 254 |
Blok, W. 197 |
blijven (koppelwerkwoord) 191
- (zelfstandig werkwoord) 191 |
boomdiagram 69 e.v., 79 |
Bos, Mevr. G.F. 107 |
breukgetal 174 |
buigings-e 165, 168 |
buigings-s 165 |
BV 32 |
bijstelling 46
- als woordgroep 268 |
bijvoeglijke bepaling 44, 125 |
bijvoeglijke bijzin 122 e.v., 139 e.v.
beperkende - 47, 126, 127, 141 e.v., 284-285
uitbreidende - 47, 126, 127, 141 e.v., 284-285 |
bijvoeglijk naamwoord 163 e.v. |
bijvoeglijk naamwoordsgroep 272 |
bijwoord 226 e.v.
aanwijzend - 228
betrekkelijk - 228
onbepaald - 228
uitroepend - 59
voornaamwoordelijk - 232 e.v.
vragend - 228
- achterzetsel 237
- als deel van scheidbaar samengestelde werkw. 229
- als naamwoordelijk deel 229
- van causaliteit 227
- van hoedanigheid 227
- van modaliteit 227
- van plaats 227
- van tijd 227 |
bijwoordelijke bepaling 38 e.v.
zie ook onder bepaling |
bijwoordelijke bijzin 116 e.v.
- van beperking 120
- van doel 118
|
| |
| |
- van gevolg 118
- van graadaanduidend gevolg 120
- van middel 120
- van modaliteit 121
- van omstandigheid 120
- van oorzaak 118
- van plaats 118
- van reden 118
- van toegeving 120
- van tijd 118
- van vergelijking 121
- van verhouding 120
- van voorwaarde 120 |
bijwoord-morfeem 233 |
bijwoordsgroep 273 |
bijzin 99 e.v., 132 e.v.
beknopte - 104 e.v.
beperkende relatieve - 47, 125 e.v., 284-285
relatieve - 122 e.v.
uitbreidende relatieve - 47, 125 e.v., 284-285 |
bijzinswoordvolgorde 102 |
| |
C
‘case grammar’ 306 |
categoriaal lidwoord 213 |
categoriale regel 88 |
categorie-symbool 99 |
categorie
grammaticale - 87
lexicale - 87 |
causale bijzin 121 |
causatief werkwoord 183 |
Chomsky, N. 87 e.v., 306 |
collectivum 150 |
COMP 133 e.v. |
comparatie 163, 165
- van deelwoorden 202 |
comparativus 165 |
competence 9, 65 |
competence-model 86 |
complementaire antonymie 301 |
complement van maken 54
- van vinden 54 |
complementeerder 133 |
complementizer 133 |
complex symbol 88 |
component
basis - 87 e.v.
fonologische - 87, 92
semantische - 87, 92
syntactische - 87 e.v.
transformationele - 87 e.v. |
compositum 158
bahuvrihi - 159, 257 |
concessief voegwoord 242 |
concessieve bijzin 121 |
concluderend verband 95 |
concreet 85, 149 |
conditionalis 311 |
conditionele bijzin 121 |
conditionele lijdendvoorwerpszin 114 |
conditionele onderwerpszin 111 |
conjunctie 128, 240 e.v.
zie ook bij nevenschikking
consecutieve - 130
logische - 129
specificerende - 130 |
conjunctie-reductie 129
zie ook bij samentrekking |
conjunctivus 196 |
connotatie 302 |
connotatieve laag 303 |
consecutieve bijzin 121 |
consecutieve conjunctie 130 |
constatief taalgebruik 310 |
constituent 66, 68
maat - 26, 42
nominale - 66
verbale - 66
voorzetsel - 39, 70 |
constructie
absolute - 105 |
contradictie 92 |
contradictoire bewering 301 |
converse 31, 301 |
copulatieve samenstelling 169 |
corpus 8 |
correlatief 117 |
correlatief voegwoord 241 |
CS 88 |
cyclus
empirische - 67, 78
transformationele - 126 e.v. |
| |
D
dan (bijwoord) 227
- (ondersch. voegwoord) 245 |
dat (aanwijzend voornaamw.) 123, 246
- (betrekkelijk voornaamw.) 123, 246
- (grammatisch verbindend voegwoord) 109
- (onderschikkend voegwoord) 109, 115, 123, 124, 246 |
‘dative’ 306 |
deductie 67 |
deductieve methode 64, 67, 79 |
de-klasse 160 |
de-woord 161 |
deel
|
| |
| |
naamwoordelijk - 18-24
werkwoordelijk - 18-24 |
deelgrammatica 78 |
deelwoord 197, 202
pseudo - 20, 209, 212
tegenwoordig - 197, 202
verleden - 197, 202 |
deelwoordsgroep 273 |
deiktisch 162, 177 |
deiktische bepaling 270 |
deletie 80, 91 |
denominatief 203, 204 |
denotatie 302, 303 |
denotatieve laag 302 |
derivatie 253 |
descriptief 4 |
DET 68 |
determinatief 44 |
determinatieve bepaling 44 |
determinator 68 |
diachronie 299 |
dialect 2, 3 |
dieptestructuur 74
- van samenstellingen 256 e.v. |
diminutief 152, 155 |
diminutiefsuffix 155 |
diminutiefuitgang 155 |
diminutiefvalentie 178 |
diminutivum 152, 155 |
direct object 25, 30 |
directe rede 29, 102, 112 |
disjunctie 130 e.v.
exclusieve - 130
niet-exclusieve - 130
niet-uitsluitende - 130
uitsluitende - 130 |
doelstellingen van het grammatica-onderwijs 6 |
doorsnede van klassen 143 |
dus (bijwoord) 95, 96
- (voegwoord) 95, 96 |
dubbelzinnigheid 75, 140
zie ook ambiguïteit |
dubitatief 108 |
duratief aspect 185 |
| |
E
echt koppelwerkwoord 19, 184 |
een (indefinitum) 225
- (telwoord) 225 |
effiziertes Objekt 307 |
eigennaam 145, 150, 162
valentie van - 248 |
eindgroep 58, 61
werkwoordelijke - 192, 193 |
eindsymbool 88 |
elativus 166 |
ellips 12, 98, 106, 107, 122, 243 |
elliptisch 106 |
elliptische zin, zie: ellips |
empirische cyclus 67, 78 |
en (consecutief) 130, 132 |
endocentrische woordgroep 268, 282-283 |
enig 226 |
enkelvoudige zin 95 |
epitheton ornans 164, 165 |
er 230 e.v.
absoluut - 231
kwantitatief - 231
locaal - 230
repletief - 230
topisch - 230
- als persoonlijk voornaamw. 231 |
er-insertie 81 |
erlebte Rede 102, 103, 112 |
exclusieve disjunctie 130 e.v. |
exemplificatorisch 8 |
exocentrische samenstelling 256, 257 |
exocentrische woordgroep 268, 274, 282 |
extractie 294 |
extrapositie 134, 294 |
eufemisme 303 |
evaluatie-procedures 10 |
| |
F
factief predikaat 290 e.v. |
factief werkwoord 290 e.v |
‘factitive’ 306 |
falsifieerbaarheid 64, 65 |
feature 68, 302
semantisch - 90
syntactisch - 90 |
FEIT 290 e.v. |
fictionalis 197 |
Fillmore, Ch.J. 306, 307 |
finaal-interjectie 249 |
finale bijzin 121 |
flexiemorfeem 145 |
foneem 145, 146 |
fonetiek 5 |
fonetische representatie 87 |
fonologie 5 |
fonologische component 87, 92 |
formatief
lexicaal - 89 |
frequentatief werkwoord 183 |
functie 5
symboliserende - 1
- van zinsdelen 305 |
futurum 195 |
| |
| |
| |
G
gebiedende wijs 12, 196, 197
- van niet-actitieven 183 |
geen (als bijwoord) 226
- (als lidwoord) 225, 226
- (als telwoord) 225
- (als voornaamwoord) 226 |
Geest, W. de 290 |
geïmpliceerd object 28 |
geïmpliceerd onderwerp 49, 104, 105 |
geïmpliceerd subject 49, 104, 105 |
gekloofde zin 25, 26, 34 |
gekloofde-zinproef 26, 35 |
gelexicaliseerde samenstelling 255 |
generalisering 74 |
generaliserende kracht 81 |
generatief 65, 86 |
generatieve grammatica 10, 65 |
genitief-s 153 |
genus. 160, 161 |
gesteldheid, bepaling van 48 e.v. |
getalsonderwerp 14 |
getalsproef 13 |
gevoelswaarde 302, 303 |
gezegde 15 e.v.
identiteits - 23, 111
naamwoordelijk - 18-24
werkwoordelijk - 15 |
gezegdezin 111 |
graad van grammaticaliteit 90 |
grammatica 4, 8
generatieve - 10, 65
transformationeel-generatieve - 10, 86
universele - 4
verklarende - 4 |
grammatica-onderwijs 6 |
grammaticaal 84 |
grammaticale betekenis 144, 298 |
grammaticale categorie 87 |
grammaticale waarde 144, 298 |
grammaticaliteit, graad van 90 |
grammaticaliteitsoordeel 66 |
grammatisch onderwerp 230 |
grammatisch-verbindend voegwoord 100, 109, 115, 242 |
Groot, A.W. de 249, 267 |
| |
H
Haeringen, C.B. van 61, 198 |
handelingssubstantief 259 |
handelingswerkwoord 85 |
heen 233 |
helaas (bijwoord) 249
- (interjectie) 247 e.v. |
herhalend lijdend voorwerp 28, 62 |
herhalend onderwerp 14, 62 |
herhalingsconstructie 61 |
herschrijfregel 66 e.v. |
het (loos lijdend voorw.) 225
- (loos onderwerp) 225
- (onbepaald voornaamw.) 225
niet-expletief - 291 |
hetgeen 224 |
het + superlatief 215 |
het-klasse 160 |
het-woord 161 |
heuristiek 8 |
hoe ... des te 121, 243 |
hoe ... hoe 121 |
Hoek, Th. van den 290, 291 |
homofoon 300 |
homograaf 300 |
homoniem 144, 251, 300 |
homonymie 309
syntactische - 309
- van voorzetsels 235 |
hoofdvormen van het werkwoord 198 |
hoofdzin 99, 101 |
hoofdzinswoordschikking 103 |
hoofdtelwoord 174 e.v. |
Hoogvliet, J.M. 229 |
horen 113 |
hulpwerkwoord 185 e.v.
- van aspect 185
- van causaliteit 190
- van de lijdende vorm 186
- van modaliteit 20, 187
- van omschrijving 191
- van tijd 185 |
hun (als subjectsvorm) 219 |
hyponiem 302 |
hyponymie 302 |
hypothese 67, 78 |
| |
I
identificatie
bepaling van - 270 |
identiteitsgezegde 23, 111 |
idiomatische samenstelling 255 |
idiomatisering
- van samenstellingen 255 |
immutatief 182, 183 |
imperatief 12, 197 |
imperatieve samenstelling 207 |
imperativus 197 |
imperfectum 195 |
improduktief 151 |
inchoatief
- aspect 185
|
| |
| |
- werkwoord 183, 204 |
indeclinabel 148 |
indeclinabel bijwoord 227 |
indefiniet pronomen 225 e.v. |
index
- voor identiteit 140
- voor zinstypen 309 |
indicativus 196 |
indirect gebruik v.h. adjectief 164 |
indirect object 30, 33 |
individualiserende waarde 168 |
inductie 8, 67 |
inductieve taalbeschouwing 64, 78, 79 |
infinitief 196
korte - 192
lange - 192
- als bepaling van gesteldheid 275
- als imperatief 212
- bij verba sentiendi 289 |
infinitiefgroep 275 |
infinitivus 196 |
ingebedde zin 132 e.v. |
ingekorte samenstelling 159 |
initiaal-interjectie 249 |
insertie
lexicale - 89 |
‘instrumental’ 306 |
interjectie 57, 247 e.v.
klanknabootsende - 57 |
interne bijwoordelijke bepaling 39, 43 |
interpretatie
semantische - 87 |
intonatie 5, 47 |
intransitief
- werkwoord 29, 182 |
intuïtie 65 |
inversie 58, 95 |
isoglosse 3 |
iteratief
- werkwoord 183 |
| |
J
ja/nee-vraag 59 |
Jespersen, O. 3 |
je
includerend - 217 |
| |
K
kern
substantivische - 46, 49
- van een woordgroep 269 |
Kiparsky, P. and C. 290 |
klanknabootsende interjectie 57 |
klanknabootsing 57, 247 |
klasse-inclusie 143 |
Klooster, W.G. 54, 308 |
Kooij, J.G. 309 |
koppelwerkwoord 18, 19, 20, 22, 184, 185, 190
‘echt’ - 19, 184 |
Kraak, A. 280, 309 |
kunnen (hulpwerkwoord) 187
- modaal-transitief 187
- ambiguïteit van - 288 |
kwantitatieve bepaling 270 |
| |
L
labeled bracketing 74 e.v., 141 |
‘langue’ 299 |
laten 187, 189, 190 |
Lees, R. 254, 255, 262 |
letterwoord 160, 263 |
levend 85 |
Levi, Judith 263 e.v. |
lexicaal formatief 88 |
lexicale
- betekenis 144, 251, 298
- categorie 88
- insertie 88, 90
- insertieregel 88 |
lexicografie 4 |
lexicon 84 e.v., 252 |
lidwoord 212 e.v.
bepaald - 212
categoriaal - 213
generiek - 213
exclamatief - 214
onbepaald - 212
als nulteken 213 |
lineaire methode 279, 280 |
linguistic competence 9, 86 |
linkswaartse verplaatsing 294 |
locale betekenislaag 234, 235 |
‘locative’ 306 |
logische conjunctie 129 |
logisch verbindend voegwoord 100, 242 |
loos lijdend voorwerp 27 |
loos onderwerp 13 |
Lubbe, H.F.A. van der 267, 268, 269, 270, 276, 279 |
Luif, J.H.J. 54 |
LV 25 |
lijdend voorwerp 25 e.v.
herhalend - 28, 62
loos - 27
voorlopig - 27 |
lijdend voorwerpszin 112 e.v. |
lijdende vorm 28, 182
|
| |
| |
onechte - 183 |
lijken (koppelwerkwoord) 191
- (zelfstandig werkwoord) 191 |
| |
M
maatconstituent 26, 42 |
maken
complement van - 54 |
marker
Phrase - 88 |
‘marker’
- voor zinstypen 309 |
matrix 90 |
matrix-zin 132 |
meaning preserving 91, 93 |
mededelende zin 103 |
meervoud
koninklijk - 218 |
meervoudsvalentie 151 |
meervoudsvorming
afwijkende - 152 |
meewerkend voorwerp 30 e.v. |
meewerkend voorwerpszin 115 |
melodisch verschijnsel 5 |
men 217, 225 |
menselijk 85 |
metafoor 304 |
metafora 304 |
metaforische samenstelling 255 |
metonymia 164, 304 |
middengroep 59 e.v. |
modaal werkwoord 186 e.v. |
modale bepaling 43 |
modaliteit 20, 186 e.v., 196, 310
bepaling van - 39, 43
hulpwerkwoord van - 20, 186 e.v. |
model 93
competence - 86
performance - 86 |
modus 196, 197 |
mogen (hulpwerkwoord) 188 e.v.
- (zelfstandig werkwoord) 189 |
morfeem 144, 145 |
morfologie 5 |
morfologische valentie 145 |
mutatief 182 |
MV 30 |
| |
N
N 68 |
naamgeving
- bij samenstellingen 262 |
naamwoordelijk deel 18 |
naamwoordelijk gezegde 18 e.v. |
nabepaling 44, 45, 269
primaire - 270
- van specificatie 270 |
NC 66 e.v.
- als woordgroep 282 |
NEG-verplaatsing 291 |
nevenschikkend verband 95 |
nevenschikkend voegwoord 95, 240, 241, 242 |
nevenschikking 95 e.v., 108, 128
zie ook bij: conjunctie
- van interjecties 248 |
neutrum 160 |
niet-dimensionale betekenislaag 234, 235 |
niet-expletief het 291 |
niet-factief predikaat 292 |
niet-individualiserend 167 |
nomen 68
- actionis 259, 261
- agentis 260, 261, 286 |
nominale constituent 66 e.v. |
nominale vorm 19 |
nominalisatietransformatie 91 |
nominaliseren 21 |
nominalisering van het ww. 28, 259 |
nominaliseringstransformatie 91 |
noodzakelijk wederkerend 184 |
normatief 4 |
Noun Phrase 66 |
NP 66 |
nulteken 213, 283 |
numerale 174 e.v. |
| |
O
obligatoir 92 |
object
direct - 25 e.v.
geïmpliceerd - 28, 181
indirect - 30 e.v.
resultatief - 307 |
‘objective’ 306 |
objectsrelatie 221
bij van 287 |
objectsvorm
- van het pronomen 216, 217 |
of (balansschikking) 107, 110
- (correlatief voegw.) 245
- (dubitatief) 109
- (grammatisch-verbindend voegw.) 109, 115
- (nevenschikkend voegwoord) 108, 130, 245
- (onderschikkend voegwoord) 108, 242, 245 |
om (weglaatbaar) 119
- (onweglaatbaar) 119 |
| |
| |
omsluitende groep 272 |
onbepaald bijwoord 227 |
onbepaald voornaamwoord 225 e.v. |
onbepaald voornaamwoordelijk bijwoord 233 |
onbepaalde wijs 196, 197 |
OND 13, 14 |
onderschikkend voegwoord 108, 242, 243 |
onderschikkend zinsverband 100 |
onderschikking 99, 108 |
onderwerp 13-15
geïmpliceerd - 105
getals - 14
grammatisch - 231
herhalend - 14, 62
loos - 13
plaats - 14 |
onderwerpszin 109 e.v. |
ondoordringbaarheid van woordgroepen 60 |
ondoordringbaarheid v.d. werkwoordelijke eindgroep 192 |
onechte lijdende vorm 183, 231 |
ongrammaticaal 84 |
onomatopee 57 |
onovergankelijk 29, 182 |
onvoltooid tegenwoordige tijd 195 |
onvoltooid tegenwoordig toekomende tijd 195 |
onvoltooid verleden tijd 195 |
onvoltooid verleden toekomende tijd 195 |
onzijdig 160 |
ook 129 |
oordeelspartikel 186, 228, 270 |
oorzakelijk verband 95 |
oorzakelijk voorwerp 34, 36, 116 |
opdat 119 |
oppervlaktestruktuur 74 |
optatief 196, 311 |
optionele transformatie 92 |
ordening van regels 77 |
ornatief werkwoord 157, 203 |
o.t.t. 195 |
o.t.t.t 195 |
overgankelijk 181 |
overtreffende trap 165 |
o.v.t. 195 |
o.v.t.t. 195 |
| |
P
Paardekooper, P.C. 14, 59, 237, 239, 277, 278 |
paradigma 277 |
paradigmatiek 277 |
pars pro toto 304 |
participium 197, 202
- perfecti 202
- praesentis 202
- praeverbale 209 |
passieftransformatie 91 |
passieve door-bepaling 40 |
passivum 182 |
patroon 278 |
patroondeel 278 |
perfectum 195 |
performatief 310 |
performance 65, 86 |
performance-model 86 |
perifrastische genitief 226 |
permutatie 91 |
permutatiegroep 281 |
permutatie-transformatie 80 |
personificatie 304 |
persoon
aangesproken - 56 |
persoonsvorm 11, 196
- op de eerste plaats 59, 60
- op de tweede plaats 59, 60 |
persoonlijk voornaamwoordelijk bijwoord 232 |
Phrase marker 88 |
Phrase
Noun - 66
Verb - 66 |
plaatsonderwerp 14, 102, 231 |
plaatsvastheid 58 |
pleonasme 165 |
pluralis
- majestatis 219
- modestiae 218 |
plurale tantum 153 |
plusquamperfectum 195 |
P-marker 88 |
polysemie 300 |
positivus 165 |
possessieve samenstelling 159, 256 |
postadverbium 272 |
postgenitief 272 |
postjectie 249 |
postpositie van adjectief 171, 172 |
potentialis 311 |
PP 70 |
PP over V 134 e.v. |
praejectie 249 |
praeteritum 198 |
predikaat 15 |
predikaatscomplement 288 |
predikatief 170, 172 |
predikatieve toevoeging 48, 50, 51, 52, 104, 293
vrije - 52, 53 |
prefigering 168 |
| |
| |
prefix 146 |
pregnante betekenis 153 |
Prep 70 |
prepositie 234 e.v. |
prepositieconstituent 70 |
Prepositional Phrase 70 |
Pres. 68 |
prescriptief 4 |
presens 194 |
presuppositie 310, 311 |
primaire voorbepaling 269 |
primaire vormen (van het werkwoord) 198 |
privatief 203 |
produktief 153 |
produktiviteit 148 |
pronomen 216 e.v.
bijvoeglijk - 216
reflexief - 18
wederkerig - 220
zelfstandig - 216
- demonstrativum 222
- indefinitum 225
- interrogativum 224
- personale 216
- possessivum 221
- relativum 223 |
pro-nominaal 216 |
pronominale aanduiding 161 |
pseudo-deelwoord 21, 209, 212 |
pseudo-transitief 29, 181 |
pv 11-12 |
| |
R
raken (als koppelwerkwoord) 19, 20, 184, 185 |
rangtelwoord 174 e.v.
bepaald - 175
onbepaald - 175 |
rechte woordschikking 103 |
rechtswaartse verplaatsing 294 |
recursiviteit 132 |
redengevend verband 95 |
reduplicatie 248 |
reflexief pronomen 18 |
reflexief werkwoord 183, 184 |
reflexivum 220 |
Reichling, A.J.B.N. 7, 251, 279 |
relatief pronomen 123, 223 e.v. |
relatieve bijzin 139 e.v. |
relatieve termen 301 |
relevant kenmerk 86 |
repletief 231 |
representatie
fonetische - 87 |
resultatief object 307 |
resultatieve werkwoordsbepaling 51, 52, 53, 293 |
Roose, H. 270 |
Royen, G. 238 |
| |
S
S 66 |
samengesteld adjectief 169 |
samengestelde zin 95 e.v. |
samenkoppeling 158, 159, 170 |
samenstellende afleiding 160 |
samenstelling 145, 158, 256 e.v.
copulatieve - 169
exocentrische - 258
gelexicaliseerde - 255
idiomatische - 255
imperatieve - 208
ingekorte - 159
metaforische - 255
nominale - 256 e.v.
onscheidbare - 205
possessieve - 159, 256
scheidbare - 205 |
samentrekking 97, 106, 128, 171
zie ook bij: conjunctie-reductie
- in de bijzin 121 |
Saussure, F. de 299 |
scheidbaarheid van voornaamw. bijwoord 233 |
schijnen (koppelwerkwoord) 192
- (zelfstandig werkwoord) 192 |
secundaire voorbepaling 270 |
secundaire vormen (van het werkwoord) 198 |
sedert (bijwoord) 147
- (voegwoord) 147
- (voorzetsel) 147 |
sekse 161 |
selectieregel 88 |
selectierestrictie 86, 252 |
semantiek 298 e.v. |
semantische component 87 |
semantische dubbelzinnigheid 309 |
semantische feature 90 |
semantische interpretatie 87 |
Sentence 66 |
singulare tantum 153 |
soortnaam 85, 150 |
SOV-taal 76, 77, 134 |
specificatie
(na)bepaling van - 270 |
specificerende conjunctie 130 |
Staal, J.F. 85 |
stam (van werkwoord) 181 |
| |
| |
stammorfeem 145, 146 |
Standaardtheorie 86 e.v. |
stellende trap 165 |
stofadjectief 163, 164, 172 |
stofnaam 150 |
strikte subcategorisatieregel 87 |
structuralisme 8, 9, 10 |
structurele taalkunde 8, 9 |
structuur
diepte - 74
oppervlakte - 74 |
subcategorisatieregel, strikte 88 |
subject 13, 15
geïmpliceerd - 49, 105
topisch - 229 |
subjectsrelatie 221
- bij van 287 |
subjectsvorm
- van het pronomen 216, 217 |
substantivering 168 |
substantivische kern 46, 48 |
substantivum 149 e.v. |
suffigering 169 |
suffix 146
produktief - 153 |
superlativus 165 |
SVO-taal 76, 77, 134 |
symbol
complex - 89 |
synchronie 299 |
synoniem 144, 300, 301 |
synonymie 301 |
syntactische component 87 |
syntactisch feature 88 |
syntactische homonymie 309 |
syntactische valentie 145 |
syntagma 277 |
syntagmatiek 277 |
syntaxis 4, 5 |
synthetische bewering 301 |
systematiek 1 |
| |
T
taal 1, 2 |
taaldaad 32, 310 |
taalgebruik
constatief - 310
performatief - 310 |
taalgemeenschap 2 |
taalkunde
structurele - 8, 9 |
taalonderwijs 7 |
taalteken 1 |
taaluiting
zelfstandige - 56, 57 |
taboe 303 |
tangconstructie 61 |
taxonomie 9 |
taxonomisch 10 |
te (voorzetsel) 237 |
tegenstellend verband 95 |
tegenwoordige tijd 195 |
telbaar 89 |
telwoord 174 e.v.
bepaald - 174
onbepaald - 174 |
telwoordsgroep 271 |
temporele betekenislaag van voorzetsels 234, 235 |
tempus 195, 196 |
terugwijzend voornaamwoord 222 |
tertiaire voorbepaling 270 |
TGG 86 |
t.g. grammatica 9, 86 |
theorie
standaard - 86 e.v. |
toekomende tijd 196 |
toen (bijwoord) 245
- (onderschikkend voegwoord) 245 |
toevallig wederkerend 178 |
toevoeging
predikatieve - 48, 50, 104
vrije predikatieve - 52, 53 |
topicalisatie 134 e.v. |
topisch subject 231 |
totum pro parte 304 |
traditionele zinsontleding 8, 11 |
transformatie 67 e.v.
agreement - 72 e.v., 136 e.v.
optionele - 92
verplichte - 92
deletie - 80
er-insertie - 81
extrapositie - 134, 294
PP over V - 134 e.v.
passief - 91
permutatie - 83
topicalisatie - 72 e.v.
V-plaatsing - 74 e.v., 133 e.v.
vraagwoordverplaatsing - 73
Wh-movement - 73 e.v.
woordvolgorde (meew.voorw.) - 80 |
transformationeel 86 |
transformationeel-generatieve grammatica 9, 86 |
transformationele component 87 |
transitief werkwoord 28, 181
pseudo- - 28, 181 |
transpositie 147, 168, 169 |
trappen van vergelijking 165 |
tussenwerpsel 57, 247 e.v. |
tijd (tempus) 195, 196 |
| |
| |
| |
U
Uhlenbeck, E.M. 280 |
uitbreidende bijvoeglijke bijzin 47, 126, 139, 284-285 |
uitdrukking
werkwoordelijke- - 16, 26, 36, 181 |
uiting
t.o. zin 308 |
uitloop 62, 98 |
uitroepend bijwoord 59 |
uitroepend voornaamwoord 224 |
uitroepende zin 59, 101, 309 |
uitsluitende disjunctie 130, 131 |
universele grammatica 4 |
| |
V
V 66 |
valentie
morfologische - 145 e.v.
syntactische - 145 e.v. |
van (voorzetsel) 235
ambiguïteit bij interpretatie van - 287 |
vandaan 233 |
VC 66 |
Verb Phrase 66 |
verbale constituent 66 |
verband
aaneenschakelend - 95
concluderend - 95
nevenschikkend - 95
oorzakelijk - 95
redengevend - 95
tegenstellend - 95 |
verbindbaarheid 145 |
verbum 180 e.v.
zie ook: werkwoord
- dicendi 29
- sentiendi 289, 292 |
vergelijking
trappen van - 165, 166 |
vergrotende trap - 165 |
verifieerbaarheid 64, 67 |
verklarende grammatica 4 |
verkleiningsuitgang 155 |
verkleinwoord 155, 156 |
Verkuyl, H.J. 54 |
verleden tijd 194 |
verplaatsing
linkswaartse - 294
rechtswaartse - 294 |
verteltempus 196 |
verzamelnaam 150 |
vinden 54, 113
complement van - 54 |
vocatief 163 |
voegwoord 240 e.v.
concessief - 242
correlatief - 241
grammatisch verbindend - 98, 242
logisch verbindend - 98, 242
nevenschikkend - 95, 240
onderschikkend - 108, 242
- van gesteldheid 50
- van vergelijking 50, 242 |
voegwoordgroep 274 |
voelen 113 |
volksetymologie 305 |
voltooide tijd 186, 195 |
voltooid tegenwoordige tijd 195 |
voltooid tegenwoordig toekomende tijd 195 |
voltooid verleden tijd 195 |
voltooid verleden toekomende tijd 195 |
voorbepaling 44
primaire - 269
secundaire - 270
tertiaire - 270 |
voorkomen (koppelwerkwoord) 192
- (zelfstandig werkwoord) 192 |
voorlopig lijdend voorwerp 27 |
voorlopig onderwerp 14 |
voorlopig voorzetselvoorwerp 35 |
voornaamwoord 216 e.v.
aanwijzend - 22
bepalingaankondigend - 222
betrekkelijk - 223
betrekkelijk - met ingesloten antecedent 102, 224
bezittelijk - 221
onbepaald - 225
persoonlijk - 216
terugwijzend - 221
uitroepend - 225
vragend - 224
wederkerend - 18, 183, 220
wederkerig - 220 |
voornaamwoordelijk bijwoord 115, 232-234 |
voornaamwoordsgroep 271 |
voorvoegsel 146
- bij werkwoorden 205 |
voorwerp
belanghebbend - 33
meewerkend - 30
lijdend - 25
oorzakelijk - 37
voorzetsel - 34 |
voorwerpsnaam 150 |
voorzetsel 234 e.v.
- of bijwoord 236 |
voorzetsel-achterzetsel 237, 238 |
voorzetselconstituent 42 |
| |
| |
voorzetselgroep 274 |
voorzetsel-uitdrukking 239 |
voorzetselvoorwerp 34 e.v. |
voorzetselvoorwerpzin 115 |
vorm
bedrijvende - 28
lijdende - 28, 195 |
vormleer 4 |
VP 66 |
V-plaatsing 74, 76, 133 e.v. |
vraag 58
afhankelijke - 109 |
vraagwoordverplaatsing 73 |
vraagwoordvraag 58 |
vraagzin 58, 102, 309 |
vragend bijwoord 227 |
vragend voornaamwoord 224 |
vragend voornaamwoordelijk bijwoord 232 |
vragende zin 58, 102, 309 |
vrije bepaling 269, 270 |
vrije predikatieve toevoeging 53, 54 |
v.t.t. 195 |
v.t.t.t. 195 |
v.v.t. 195 |
v.v.t.t. 195 |
| |
W
wat (relativum) 223 |
wat ook maar 226 |
wederkerend voornaamwoord 18, 184, 220 |
wederkerend werkwoord 183 |
wederkerig voornaamwoord 220 |
wederkerigheid 129 |
werkwoord 16, 180 e.v.
actie- - 86
actitief - 182
causatief - 183
denominatief - 203, 204
factief - 292
frequentatief - 183
gewaarwordings - 112
handelings - 86
immutatief - 182
inchoatief - 183
intransitief - 181
iteratief - 183
koppel - 18, 19, 20, 184
van ‘menen’ - 113
modaal - 187 e.v.
mutatief - 182
niet-zelfstandig - 181
noodzakelijk wederkerend - 184
onovergankelijk - 181
onpersoonlijk - 183
onregelmatig - 198 e.v.
onscheidbaar - 205 e.v.
ornatief - 157, 203
overgankelijk - 181
persoonlijk - 181
privatief - 203
pseudo-transitief - 181, 183
reflexief - 184
scheidbaar - 207
toevallig wederkerend - 184
transitief - 181
wederkerend - 184
zelfstandig - 21, 181
zeg - 29, 113
nominale vorm van het - 19
nominalisering van het - 28 |
werkwoordelijk deel 18 |
werkwoordelijk gezegde 15 e.v. |
werkwoordelijke uitdrukking 16, 26, 181 |
werkwoordsbepaling
resultatieve - 50, 51, 293 |
werkwoordsgroep 274 |
Weijnen, A. 234 |
Wh-movement (cyclisch) 137 |
wie ook maar 226 |
wisselvorm 197
zie ook allomorf |
woord
betekenis van het - 144
definitie van het - 144, 146
- in de t.g. theorie 250 |
woordbetekenis 144, 300 |
woordgroep
definitie van de - 267
endocentrische - 268, 282
exocentrische - 268, 274, 282
nevenschikkende - 268
niet-predicerende - 268
omsluitende - 272
onderschikkende - 268
predicerende - 268
in de t.g. grammatica - 282-293 |
woordgroepsleer 9, 266-281 |
woordleer 4, 144 e.v. |
woordschikking
rechte - 103, 107 |
woordsoort 145, 146 |
woordvolgorde 5, 58, 63, 102
- in de bijzin 102 |
woordvorming 145 |
worden (hulpwerkw. van de lijdende vorm) 191
- (koppelwerkwoord) 191
- (zelfstandig werkwoord) 191 |
wijs
aantonende - 196
|
| |
| |
aanvoegende - 196
gebiedende - 196
onbepaalde - 196 |
wijze van het werkwoord 196 |
| |
| |
Z
zeg-werkwoord 29 |
zelf 222 |
zelfnoemfunctie 147 |
zelfstandig naamwoord 149 e.v. |
zelfstandig naamwoordsgroep 269 |
zelfstandige taaluiting 56, 57 |
zelfstandig werkwoord 21, 181 |
zien 113 |
zin 5, 11, 66
beknopte - 104
bevelende - 309
bevestigende - 309
enkelvoudige - 95
gekloofde - 25, 26
mededelende - 103
samengestelde - 95 e.v.
uitroepende - 59, 100, 309
vragende - 58, 101, 309
- in twee betekenissen 11
- tegenover uiting 308
- zonder onderwerp 15
- zonder persoonsvorm 12 |
zinloos 85 |
zinvol 85 |
zinsbetekenis 307 e.v. |
zinsdeel 5
betekenis van - 305 |
zinsdeelzin 104, 132 |
zinsinhoud 307 e.v. |
zinsintonatie 310 |
zinsleer 4 |
zinsontleding
traditionele - 8, 11 |
zinsvalentie 202, 248 |
zinsverband
onderschikkend - 100 |
zware vorm van pronomina 221 |
zijn (hulpwerkwoord v.d. lijdende vorm) 191
- (hulpwerkwoord van aspect) 191
- (hulpwerkwoord van tijd) 191
- (koppelwerkwoord) 191
- (zelfstandig werkwoord) 191 |
zijn
aan 't + infinitief 186
- te + infinitief 187 |
|
|